Leesfragment: Goedgemutste humor

27 november 2015 , door Joost de Vries

Morgen in De Groene Amsterdammer, vanavond al te lezen op Athenaeum.nl: Joost de Vries over Dimitri Verhulsts De intrede van Christus in Brussel: 'De intrede van Christus is zonder meer grappig, goedgemutst en met een aanstekelijke vertelpret geschreven. Toch bijt die humor te weinig (al is het hier wel zo eerlijk een slag om de arm te houden: als Nederlander zou het goed mogelijk zijn dat je subtiliteiten mist, kleine verwijzingen en plaagstootjes over het hoofd ziet die een Belgische lezer wel zou herkennen) en dat heeft ermee te maken dat hij deze roman misschien wel te veel als satire heeft bedacht.'

De samenwerking tussen Athenaeum Boekhandel en De Groene Amsterdammer is versterkt: op de site van De Groene kunt u de besproken boeken direct bij Athenaeum kopen.

Is satire een literair genre? Ja natuurlijk.

Pas op. Er bestaat een satirische traditie in de letteren. Vooral in de Angelsaksische. Evelyn Waughs romans over de Britse upperclass. Hun kletspraat, hun hypocrisie. Zie in deze categorie ook de Jeeves & Wooster-boeken van P.G. Wodehouse. Of denk aan Waughs veelgeprezen en nog vaker geciteerde roman Scoop, over de journalistieke mores aan Fleet Street. Er zijn, meer recent, de populaire 'academic novels' van David Lodge over de professoren Philip Swallow en Morris Zapp die met z'n tweeën alle misstanden en vooroordelen bevestigen die je over academia kunt hebben. In Amerika schreef Tom Wolfe de Grote Satirische Roman Bonfire of the Vanities. In Nederland telt Vladiwostok! van P.F. Thomése als satirische roman, over de politieke mannetjesmakers in Den Haag.

Er zijn ongetwijfeld veel meer voorbeelden, maar het probleem is, als ik heel eerlijk ben, dat ik er niet zo heel veel meer uit mijn hoofd kan bedenken. Dat zal allereerst mijn tekortkoming zijn, het zal ook met rubricering te maken hebben: in de letterkunde tellen boeken als Nineteen Eighty-Four, American Psycho, Lord of the Flies, A Clockwork Orange of Catch-22 soms ook als satirische romans, omdat ze (al dan niet komische) overdrijving gebruiken om hun punt te maken. Maar dit zijn allemaal schrijvers voor wie satire een bijproduct is; in de eerste plaats maken ze literatuur.

Ook Dimitri Verhulst heeft nu een satirische roman geschreven, De intrede van Christus in Brussel, naar het bekende schilderij van James Ensor. De insteek is inventief (en zeg wat je wilt over Verhulst, elk boek dat hij schrijft is weer totaal anders dan het vorige): op 21 juli, zo wordt bekend - Verhulst laat in het midden hoe - zal Jezus Christus, zoon van God, terugkeren op aarde. En wel in Brussel, de cultureel verscheurde hoofdstad van België. Wat volgt is een verslag van hoe seculiere Belgen ineens en masse hun leven proberen te beteren. Ze groeten elkaar op straat, vergeten de taalstrijd, criminaliteit neemt af. De verteller betrapt zich erop dat hij een kruis slaat, een oude reflex. Als hij ingaat op de uitnodiging van de buurman, met wie hij daarvoor nooit meer dan twee woorden had gewisseld, om te komen eten, biecht deze boven de kip met appelmoes prompt een moord op. Hij heeft ooit zijn vrouw gewurgd, in bad gelegd en het huis in de fik gestoken. Terwijl de verteller nadenkt of hij ook niet iets ergs heeft op te biechten, om het minder gênant te maken, vraagt zijn vriendin waarom hij, als hij zich zo schuldig voelt, niet eerder naar de politie is gestapt: 'De gevangenissen zijn vol, dat weet jij ook. Je kan hier in Brussel het magazijn van een revolver op een rijdende autobus leegschieten en ervan afkomen met een elektronische enkelband en een praatsessie bij de psycholoog (...) Mijn Rechtvaardige Rechter komt zo. Ik ben klaar voor Hem. Sooner or later God's gonna cut you down.'

Verhulst wisselt humor af met venijn en focust op de hypocriete manier waarop de Belgen hun blazoen proberen op te poetsen. Hij hamert op het vreemdelingenbeleid (in 2003 publiceerde hij een bijtend non-fictieboek over zijn verblijf in een asielzoekerscentrum, Problemski Hotel) met het verhaal van het lieve meisje Ohanna ('geknipt als een illustratie voor een kalender van Unicef') dat uit het asielzoekerscentrum wordt gehaald en de eer heeft aan Jezus' hand in de optocht mee te mogen lopen. Ze fantaseert hoe ze hem het 'echte Brussel' laat zien, de schoolpoorten die door zoveel jongeren zonder diploma worden verlaten, de ziekenhuizen waar '1 op de 4 zieke mensen gezondheidszorg uitstellen' omdat ze het niet kunnen betalen, en de rij voor het interimkantoor, waar dertig procent van de werkzoekenden nimmer een baan zal vinden. Het echte Brussel. Maar als Ohanna in slaap valt in haar door de overheid betaalde hotelsuite (7800 euro per nacht), droomt ze hoe Jezus zijn masker afrukt en een uitzettingsambtenaar blijkt te zijn.

De intrede van Christus is zonder meer grappig, goedgemutst en met een aanstekelijke vertelpret geschreven. Toch bijt die humor te weinig (al is het hier wel zo eerlijk een slag om de arm te houden: als Nederlander zou het goed mogelijk zijn dat je subtiliteiten mist, kleine verwijzingen en plaagstootjes over het hoofd ziet die een Belgische lezer wel zou herkennen) en dat heeft ermee te maken dat hij deze roman misschien wel te veel als satire heeft bedacht. Zijn personages lijken er niet echt toe te doen, behalve als vehikel om weer een misstand of femelarij aan te kaarten. De ik-persoon zegt over zichzelf dat hij de idealistische hoogtijdagen van de jaren negentig meemaakte, toen de Muur viel, de Koude Oorlog verdween uit het script van de Apocalyps en het apartheidssysteem in Zuid-Afrika instortte, maar zijn optimisme in de mensheid verloor na Srebrenica en Rwanda. Meer motivatie wordt niet gegeven. Zo kort door de bocht wordt zijn mensbeeld neergezet en dat is dan nog het personage dat de meeste aandacht krijgt. Juist door in de personages te investeren, ze uit te diepen, zou de gekte die op ze neerdaalt scherper worden - zou je denken. Op deze manier blijft het toch meer satire dan literatuur.

De Groene Amsterdammer
Dichters & Denkers

pro-mbooks1 : athenaeum