Leesfragment: Elsschot

10 maart 2013 , door Vic van de Reijt
| | |

Begin maart verscheen de lang verwachte biografie Elsschot. Leven en werken van Alfons de Ridder, geschreven door Vic van de Reijt. Vanavond kunt u er, in het kader van de Boekenweek, enkele pagina's uit lezen.

De Antwerpse auteur Willem Elsschot (1882-1960) is eigenlijk maar dertig jaar literair actief geweest. Vóór alles was hij de reclameman / ‘marketeer’ Alfons De Ridder. Zijn zakelijke correspondentie, hoofdzakelijk in het Frans geschreven, overtreft dan ook in omvang vele malen zijn literaire brievenproductie.

In 1993 bezorgde Vic van de Reijt samen met Lidewijde Paris de Brieven-editie, waarin vooral het schrijversleven aandacht kreeg. De afgelopen jaren kreeg hij toegang tot De Ridders zakelijk archief, dat wonderwel bewaard gebleven is in een vochtige Antwerpse kelder. De vele ontdekkingen die hij daarin deed vormen het hart van een Elsschot-biografie die voor het eerst recht doet aan de schrijver én de zakenman. En dan blijkt dat de zachtmoedige Frans Laarmans het in de praktijk vaak tegen mijnheer Boorman moest afleggen.

 

Met zijn lof voor bestuurders De Montigny en Morren verdedigt De Ridder ook zijn eigen positie. Als secretaris van het Oogstbureel handelde hij in eigen ogen in de eerste plaats uit vaderlandsliefde. Mede door zijn toedoen bleef de Belgische graanoogst voor de eigen bevolking gereserveerd en hadden de Duitsers het nakijken. Sterker nog, in hun politiefunctie tegenover corrupte boeren dienden ze direct het Belgische belang!
In zijn nieuwe functie kon De Ridder zijn groot gevoel voor rechtvaardigheid kwijt, maar ook zijn diplomatieke gaven en zijn talenkennis. Zeer waarschijnlijk was hij ook verantwoordelijk voor de boekhouding waarin de aankopen van het bureau werden bijgehouden, alsmede de bestellingen uit de randgemeenten. De overzichtsstaten die daarvan bewaard worden in het Provinciearchief van Antwerpen tonen grote gelijkenis met de opzet van de boekhouding die hij er voor de Revue Continentale op na hield. En het handschrift lijkt dat van De Ridder.
Politieke motieven speelden bij De Ridder zeker niet mee in het uitoefenen van zijn functie bij het Oogstbureel. De leden van het Nationaal Comité stonden voor een volstrekte neutraliteit en werden daarom door de fanatieke flaminganten, de activisten, gehaat. In hun ogen waren ze onderdelen van een Franstalige machinerie, ‘meelbestoven Komiteitsratten’. Voor alles leverde het secretariaat De Ridder een inkomen op, waardoor hij financieel weer op eigen benen kon staan, wat een erekwestie voor hem was. Op 15 december 1915 verliet hij met zijn gezin het ouderlijk huis aan de Cuylitsstraat om zich te vestigen op de Mechelsesteenweg 162.

Het activisme, dat de volledige Vlaamse onafhankelijkheid nastreefde, zou de grote splijtzwam worden in de Belgische samenleving. Deze radicale tak van de Vlaamse Beweging werd ideologisch ondersteund vanuit Nederland, met de christelijk-historische politicus Frederik Carel Gerretson (ook bekend als de dichter Geerten Gossaert) als belangrijkste leidsman. Het was zijn protege, de gevluchte Vlaamse dichter Rene De Clercq, die op 11 juli 1915 het spel op de wagen zette. Op de dag van de herdenking van de Guldensporenslag, de Vlaamse overwinning op de Fransen in 1302, stuurden De Clercq en zijn kompaan Deswarte namens het Algemeen Nederlandsch Verbond een telegram aan koning Albert waarin ze hun vertrouwen uitspraken in diens wijsheid om de autonomie van Vlaanderen te waarborgen. De koning, zo dicht bij zijn Franse bondgenoten in zijn hoofdkwartier in De Panne, werd daardoor ernstig in verlegenheid gebracht. Toen De Clercq kort daarna hoofdredacteur werd van De Vlaamsche Stem, een met Duits geld betaald propagandablad, werd hij door de regering in Le Havre vanwege zijn onvaderlandse activiteiten uit zijn functie als leraar in rijksdienst ontslagen.
Uiteraard dichtten zijn activistische kameraden hem daarop een martelaarsrol toe: zijn ontslag werd uitgelegd als een bestraffing van zijn Vlaamsgezindheid. Het leidde tot een massaal protest van een groot deel van de jonge Vlaamse intelligentsia; onder de bijna driehonderd dichters, advocaten, politici en historici die hun steun betuigden aan De Clercq en zijn collega Antoon Jacob (die door hetzelfde lot getroffen was) bevond zich ook ‘Willem Elsschot’. Alfons De Ridder oordeelde het blijkbaar verstandig om zijn solidariteit onder zijn deknaam af te geven. Maar politiek activist, zoals het merendeel van de ondertekenaars, onder wie Paul van Ostaijen, was De Ridder niet. Zijn flamingantisme werd gevoed door een diepe liefde voor de Nederlandse taal; Rene De Clercq dichtte en doceerde in die taal en verdiende alleen daarom al zijn sympathie. Overigens zou dit opkomen voor de underdog en de vrijheid vanmeningsuiting een constante blijven in zijn verdere leven.

Het activisme werd omarmd door Moritz Freiherr von Bissing, de zeventigjarige Duitse gouverneur-generaal, die het liefst een volledige inlijving van Belgie bij Duitsland tot stand had gebracht. Maar een verdeel-en-heerscampagne paste evengoed in zijn strategie. Met zijn Flamenpolitik hoopte hij gehoor te vinden bij de anti-Franstalige elementen in de samenleving. Door een gerichte bevoordeling van het Vlaamse ‘Germaanse’ volksdeel moest het mogelijk zijn de Duitse invloed in Belgie te verankeren, ook na een eventueel ongunstige afloop van de oorlog. Het was dus zaak de Vlaamse instellingen rijp temaken voor een vorm van zelfbestuur die niet zomaar weer door Franstalige bestuurders ongedaan kon worden gemaakt. In de eerste plaats hoorde daar natuurlijk een eigen universiteit bij: de vernederlandsing van de Gentse universiteit, eertijds zo vurig gewenst door de vooroorlogse flaminganten, werd een speerpunt van Von Bissings politiek. Op 31 december 1915 bracht Von Bissing zijn voornemen om de Gentse universiteit te vernederlandsen in de openbaarheid. ‘Een echt germaans kerstmisgeschenk,’ juichte de Vlaamsche Post, het collaborerende dagblad onder leiding van professor August Borms.
Maar het grootste deel van de Vlaamse intelligentsia wees het vergiftigde geschenk van de hand. Onder hen ook ‘de drie kraaiende hanen’, de katholiek Frans Van Cauwelaert, de liberaal Louis Franck en de socialist Camille Huysmans, die in een vooroorlogs monsterverbond tot tweemaal toe een vergeefse poging hadden gedaan een Vlaamse universiteit in Gent tot stand te brengen. Von Bissing zette door: in het najaar van 1916 opende de oorlogsuniversiteit van Gent zijn poorten, zij het met voorlopig nog een gering aantal inschrijvingen. Het onderwijs werd er gegeven door docenten van weinig allooi, tegen wie de regering in Noord-Frankrijk ferme straffen uitvaardigde, zonder overigens daarbij garanties te geven voor een ‘officiele’ vervlaamsing van Gent na de oorlog - waarmee zij het activisme alleen maar in de kaart speelde. Alfons De Ridder leek buiten al het politieke gewoel te blijven. Hij was een huisnummer verder verhuisd, naar Mechelsesteenweg 163, en maakte daarvandaan zijn dagelijkse gang naar het Oogstbureel. Hij was aan een nieuw boek begonnen, Lijmen, gebaseerd op zijn vooroorlogse escapades in de publiciteitswereld. Het familieleven floreerde: Fine was opnieuw zwanger.
Binnen zijn vriendenkring was het vooral Ary Delen die zich opwond over de collaboratie van August Borms en kornuiten, de oprichters van de Raad van Vlaanderen, die zich achter de federaliteitspolitiek van Von Bissing had geschaard. Op 21 maart 1917 verordonneerde Von Bissing de bestuurlijke scheiding van Vlaanderen en Wallonie. De taalgrens werd de bestuurlijke grens; Brussel ging naar Vlaanderen en Namen werd de hoofdstad van Wallonie. Het had felle protesten tot gevolg van een groep van zevenenzeventig notabelen die het in een manifest voor de Belgische eenheid opnamen. Onder hen waren een aantal goede relaties van De Ridder, zoals de Antwerpse Komiteitsvoorzitter Louis Franck en de literaire kameraden August Vermeylen en Herman Teirlinck.
Op 24 maart werd op d eMechelsesteenweg zoon Jan geboren. Het was het sein voor Fine om opnieuw naar een groter huis om te zien, deze keer op Zuiderlei 142, de huidige Amerikalei.

Begin 1918 moest Alfons De Ridder politiek alsnog met de billen bloot. De Raad van Vlaanderen had het bestaan de politieke zelfstandigheid van Vlaanderen uit te roepen, en nu konden ook de kunstenaars niet langer zwijgen. Ary Delen moet zijn finest hour beleefd hebben.Onder zijn bezielende leiding tekende een grote groep Antwerpse kunstenaars en intellectuelen een vlammend Protest aan tegen de bestuurlijke scheiding in Belgie. In een luxe uitgevoerde brochure wendden zij zich tot graaf von Hertling, de Rijkskanselier te Berlijn:

Excellencie,
Met het diepste leedwezen en oprechte verontwaardiging, hebben wij, Vlaamsche Kunstenaars, schilders, beeldhouwers, bouwmeesters, letterkundigen, musici, kennis genomen van de boodschap door den zoogezegden Raad van Vlaanderen op 19 Januari l.l. in de wereld gestuurd.
Tot heden toe hebben deze personen, welke voor Vlaanderen’s geestelijke en economische verheffing niets noemenswaards gedaan hebben, slechts verderfelijken arbeid verricht. De kroon wordt nu op het werk gezet, door te trachten Belgie in twee zelfstandige staten te splitsen, en aldus de door de geschiedenis en door gemeenschappelijke belangen ontstane banden te verbreken, welke sedert eeuwen tusschen deVlaamsche enWaalsche gewesten van ons land bestaan.
Wij zijn allen diep overtuigd van de rechtvaardigheid der Vlaamsche Beweging, waaraan wij meenen door ons werk kracht te hebben bijgezet. Maar wij zijn ook zeker van hare zegepraal door eigen middelen en binnen de perken onzer nationale instellingen. Daarom hebben wij geen vrede met de besluiten welke genomen worden door een groep wiens optreden niet door het volk gesteund wordt, en wiens daden niet de uiting zijn van den Vlaamschen volkswil. Daarom protesteeren wij met klem tegen de willekeurige verbrokkeling van de Belgische Natie.
Wij zijn ervan bewust dat onze Vlaamsche Kunst, hoe overwegend krachtig zij ook moge zijn, een is met die van Wallonie, die aan de zoo prachtig bloeiende Belgische School meesters van allereerste gehalte heeft geschonken. Want zoowel een Constantin Meunier als een Georges Minne, een Mellery als een Stobbaerts, een Rops zowel als een de Braekeleer, hebben den roem der moderne Belgische Kunst in het buitenland bevestigd; van Orlando Lassus tot Cesar Franck en van Willaert tot Peter Benoit en Paul Gilson, vormen Walen en Vlamingen de groote Nederlandsche School van toonkunstenaars. Wanneer men in latere eeuwen zal nagaan wat de Belgische Natie heeft bijgebracht tot de wereldliteratuur, dan zal het werk van Walen als Lemonnier en Gilkin, van Franschschrijvenden als de Coster, Verhaeren en Maeterlinck, evenzeer gelden als dat der Vlamingen Gezelle, Streuvels, Pol de Mont en van Langendonck, Vermeylen en Buysse.
En met recht mocht de zoo geleerde als Vlaamschgezinde leider Max Rooses de meening uitspreken, dat door niets de zedelijke homogeniteit van Belgie beter uitgedrukt was, dan door onze Nationale Kunst, en van Vlamingen en van Walen.
Wij protesteeren tegen het optreden van den Raad van Vlaanderen, wiens bevoegdheid wij niet erkennen. Wij protesteeren als Belgen, als Vlamingen en als Kunstenaars, omdat wij niet dulden kunnen dat hetgeen wij, door het beste van onszelf te geven, hielpen opbouwen, wordt vernietigd. En wij, die onder alle vormen dagelijks midden in ons volk staan, houden eraan te getuigen dat ons Vlaamsch Volk onvoorwaardelijk trouw blijft aan zijne nationale instellingen, en niets wil weten van het separatisme.
Niets is trouwens een grievender miskenning van de groote kracht van ons volk, van zijn waardigheid en van zijn moed, dan van het standpunt uit te gaan dat het zijn eigen recht in zijn eigen land met eigen middelen en zonder inmenging van buiten niet zou kunnen veroveren.

Het Protest werd ondertekend door 161 kunstenaars en leraren, de laatsten veelal afkomstig van het Koninklijk Vlaamsch Conservatorium en de Koninklijke Academie voor Schoone Kunsten. Veel van De Ridders vrienden stonden op de lijst: Frans Claessens, de beeldhouwer, Flor Vaes, de architect en broer van de naar Nederland uitgeweken WalterVaes, de schilders Eugeen Van Mieghem,Richard Baseleer en met hen andere vroegere kameraden uit de Alvoorder-tijd: Ary Delen, Victor de Meyere, Jan Eelen, Rene Leclercq. Zelf tekende hij als ‘Alf. De Ridder, letterkundige’, niet als Willem Elsschot dus, zoals in 1915 bij zijn steunbetuiging aan kunstbroeder De Clercq. Door zijn eigen naam te gebruiken maakt hij duidelijk dat hij volledig achter de inhoud staat van het protest. Hoe groot zijn sympathie voor de Vlaamse zaak ook is, in de eerste plaats is hij Belg, en fier. Want de Belgen zijn heel goed in staat hun eigen zaken op te lossen, zonder inmenging van buitenaf. En de Rijkskanselier moest vooral niet denken dat die zelfbenoemde Raad van Vlaanderen ook maar iemand van de Belgen vertegenwoordigt.
Zeer De Ridderiaans is ook de adressering van het geschrift. Het protest is niet gericht aan de Belgische Gouverneur Generaal, Ludwig Freiherr von Falkenhausen, de opvolger van de in april 1917 overleden Von Bissing, nee, De Ridder cum suis wendden zich rechtstreeks tot de hoogste baas in Berlijn, geheel volgens de lessen van Charles Bohrmann, hoofdpersoon van de roman Lijmen, die Elsschot nu onder handen had. En er is nog iets wat wijst op de persoonlijke betrokkenheid van Delen en De Ridder bij de totstandkoming van het protestgeschrift: de vermelding in het rijtje grote Vlaamse auteurs van de bescheiden dichter Pol de Mont, hun oude leermeester aan het Koninklijk Athenaeum.
Het Protest is een van de vele pamfletten die de ronde deden in het woelige laatste oorlogsjaar 1918. Daarbij kwam het op 3 februari tot onlusten in Antwerpen. Na een door August Borms georganiseerde ‘volksraadpleging’ in de Beurs werden de radicale flaminganten door een grote menigte, waarin zich ook Delen bevond, uitgejouwd en aangevallen. Delen zou daarbij Borms in het gelaat hebben gespuugd. Het zou voor hem nog een vervelende nasleep krijgen. Zijn superieur op het Plantijnmuseum, conservator Jan Denuce, was het activisme toegedaan en hield Delen scherp in de gaten, mogelijk ook uit ergernis omdat het Protest op de persen van zijn museum was gedrukt. Een incident met twee Duitse militairen (Delen had hen op hun onbehouwen gedrag in de bibliotheek aangesproken) escaleerde. Begin april werd hij opgepakt, naar eigen zeggen ‘verraden en verklikt’ door de activisten Raf Verhulst en Paul van Ostaijen, die hem als deelnemer aan de rellen hadden aangewezen. Een paar weken later werd hij, mede op grond van een getuigenis van Denuce, veroordeeld wegens ‘Deutschfeindlichkeit’. Het vonnis, drie maanden cel gevolgd door deportatie naar Duitsland, veroorzaakte grote onrust in de vriendenkring.
Alfons De Ridder wist wat hem te doen stond; alleen via de hoogste autoriteiten bestond er een kans het lot van zijn kameraad ten goede te keren. Samen met Delens echtgenote Justine ging hij bijna dagelijks op stap om de zaak bij de hogere Duitse officieren te bepleiten. Toen na een maand de gezondheidstoestand van zijn vriend verslechterde, besloot De Ridder hulp via Nederland te zoeken. Daartoe schreef hij op 9 juni Walter Vaes aan, met de adressering: ‘Belgisch Kunstschilder, Veere (Walcheren) Nederland’:

Walter,
Ary Delen werd op 8 Mei, wegens een incident met militaire bezoekers in Plantijn Museum, veroordeeld tot 3 maanden gevangenisstraf en verbanning naar Duitschland. Deze 3 maanden loopen op 9 Aug. ten einde, waarna hij dus vertrekt, tenzij wij door invloed kunnen bewerken dat de verbanning weder wordt ingetrokken. Er moet dus direct aan ’twerk worden gegaan.
Gij zoudt de hollandsche artisten moeten bewegen om, door tusschenkomst van den Heer Van Vollenhoven, Nederlandsch Gezant te Brussel, voor Ary ten beste te spreken bij Z. Exc. Generaal von Zwehl, Gouverneur der Provincie Antwerpen, en bij Z. Exc. Generaloberst von Falkenhausen, Gouverneur-Generaal in Brussel. Indien de heer Van Vollenhoven de zaak ter harte neemt, is er misschienwel nog iets te verkrijgen.
Laten gelden: 1) dat Ary niet anti-duitsch gezind is, zooals gij wel weet. 2) dat hij ziekelijk en zeer zwak van gestel is. 3) dat hij twee kinderen heeft. 4) dat hij een eerste kracht is op het gebied der Duitsche Kunstgeschiedenis en dat dus de Duitsche Kultur veel aan hem zou verliezen. 5) alle andere argumenten die u geschikt voorkomen.
Gij moogt geen dag verliezen. Span al de u bekende hollandsche artisten van invloed voor de zaak (Haverman enz. enz.) Bericht mij direct de ontvangst van deze kaart. Van mijn kant zal ik hier natuurlijk met madame Delen het onmogelijke doen.
De kwestie der 3 maanden gevangenisstraf moet in het smeekschrift ongerept blijven. Alleen verzoeken hem niet naar Duitschland te zenden.
Bij voorbaat dank.
Ik heb Flor, uw broer, aan ’t werk gezet voor onzen bureau. Hij meet het graanland op, als landmeter!
Hartelijke groeten
A.De Ridder
Zuiderlei 142, Antwerpen
Hoemeer er teekenen, hoe beter.

Het is een klassieke De Ridder-brief, waarin de gebiedende wijs uiteindelijk met wat stroop (‘Ik heb uw broer aan ’t werk gezet’) verzacht wordt. En hij werkte. Binnen korte tijd mobiliseerde Vaes zijn netwerk van Nederlandse kunstvrienden. Kunstcriticus Albert Plasschaert stelde een verzoekschrift op dat, gesierd met handtekeningen van vele Nederlandse schrijvers en schilders, aan de Duitse consul in Amsterdam werd aangeboden. Ook de hoofdredactie van het Algemeen Handelsblad zette zich in voor haar Belgische correspondent. In Belgie maakten literator Fernand Victor Toussaint van Boelaere en schilder en Komiteitsman Jakob Smits zich verdienstelijk.

 

Op 2 augustus schreef De Ridder opnieuw aan Vaes, inmiddels vanaf het adres Lambermontplaats 16:

Walter, Ik haast mij U te berichten dat Delen op 8 aug. weder op vrije voeten gesteld wordt, daar de verbanning tegen hem is ingetrokken. Uwe tusschenkomst heeft dus tot het verhoopte resultaat geleid.
Vriendelijke groeten
A.De Ridder

Vaes reageerde niet op dit bericht en daarop schakelde De Ridder zijn oude vertrouwelinge Anna van der Tak in, die het vanuit Rotterdam nog eens probeerde:

Wel Ed.Heer, Ik ontving bericht uit Belgie dat dank zij den tusschenkomst van den Heer Cyriel Buysse, op 8 Aug. Ary Delen op vrije voeten is gesteld en het vonnis van deportatie naar Duitschland is ingetrokken. De Heer Alf. De Ridder, Antwerpen verzoekt mij U zulks te melden.
Ik hoop dat deze U bereikt en verblijf Hoogachtend
A.C. van der Tak

Het succesverhaal van de vrijlating van Ary Delen kende dus vele vaders. Het niet onbelangrijke detail dat het Schepencollege van Antwerpen ook nog een losprijs van 12.000 mark voor zijn vrijlating betaald had, heeft Delen zijn vrienden nooit verteld. Met opgeheven vuist en onder de kreten: ‘Hoch fur Karl Liebknecht! Hoch fur Rosa Luxemburg!’ verliet hij de gevangenis.
De Ridders nieuwe adres, nu op de Lambermontplaats, was er al een aanwijzing voor: er was weer gezinsuitbreiding op komst. Op 24 september 1918 werd dochter Ida geboren.Met zes kinderen was het gezin nu compleet.
De oorlog liep ten einde en De Ridder nam alvast zijn maatregelen. Op 21 oktober kreeg hij een getuigschrift overhandigd namens de Provinzial-Ernte-Kommission, de Duitse instantie die hem bij zijn werk voor het Oogstbureel in de gaten had gehouden. Der Vorsitzende had niets dan lof voor hem:

Es wird hiermit bestatigt, dass Herr Dr. De Ridder aus Antwerpen in seiner Eigenschaft als Sekretar des Provinciaal Oogstbureels schon seit drei Jahren im engsten Einvernehmen mit der Provinzial Ernte Kommission arbeitet. Herr Dr. De Ridder ist wahrend dieser Zeit immer bestrebt gewesen, die Beziehungen der belgischen Behorde zur deutschen Verwaltung auf das Angenehmste zu gestalten, sodass er jeder Unterstutzung seitens deutscher Behorden empfohlen werden kann.


Op 11 november 1918 werd de wapenstilstand uitgeroepen. De Ridder kon weer een nieuwe baan gaan zoeken. Maar of zo’n in het Duits gestelde aanbeveling hem daarbij helpen kon.

pro-mbooks1 : athenaeum