Leesfragment: Eigentijds idealisme

27 november 2015 , door Gabriël van den Brink

9 december wordt in Spui25 Eigentijds idealisme, door Gabriël van den Brink, gepresenteerd. Vanavond kunt u al een hoofdstuk lezen uit het boek.

Nederlanders zijn in de greep van toenemend egoïsme en verloedering, zo wordt vaak gezegd. Eigentijds idealisme: Een afrekening met het cynisme in Nederland laat echter zien dat veel mensen hoge idealen nastreven. Spirituele motieven, geestelijke waarden en morele beginselen zijn nog altijd van belang. Doordat veel politici en media een cynisch mensbeeld aanhangen, wordt dit maatschappelijk idealisme te vaak miskend.

Dit boek toont aan dat Nederlanders – vergeleken met inwoners van andere landen − in het vormgeven aan hun geestelijk engagement vooroplopen. Dat geeft niet alleen een ander beeld dan gebruikelijk, het biedt ook hoop aan allen die het gangbare cynisme afwijzen. Gabriël van den Brink verwerpt de theorie dat modernisering van de samenleving onvermijdelijk leidt tot een vorm van secularisatie en pleit voor het opnieuw uitvinden van de civil society. Daarmee sluit hij aan bij een pleidooi dat ook in het buitenland te horen is.

Armand Lavèn

“Ik laat mensen zien hoe je het onmogelijke kunt bereiken”

Leeftijd: 39 jaar
Burgerlijke stand: getrouwd
Kinderen: 2
Beroep: verandermanagement bij groot adviesbureau
Religie: geen
Politieke kleur: wisselend, liberaal/CDA

Na een lang ziektebed overlijdt Armands moeder in het voorjaar van 2009 aan kanker. Hij is dan al druk doende met de voorbereidingen voor de Alpe d’HuZes, een sponsorevenement waarbij geld wordt opgehaald voor het Kankerfonds (kwf) door zo vaak mogelijk de Alpe d’Huez op te fietsen of te lopen. Op zijn weblog beschrijft Armand uitgebreid hoe hij de kracht vond om vlak na de dood van zijn moeder vijf keer de Alpe d’Huez op te lopen en hoe hij vervolgens uitgroeide tot een van de ambassadeurs van deze jaarlijkse sponsorloop.

Duizendpoot

Met zijn stoppeltjeshaar, harde stem en krachtige uitstraling ziet hij eruit als iemand die door muren heengaat. Een echte ijzervreter. Voordat zijn moeder overleed, was hij een typische duizendpoot, die van hot naar her reed. Afgelopen jaar is hij het een stuk rustiger aan gaan doen: “Dan moet je echt denken aan een factor tien. Daarvóór zag mijn dag er anders uit. Ik was dan bijvoorbeeld om kwart over zes bij een klant in Zaandam, had om elf uur een stuurgroep in Apeldoorn, was rond tweeën even bij mijn ouders in Papendrecht en aan het eind van de dag weer even op kantoor in Breda. Dan haalde ik de kinderen op, at snel en liep naar het zwembad. Zeven kilometer lopen, een uurtje zwemmen en weer teruglopen. Op het laatst had ik voortdurend een oortje in en voerde ik zelfs tijdens het hardlopen overleg met mijn collega’s.”
Na zijn moeders overlijden stortte hij in en legde hij tijdelijk zijn werk stil. In de therapiesessies die volgden, ging hij beseffen dat hij zijn leven anders moest inrichten. Sindsdien probeert hij zoveel mogelijk leuke of zinnige dingen te doen en maakt hij alles veel bewuster mee. Terugkijkend begrijpt hij zijn vroegere bestaan ook niet meer: “Nu ga ik de natuur in en is mijn training geslaagd als ik een buizerd of een hert zie.” Behalve dat hij bewuster leeft, krijgen begrippen als wederzijds respect en begrip steeds meer betekenis voor hem: “Ik probeer nu bewust niet vooringenomen of bevooroordeeldheid te zijn.” Zijn omgeving reageert positief op zijn nieuwe houding.

Magische plekken

Armand benadrukt dat hij graag met beide benen op de grond staat en wars is van zweverigheid. Met enige schroom vertelt hij desondanks dat er plekken zijn die op hem een bijzondere aantrekkingskracht hebben. De Alpe d’Huez is zo’n plek. Dat heeft deels te maken met de ambiance die het evenement kenmerkt. Maar met die plek had hij daarvoor ook al een speciale band. In zijn tuin hangt dan ook het bord ‘Alpe d’Huez rechtsaf’, dat hij een keer gestolen heeft. Al op zijn zeventiende fietste hij die berg op en hij is er ook verschillende keren met vrienden geweest: “Op de een of andere manier heb ik iets met die berg. Het broeit al die tijd al.” Daarom was het voor hem een logische stap om teamleider te worden van de Alpe d’HuZes hardlopers.
Een andere keer dat hij zoiets meemaakte was met een kerkje uit de twaalfde eeuw in Zuid-Frankrijk. “Ik voelde dat ik daarheen moest. Waarom weet ik nog steeds niet. Ik ben absoluut niet iemand die kerken inloopt. Ja, soms om te kijken. Maar toen had ik echt iets van ‘Ik moet hierheen’.” In dat kerkje zette Armand zijn levensmissie op papier: “Toen ik dat kerkje binnenkwam, wist ik ineens wat mijn missie was. Dat stond binnen een half uur op papier. Ik heb daarna maar twee woordjes aangepast en sindsdien staat die missie als een huis.”

Missie

Het werken aan en vervullen van dromen is volgens Armand een kwestie van erin geloven. Hij heeft de schurft aan de het-zal-wel-lukken-mentaliteit. Hij vertelt hoe hij als tiener al aangaf dat hij Nederlands kampioen zou worden met zwemmen. “Dat zegt iets over de manier waarop je daarmee bezig bent. Die kampioensrace had ik in mijn hoofd al tweehonderd keer gewonnen. Het was gewoon een kwestie van uitvoeren. Als je een verlangen hebt, dan moet je ernaar leven om dat te gaan bereiken.” De Alpe d’HuZes bereidde hij dan ook voor als een wk. Voordat hij de vijfde keer omhoog ging, zocht hij met zorg zijn schoenen uit en concentreerde hij zich. Zelfverzekerd zette hij het vijfde streepje op zijn been: “Het komt helemaal niet bij me op dat ik het ook wel eens niet zou kunnen halen. Het is zo, dus dan doe ik het gewoon. Met het verlangen, de visualisatie ervan, is het eigenlijk al een feit. Ik merk dat de energie dan vanzelf in me gaat stromen.”

Herdershond

In de toekomst ziet hij zichzelf als een herdershond die mensen helpt om hun dromen waar te maken. Het is zijn missie is om anderen te laten zien hoe ze hun energie op een juiste manier kunnen gebruiken: “Het hebben, het beleven en het beheersen van kracht. En het geven van die kracht aan mezelf en aan anderen om te groeien. Dat is het belangrijkste. Ik wil gewoon blije gezichten zien. Dat kost mij helemaal geen energie. Sterker nog, het geeft mij energie en ook een soort rust.” Armand legt uit dat mensen tot ongekende prestaties in staat zijn als ze in hun kracht staan en helemaal in balans zijn: “Veel mensen zien dat als prestatiedrang, maar ik niet. Het gaat mij niet om de prestatie en ook niet om de hoeveelheid geld die wij ophalen. Ik roep altijd dat ik vier keer die berg op ben gegaan voor mijn moeder en de vijfde keer om de mensheid te laten zien dat het onmogelijke toch mogelijk is.”

Belangrijke waarden

Armand weet precies te vertellen wat zijn belangrijkste waarden zijn. Het zijn er tien. Zijn missie is daaruit afgeleid. Het is een soort waardetabel. Aan de hand daarvan maakt hij nu ook keuzes. Op nummer één staat liefde. Op twee staat vrijheid. Daaronder valt ook verantwoordelijkheid. Zijn derde waarde is onafhankelijkheid. Dan komt passie: “Dat is heel belangrijk voor mij. Ik ben een gepassioneerd persoon. Als het mij niet raakt om iets te doen, dan ga ik op halve kracht. En kracht is mijn vijfde waarde. Tomeloze levensenergie. Die probeer ik nu om te zetten in kracht door rust uit te stralen. Soms zit ik in een meeting en dan zeg ik niks, maar dan voelen ze opeens dat ik er ben. Dan heb je toch invloed. Deze eigenschap ontwikkelt zich met de dag meer. Het is een groeiproces.” Integriteit en beloften nakomen is zijn zesde waarde. Op zeven staat vitaliteit: “Dat ik in het bezit ben van een gezonde geest in een vitaal lichaam. Ik ben in balans, integraal, congruent en synergetisch.” Op acht staat “groeien”. Daarna komen openheid en eerlijkheid. En zijn tiende waarde is onbaatzuchtigheid.
Verbeterpunten ziet hij echter ook: “Mijn vijfde waarde is bijvoorbeeld kracht en de zesde is integriteit. Dus ik neem verantwoordelijkheid en kom mijn beloften na, want anders heeft een ander geen vertrouwen in je. Maar kracht staat daar nog boven. Dus als er geen tijd is om het einddoel op een nette manier te bereiken, dan zet ik de integriteit even opzij. Dan geef ik vol gas en praat dat later wel weer recht. Soms kun je zo door heel grote muren heen breken. Dus daaraan zou ik nog kunnen werken. Of niet natuurlijk. Ik ben me er nu in ieder geval van bewust en probeer van tevoren al compromissen te sluiten.”

Sponsoren

Geld storten voor Haïti of andere rampen doet Armand omdat de slachtoffers elk steuntje in de rug kunnen gebruiken: “In dat opzicht ben ik een traditionele Nederlander. Maar eigenlijk vind ik het nutteloos. Ik vind dat je zoiets in levenden lijve zou moeten doen. Bij een ramp storten veel Nederlanders geld en daarmee is het klaar. Maar dan ben je er nog niet. Je moet die mensen eigenlijk gaan helpen.” De vrijwillige activiteiten voor Alpe d’HuZes geven hem veel voldoening: “Het is een groter geheel, een hoger doel dat je nastreeft. Je bent met een hele groep mensen die zich er allemaal van bewust zijn dat het leven niet vanzelfsprekend is. Die hebben allemaal iets meegemaakt. In dit geval een ernstige ziekte, van henzelf of van een dierbare. Alpe d’HuZes is niks anders dan passie voor het leven. Het betekent ook dat je écht iets voor een ander doet. De organisatie heeft gezegd dat kanker in 2020 een chronische ziekte moet zijn geworden. Dat klinkt onmogelijk, dus dat staat mij wel aan. Dat zit in mij. Bizarre doelstellingen. Dat had ik vroeger als kind al. Ik ben niet iemand die aan een ziekenhuisbed gaat staan om voor iemand te zorgen.”

Persoonlijke grootsheid

Armand bekent dat hij altijd een sterke aversie heeft gehad tegen spiritualiteit en niet-aardse zaken. Inmiddels denkt hij toch dat er iets hogers is: “Ik ben niet gelovig, maar ik denk wel dat er een centrale bron bestaat. Iets groters waar je energie uit kan halen. Ik noem het ‘de Ene’. Hoe ik het echt moet omschrijven weet ik niet. Er hangt iets omheen. De een noemt het God, de ander Allah. Nou, ik geloof nergens in. Ik geloof in persoonlijke grootsheid. Ik geloof dat er heel veel kracht in mensen zit. Kijk naar mensen die nog nooit gefietst hebben. Die fietsen tijdens de Alpe d’HuZes zes keer omhoog, terwijl ze een dag later nog geen twintig kilometer kunnen fietsen. Maar tijdens het evenement houden ze het vol. Volgens mij komt dat omdat we maar zo’n klein stukje van onze energie gebruiken. Er zit overal energie en iedereen reageert op energie. Er moet iets centraals zijn. Iets hogers dat je raakt.”

4 Onbaatzuchtig handelen

Het portret van Armand is een typisch voorbeeld van een eigentijdse invulling van het Hogere. Vitale waarden als passie, vitaliteit, vrijheid, balans, kracht en onafhankelijkheid worden gecombineerd met sociale waarden als liefde, integriteit, openheid en eerlijkheid. Armand zet verlangens om in doelen, die binnen het tijdsbestek van dit leven of liefst nog sneller gehaald dienen te worden. Dat doet hij ook als het om goede doelen gaat. Door geld te verzamelen voor het Kankerfonds zet Armand zich enerzijds in voor zijn medemensen en kan hij anderzijds deel van een groter geheel uitmaken. Het samenwerken in een groep gelijkgezinden geeft hem zelf ook een kick.
Dat laatste is precies, zo zal de scepticus tegenwerpen, de reden waarom we moeten betwijfelen of we hier wel met het Hogere van doen hebben. “Het is waar dat Armand veel voor zijn medemensen doet. Maar wat is eigenlijk zijn motief? Er is weinig te merken van bescheidenheid of dienstbaarheid. Armand staat zelf in het middelpunt van de belangstelling. Het is veelzeggend dat hij persoonlijke grootsheid zo belangrijk vindt. Hebben we hier niet te maken met een van die assertieve burgers die het bijdragen aan goede doelen slechts gebruiken voor het opleuken van hun cv?”
Deze scepticus heeft wel een punt. Het is waar dat er maar weinig mensen zijn die hun eigenbelang volledig opofferen wanneer ze aan vrijwilligerswerk of goede doelen doen. Maar we hebben nooit gezegd dat het Hogere per definitie om een grote mate van altruïsme vraagt. Natuurlijk jagen mensen hun eigenbelangen na. Uiteraard vinden veel vrijwilligers het fijn als iemand hun bijdrage waardeert. Onze werkdefinitie van het Hogere is niet bedoeld om elk baatzuchtig handelen te veroordelen. Het enige wat wij beweren is dat er behalve het behartigen van eigenbelangen ook onbaatzuchtig handelen bestaat en dat het Hogere ons tot dat laatste aanzet. In die zin is het geen probleem dat mensen zelf gelukkig worden van het feit dat ze iets voor een ander kunnen betekenen. Sterker nog: het is juist deze combinatie die we in Nederland veelvuldig aantreffen. We zullen dat hieronder met twee voorbeelden toelichten: ontwikkelingswerk en vrijwilligerswerk. Maar eerst zeggen we iets over de manier waarop Nederlanders zelf tegen het Hogere aankijken.

Wat is het Hogere?

Hoewel het grootste deel van de Nederlanders gelooft dat er ‘meer’ is tussen hemel en aarde dan we kunnen zien, valt het nog niet mee om te achterhalen wat hen daarbij voor ogen staat. Daarom hebben we deze vraag aan 775 Nederlanders van achttien jaar en ouder voorgelegd. We verdeelden de totale verzameling respondenten in twee ongeveer even grote groepen die elk een aparte vraag kregen. Aan de eerste groep vroegen we of er voor hen iets hogers was in de betekenis van iets wat in het leven echt belangrijk is. Aan de twee groep respondenten vroegen we of er voor hen iets hogers was in de betekenis van iets wat je echt gelukkig maakt. In beide gevallen konden de respondenten met ‘ja’, ‘nee’ of ‘geen mening’ antwoorden. Bij een positief antwoord vroegen we of ze konden omschrijven wat het Hogere dan voor hen betekende. Bij een negatief antwoord konden ze aangeven wat ze (ondanks hun afwijzing van het Hogere) in het leven echt van belang vonden of waar ze echt gelukkig van werden. Op die manier konden we ons een beeld vormen van de waarden of idealen die Nederlanders in hun eigen leven vooropstellen, óók wanneer ze een begrip als het Hogere van de hand wijzen.
De gegeven antwoorden liepen sterk uiteen. Er waren respondenten die een orthodox-christelijke uiteenzetting over God instuurden, maar ook mensen die zeiden dat ze weliswaar geloofden in een God maar dat die geen rol speelde als het in hun leven om iets belangrijks ging. Sommigen spraken over het geluk van kleine dingen en over het zoeken naar rust in zichzelf, anderen over de wens om iets voor medemensen te betekenen. We geven hier twee voorbeelden van antwoorden die we terugkregen:

“Het belangrijkste in je leven is er achter te komen dat wij elke dag weer zonden doen, en vol zonden zijn, en dat wij dit daadwerkelijk moeten aanvoelen. En als wij denken dat wij ellendige mensen niet meer geholpen kunnen worden, hopen we dat God naar ons om wil zien. Overigens worden we echt niet zalig door goede werken te doen!!!! De echte reden van ons bestaan is om kind te worden van God.”
(vrouw, 30, mbo, kerkelijk [overig christelijk], voorkeur voor de sgp en het ad lezend, in antwoord op de vraag wat voor haar het Hogere is als het gaat om wat echt belangrijk in het leven is).

“Ik heb geen gezin, maar vind het wel belangrijk om iets te betekenen voor een ander of voor de maatschappij. Je leeft immers niet alleen op deze wereld. Via mijn werk en mijn vrijwilligerswerk probeer ik mijn bescheiden steentje bij te dragen aan een betere omgeving c.q. wereld. Daarnaast zitten, hoe cliché ook, geluk en voldoening in kleine dingen. Een hoger doel streef ik niet na, da’s mijns inziens onbereikbaar, dus kan je je maar beter richten op de dingen die wel in je vermogen liggen.” (vrouw, 37, hbo, D66, onkerkelijk en Trouw lezend, in antwoord op de vraag wat voor haar echt belangrijk in het leven is, gelooft niet in het hogere).

We gingen uiteraard ook na of er in de verzameling van antwoorden bepaalde patronen te ontdekken zijn. Daarbij vielen een paar zaken op. Ten eerste blijkt dat veel Nederlanders moeite hebben met een term als het Hogere. Slechts een derde van de respondenten kan zich daar iets bij voorstellen. De rest vertelt weliswaar wat hen echt gelukkig maakt of wat echt belangrijk is in hun leven, maar ze wijzen de term als zodanig van de hand. Ten tweede blijkt dat het Hogere in hoge mate met spiritualiteit en religie wordt geassocieerd. Die associatie is ook van invloed op de lengte van de antwoorden. Langere antwoorden bevatten vaak religieuze termen, waarbij vooral de bijbelse uitdrukkingen opvallen. Religie biedt kennelijk een taal waaruit je kunt putten als je over deze moeilijk grijpbare materie schrijft. Dit strookt met ons vermoeden dat veel Nederlanders het Hogere niet meer herkennen. Door de ontkerkelijking zijn de woorden waarmee het Hogere wordt aangeduid onder de oppervlakte verdwenen.

De voornaamste waarden

Nu betekent het afwijzen van een term als het Hogere zeker niet dat mensen geen hogere beginselen of ideële waarden hebben. Een overgrote meerderheid van alle Nederlanders kan wel degelijk aangeven wat voor hen de meest wezenlijke waarden in het leven zijn; daarbij gaat het vrijwel nooit om zaken die met het eigenbelang verband houden. De een verwijst inderdaad naar waarden van religieuze of spirituele aard, de ander naar het helpen van medemensen of maatschappelijk engagement, terwijl er ook mensen zijn die een gezond leven vooropstellen. Slechts een kleine minderheid kan helemaal geen waarden opnoemen die boven het alledaagse uitstijgen. Wanneer we de antwoorden relateren aan de drie gestalten van het Hogere die we eerder voorstelden, dan zien we dat sociale waarden het vaakst worden vermeld (44 procent). Vervolgens worden vitale waarden (26 procent) en sacrale waarden (18 procent) genoemd, terwijl de alledaagse waarden het minst genoemd worden (12 procent).
Het bovenstaande laat enkele conclusies toe. Ten eerste constateren we dat de drie hoofdvormen waarin het Hogere zich manifesteert, naast elkaar in de Nederlandse bevolking voorkomen. Ten tweede komt de sociale gedaante van het Hogere het vaakste voor. Dit betekent dat ‘maatschappelijke’ idealen of beginselen onder Nederlanders het meest gangbaar zijn. Ten derde vormt de groep van burgers die alledaagse aangelegenheden vooropstellen of helemaal geen hogere waarden aanhangen, een kleine minderheid. Een en ander onderstreept nog eens het ongelijk van al die kritische, sceptische of cynische geesten die beweren dat hogere waarden er voor de (post-)moderne mens niet meer toe doen. Overigens hangen de meeste mensen niet slechts één enkele waarde aan: meestal lopen er meerdere waarden door elkaar.


Figuur 3. Procentuele verdeling van de ‘hoogste waarden’ in Nederland


Toelichting: Er is onderscheid gemaakt tussen een gerichtheid op a) sociale waarden, zoals hulp bieden aan familieleden of andere groepen in de maatschappij (donkere arcering), b) sacrale waarden, zoals geloven in God of Energie (lichte punt), c) vitale waarden, zoals gezondheid of van het leven genieten (verticale stippel) en d) alledaagse waarden, zoals geen zorgen of voldoende werk hebben (horizontale arcering).

Vrijwilligerswerk

Nederland is ontkerkelijkt en het sociaal-politieke klimaat verhardt. Geen wonder dat het wetenschappelijke debat over vrijwilligerswerk vaak in het teken van een zeker pessimisme staat. Wetenschappers houden zich vooral bezig met de vraag of, en zo ja in welke mate de belangstelling voor vrijwilligerswerk aan het dalen is. Onze gegevens laten zien dat er weinig reden voor dat pessimisme is. We constateren een duidelijke toename van het percentage Nederlanders dat vrijwilligerswerk doet. In Europa is Nederland zelfs een van de koplopers op dit gebied. Tegelijkertijd liep de belangstelling voor het kerkelijk leven terug. Daaruit laat zich afleiden dat vrijwilligerswerk ook andere dan religieuze wortels heeft.
De toename van het vrijwilligerswerk is onder meer gerelateerd aan het gestegen opleidingspeil in Nederland. Verder speelt mee dat het moderne leven steeds minder in het teken van overleven staat en dat waarden als zelfexpressie belangrijker worden. Als we mensen vragen waarom ze vrijwilligerswerk doen, dan blijkt dat hun motieven overwegend op sociaal gebied liggen. Opvallend is dat respondenten geen verheven taalgebruik hanteren wanneer ze die motieven aangeven. Als Nederlanders zich voor hun medemensen inzetten, dan doen ze dat gewoon omdat ze zien dat mensen hulp nodig hebben, omdat ze met hen meeleven of omdat het hun voldoening geeft. Er blijkt inderdaad geen tegenstelling te bestaan tussen de wens om goed voor jezelf te zorgen en tegelijkertijd iets voor een ander te betekenen.

Ontwikkelingshulp

Deze laatste constatering gaat evenzeer op voor onze ontwikkelingshulp. Daar gaat in Nederland elk jaar heel wat geld naartoe. Die hulp heeft niet altijd het beoogde effect en is daarom de afgelopen jaren ter discussie komen te staan. Tegenwoordig plaatsen steeds meer wetenschappers en beleidsmakers vraagtekens bij de effectiviteit en de professionaliteit van de hulpprojecten die we in ontwikkelingslanden opzetten.
Los van de vraag hoe effectief onze hulp aan de Derde Wereld is, kun je de vraag opwerpen welke betekenis die hulp voor onszelf heeft. Wij denken dat ontwikkelingshulp een van de manieren is waarop het Hogere tot uiting komt. Er wordt vaak geklaagd dat de maatschappelijke betrokkenheid afneemt. Desondanks blijven Nederlanders graag hun bijdrage aan een betere wereld leveren. Zo waren er in 2006 meer dan zesduizend kleinschalige particuliere initiatieven in ons land. In 2009 bedroeg hun aantal reeds het dubbele. Verder weten we dat de Nederlandse huishoudens in 2007 een bedrag van 300 miljoen euro aan ontwikkelingssamenwerking gedoneerd hebben. Bovendien stelt 1,4 procent van de bevolking hieraan tijd ter beschikking, wat betekent dat ruim 231.000 Nederlanders zich in 2007 actief voor ontwikkelingssamenwerking hebben ingezet. Toch beperkt deze vrijgevigheid zich niet tot het bestrijden van armoede. Het gaat ook om activiteiten op het gebied van mensenrechten en natuurbehoud. Vlak voor de eeuwwisseling droeg iets meer dan de helft van de Nederlandse bevolking als donateur bij aan het ondersteunen van dit soort activiteiten. In feite wordt in geen enkel Europees land zoveel gedoneerd aan goede doelen als hier.

Motieven voor hulp

Overigens gaat er via de rijksbegroting ook heel wat geld naar arme landen toe. Het is opvallend dat ontwikkelingshulp onder de bevolking een behoorlijk brede steun geniet. De meeste Nederlanders willen graag iets aan een rechtvaardiger wereld bijdragen. Ze doen dat door eigen initiatieven te ontwikkelen of door financiële steun te geven aan een hulpproject dat door anderen wordt uitgevoerd. Veel mensen worden via mails van vrienden, collega’s en familieleden, via posters, mediaberichten of op andere manieren geattendeerd op hulpprojecten die vanuit een bedrijf, school, dorp, buurt, vereniging of kerk worden geïnitieerd. De projecten variëren van het opbouwen van een dorp na een natuurramp tot het adopteren van een school of ziekenhuis in een arme regio. Naast het inzamelen van geld en goederen gaan sommigen zelf in het hulpgebied werken als arts, technicus of timmerman. Wat al deze initiatieven gemeen hebben, is dat mensen eraan meedoen omdat ze iets concreets aan de problemen in de wereld willen doen. Het is ook een vorm van zingeving.

Wisselende wereldbeelden

Nu heeft het idee dat wij vanuit de Nederlandse samenleving hulp moeten bieden aan delen van de wereld waar mensen het minder goed getroffen hebben, al een lange geschiedenis. Daarbij valt op dat de manier waarop wij over die hulp denken, in hoge mate samenhangt met de toestand in het eigen land. Toen Nederland aan het einde van de negentiende eeuw worstelde met de desastreuze gevolgen van grootschalige industrialisatie, zagen velen de noodzaak van een beschavingsoffensief. Zij wilden de arme volksmassa zowel materieel als geestelijk op een hoger plan brengen. Parallel daaraan kwam de gedachte op dat wij ook een zekere verantwoordelijkheid voor de koloniale bevolking hadden. Ontwikkelingshulp bestond eind negentiende eeuw uit het sturen van missionarissen en zendelingen naar arme gebieden. Zij moesten de inboorlingen christelijke waarden bijbrengen en zorgen dat ze zedelijk op een hoger plan kwamen. Tegelijkertijd werd er flink geïnvesteerd in gezondheidszorg en onderwijs. Dus ook toen was er al sprake van een geestelijk engagement. Het kreeg niet alleen vorm doordat sommigen als missionaris of zendeling buiten Europa aan het werk gingen, maar ook doordat de thuisblijvers er financieel aan bijdroegen.
In de twintigste eeuw nam de betekenis van het zedelijk motief langzaam maar zeker af en werden sociale motieven belangrijker. In Nederland zelf werd gewerkt aan het uitbouwen van de verzorgingsstaat. Het geestelijk engagement kwam vooral tot uitdrukking in het streven naar emancipatie en democratisering. Dat werkte opnieuw door in de manier waarop wij de ontwikkelingshulp vorm gaven. Die hulp spitste zich toe op het bestrijden van bestaansonzekerheid, onderdrukking en onrechtvaardige verhoudingen. Het waren dit keer geen zendelingen maar actiegroepen en sociale bewegingen die het eigenlijke werk deden. Zij maakten het voor de thuisblijvers mogelijk om met de armen solidair te zijn of de slachtoffers van een onderdrukkend regime te helpen. Daartoe hoefden burgers slechts geld op de girorekening van een hulporganisatie te storten of lid te worden van Amnesty International.
Het is niet vreemd dat ook de mentale veranderingen die Nederland de afgelopen decennia doormaakte, hun weerslag op de ontwikkelingshulp hadden. In eigen land zijn de effecten van individualisering, globalisering en secularisatie merkbaar. Mensen willen hun eigen keuzen maken en trekken zich nog maar weinig aan van institutionele kaders. Bijgevolg gaan we de toestand elders op de wereld vanuit een andere optiek bezien. Wat we buiten Europa waarnemen, is vooral een gebrek aan eerlijkheid en gelijkwaardigheid. Dat het Noorden zo rijk is terwijl het Zuiden arm blijft, is één vorm van oneerlijkheid. Dat er in veel derdewereldlanden een schrille tegenstelling bestaat tussen de welvarende elite en de arme massa, is een andere. Wie een betere wereld wil, moet dus voor een grotere mate van gelijkwaardigheid zorgen. We beseffen inmiddels dat je zoiets niet van buitenaf kunt opleggen. Dat zullen de arme landen vooral zelf moeten doen en wij dienen hen daarbij te helpen. Dat is nog altijd een vorm van geestelijk engagement, zij het dat we dit vandaag de dag bij voorkeur uitdrukken in het steunen van specifieke initiatieven, groepen of zelfs personen. Bijgevolg staan private hulpinitiatieven en particuliere organisaties nu sterk in de belangstelling.
Een en ander in overweging nemende sluiten we dit hoofdstuk af met de volgende gedachte:

Het idee dat de Nederlandse bevolking uit calculerende burgers bestaat die hun eigenbelang voorstellen, is volstrekt onjuist. Als je Nederlanders vraagt wat in het leven echt belangrijk is, geeft vrijwel iedereen ideële waarden aan. Daarbij worden sociale idealen het vaakst genoemd. Er zijn voldoende aanwijzingen dat het niet alleen bij woorden blijft. Nederlanders zijn op grote schaal als vrijwilliger actief (we behoren op dat punt tot de Europese top) en we dragen graag iets aan de Derde Wereld bij. Overigens sluiten dit soort vormen van onbaatzuchtig handelen niet uit dat we ook goed voor onszelf zorgen.

Amsterdam University Press

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum