Leesfragment: Helder en toch wazig: over Tomas Lieske

27 november 2015 , door Joost de Vries

Morgen in De Groene Amsterdammer, vanavond al te lezen op Athenaeum.nl: Joost de Vries over Tomas Lieske in De Revisor en Alles kantelt: 'Het heeft alles met zijn stijl te maken, die net als in "Klein paard" een vreemde tegenstrijdigheid heeft: de zinnen zijn kristalhelder, de woorden precies en onverhullend, en toch trekt hij een waas over de herinneringen heen.'

De samenwerking tussen Athenaeum Boekhandel en De Groene Amsterdammer is versterkt: op de site van De Groene kunt u de besproken boeken direct bij Athenaeum kopen.

Voor het eerst in jaren verscheen vlak voor Kerst weer eens een nieuwe aflevering van het literaire tijdschrift De Revisor, sinds kort bemand door een nieuwe redactie (onder meer Gustaaf Peek en Erik Lindner). Met terugwerkende kracht is dit iets om op je kerstverlanglijstje te zetten. Al is het alleen maar om het openingsverhaal: een ruime selectie uit de dagboeken van Frans Kellendonk, ooit illuster redactielid van De Revisor. Het is een letterkundig juweeltje. Kellendonk schrijft scherp – over zijn ontmoetingen met  Gerard Reve, over ideeën voor nieuwe romans, over zijn teleurstelling in zijn mederedactieleden, en over zijn teleurstelling in zichzelf: ‘31 januari 1981. Ik ben nu dertig, al drie-en-een-halve week. […] Langzamerhand krijg ik meer en meer het gevoel dat mijn beslissingen wat definitiever moeten zijn dan in het verleden. Ik doe alles half. Ik schrijf half, ik werk half. (…) Ik maak mezelf elke passie onmogelijk en schep zo de illusie dat ik mezelf elke passie onmogelijk maak. Ik leid een ingekapseld bestaan en ben bang voor ziekte en dood omdat ik nog niet geleefd heb.’

De dagboekaantekeningen hebben een zware extra lading voor de lezer, die weet dat die nietsontziende ideeënroman er wel degelijk kwam (Mystiek lichaam, 1986), net zo zeer als zijn vroegtijdige dood (aan aids, in 1990). Als de nieuwe redactie meer van dit soort fragmenten van de erven Kellendonk weet los te krijgen, belooft dat veel. Verder valt vooral het korte proza in het jaarboek op. Ooit stond De Revisor voor een bepaald soort literatuur – helder en streng, doorvlochten literair – in dit nummer lijkt geen nieuw program te zitten, alhoewel alle verhalen even eigenzinnig zijn. De jonge Laura Broekhuysen (1983) valt op, met haar verhaal ‘De kring’, dat net als haar debuutroman Twee linkerlaarzen (2008) hypergestileerd is, je als een eb en vloed-beweging naar de personages toetrekt en weer wegduwt. Ongeveer hetzelfde doet Tomas Lieske in het verhaal ‘Klein paard’, een stilistisch meesterwerkje. Het verhaal is even helder als dromerig, een tegenstrijdigheid, waarin Lieske je steeds in het hoofd toelaat van een nomademeisje in het paardenrijk van Kouch, die met ontzetting toekijkt hoe er iets in haar buik groeit, en je vervolgens weer met een onverwachte gedachte of daad op het verkeerde been zet.

Of Lieske ‘Klein paard’ recent schreef, speciaal voor deze Revisor, wordt niet vermeld. Wel recent is Alles kantelt, een roman die ook bovenal gedragen wordt door zijn stijl. Lieske (trouwens: wat lijkt die man toch op Paul Witteman!) voert Anton Milot op, een academicus, Shakespeare-kenner. Vanaf het begin staat de vertelpersoon op scherp, want Anton is epilepticus, de vallende ziekte, en wanneer hij valt ‘vallen tijd en plaats in scherven’. Zijn geheugen is na elke episode zo van slag dat hij er opnieuw aan herinnerd moet worden dat zijn grote liefde, Robin, een paar jaar terug is overleden. De herinnering moet eindeloos herbeleefd worden. Vijfendertig is hij, als hij op een dag op straat een jongen tegenkomt die hij herkent van een jeugdfoto – hij is het zelf. Hij neemt de jonge versie van zichzelf, een enthousiast mannetje, mee op reis naar theatervoorstellingen in Duitsland en in deze onwerkelijke vriendschap wordt hij gedwongen zijn eigen jeugd kort na de oorlog te herzien.

Het knappe is dat je daar als lezer niet te lang bij stilstaat. Ja, de verschijning van de jongen is vreemd, maar door de manier waarop Lieske het vertelt accepteer je het, zonder te veel kanttekeningen te plaatsen. Het heeft alles met zijn stijl te maken, die net als in ‘Klein paard’ een vreemde tegenstrijdigheid heeft: de zinnen zijn kristalhelder, de woorden precies en onverhullend, en toch trekt hij een waas over de herinneringen heen.

Voor Anton, als terugblikkende volwassene, is zijn jeugd vol mysterie, over de dubbele naam van zijn aanbeden vader, en over het Duitse meisje Rosemarie, dat na de ‘Berlijnse oorlog’ wordt geadopteerd. De scènes waarin het meisje net in het Haagse gezin wordt opgenomen en Anton en zijn broer haar stiekem observeren zijn sterk: ‘Wij hoorden hoe ze mijn vader vroeg opzij te gaan en alsof een gillende motor geen energie meer kreeg, alsof de benzinekraan werd dichtgedraaid of de stekker eruit werd getrokken, zo stierf het geluid weg, alleen het snikken bleef over en van dat natte praten in half verstaanbaar Duits.’ Het is de botsing tussen de autoritaire vader en het opstandige meisje, voor wie Anton langzaam seksuele gevoelens ontwikkelt, die hij heeft geprobeerd te verdringen. Die botsing is grof – de klassieke en wat clichématige vadermoord van de jongen die kiest tegen zijn vader en voor het meisje – en een beetje te lomp in beeld gebracht voor zo’n sensitief boek. Alles kantelt heeft die grote emoties niet nodig. Maar de kleine Anton die naar Rosemarie kijkt, dat is prachtig. Kijken en vergeten.

De Groene Amsterdammer
Dichters & Denkers

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum