Leesfragment: Harde grappen

27 november 2015 , door Joost de Vries

Morgen in De Groene Amsterdammer, vanavond al te lezen op Athenaeum.nl: Joost de Vries over Justine Le Clercqs debuutroman De roemlozen: 'Want alle bezwaren ten spijt, wat bij Justine Le Clercq overheerst is het tomeloze schrijfplezier dat van elke pagina afspat. De grappen zijn misschien niet altijd raak, al zal dat per lezer verschillen, maar het pure enthousiasme waarmee ze elk hoofdstuk, elke pagina te lijf gaat is meer dan aanstekelijk en belooft dat dit het type debutant is bij wie het niet bij één boek zal blijven.'

De samenwerking tussen Athenaeum Boekhandel en De Groene Amsterdammer is versterkt: op de site van De Groene kunt u de besproken boeken direct bij Athenaeum kopen.

Als recensent vraag je je bij elk boek af van welk buitenliterair gegeven je melding moet maken, en van welk niet. Vorige week besprak ik op deze plek Retour Palermo, volgens het bijgeleverde persbericht ‘de tweede autobiografische roman van Philip Snijder’. Waarom dat woordje ‘autobiografisch’ je toegestopt moet worden, weet ik niet, en in het geval van Snijder heb ik het niet in de recensie verwerkt. Het beeld van Sicilië was overtuigend, of de auteur er zelf is geweest of niet maakt niet uit. Maar als je eerlijk bent weet je stiekem best waarom dat woordje ‘autobiografisch’ er staat: het staat er omdat het het lezen vervormt. Het wekt de illusie dat het verhaal betrouwbaarder is dan pure fictie, dat je de schrijver maar op zijn woord moet geloven, hij heeft het meegemaakt, hij heeft het met zijn eiguh oguh gezien.

Dan De roemlozen, het debuut van Justine Le Clercq (1967), over het meisje Titine dat opgroeit in een ontspoord kunstenaarsgezin en jaren later zich van de opvoeding, of het gebrek daaraan, probeert te ontdoen om een ‘echt’ leven te beginnen. De namen Justine en Titine liggen al in elkaars verlengde, op de eerste bladzijde staat als motto: ‘De geschiedenis kun je alleen behandelen als fictie’, en zodra je het biografietje van de auteur op het omslag leest (uit kunstenaarsmilieu, op straat beland), dringt die één-op-één autobiofictie zich wel heel erg op. Daar gaan we weer.

Het merkwaardige aan De roemlozen is dat als het autobiografisch is, Le Clercq meteen alles op alles zet om het zo fictioneel mogelijk te presenteren. Op typische dwarse meisjestoon wordt over een jeugd verteld die van slapstick en onwaarschijnlijk intermenselijk contact aan elkaar hangt. Le Clercq vertelt fragmentarisch; Titine raakt bevriend met Welmoed, een filmmaakster die op haar veertigste nog steeds ‘veelbelovend’ wordt genoemd (hoe lang kun je dat blijven?) en die zich in steeds hysterischer bochten wringt om een producent te vinden, en met Boi, een hippe, verslaafde bluf-Javaan wiens relatie met Titine nooit helemaal duidelijk wordt. Met z’n drieën zitten ze vooral in het koffiehuis en bezoeken ze Titine’s nog veel hysterischer moeder Moemma (denk: Mama Tandoori), die dominant en grenzeloos egoïstisch is. Dat fragmentarische werkt niet helemaal, de scènes blijven elkaar te lang als willekeurig opvolgen. Het gewild gekke zorgt voor een zekere distantie tussen personage en lezer. Het duurt even voordat je in het boek zit.

Maar uiteindelijk krijgen de losse scènes een zeker momentum – Titine wordt ziek, kotst zich helemaal leeg, en zo speelt onderhuids in De roemlozen de scherpe tegenstelling tussen de dood en de tomeloze levensdrift van alle personages. De andere tegenstelling, tussen eerlijkheid (Titine) en verhullen (Moemma, die het ‘decorum’ noemt) is grover, explicieter, maar wordt net zo pijnlijk als Titine in de Bijenkorf de wc niet haalt en de moeder zich niet over haar schaamte heen kan zetten om haar kotsende dochter te helpen.

De achterflap (mijn thema voor vandaag) vermeldt dat een verhaal van Le Clercq door Arnon Grunberg werd uitgeroepen tot het beste korte verhaal van een masterclass voor beginnende schrijvers. En als je het zo leest, lijkt Grunberg ook niet ver weg in De roemlozen, in de kleine tussenzinnetjes, de harde afstandelijke grappen over andermans en eigen leed. Vintage Grunberg is de scène waarin de al weken brakende Titine wordt gebeld door haar arts die de oorzaak heeft ontdekt:

‘“We hebben het gevonden, hoor,” riep dokter Mus opgetogen door de telefoon.
“Een afwijkende waarde?” vroeg ik ongeduldig.
“Een afwijkende waarde,” lachte ze. [...] Ze was ontzettend blij dat ze het virus gevonden had, dat zag ik aan die flikkerende ogen. Ik feliciteerde haar met het virus, en zij feliciteerde mij ook met het virus.
“Eindelijk een diagnose,” zei ik. “Wat doet dat virus eigenlijk?”
“Het eet.”
“Het eet?”
“Het eet je lever op.”’

En wanneer ze later met een maatschappelijk werker spreekt en deze haar aanspreekt op haar ‘loodzware diagnose’, merkt ze koeltjes op dat iedereen recht heeft op een diagnose – een opmerking die galmt als een mantra – gevolgd door een betoog over hoe onze samenleving is ingericht rond schaarse goederen, en dat de toe-eigening van die goederen alleen gerechtvaardigd kan worden via een onvolprezen goede diagnose. Als De roemlozen soms wat te veel op Grunberg leunt, dan is dat met name op Figuranten, ook zo’n hectisch, fragmentarisch vriendenboek over een tot mislukken gedoemde poging door te breken in de filmbusiness. Een vroege Grunberg, toen hij er nog op elke pagina zin in leek te hebben. Want alle bezwaren ten spijt, wat bij Justine Le Clercq overheerst is het tomeloze schrijfplezier dat van elke pagina afspat. De grappen zijn misschien niet altijd raak, al zal dat per lezer verschillen, maar het pure enthousiasme waarmee ze elk hoofdstuk, elke pagina te lijf gaat is meer dan aanstekelijk en belooft dat dit het type debutant is bij wie het niet bij één boek zal blijven.

De Groene Amsterdammer
Dichters & Denkers

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum