Leesfragment: 'Ik wil niet getroost worden'

27 november 2015 , door Kees 't Hart

Morgen in De Groene Amsterdammer, vanavond deels al te lezen op Athenaeum.nl: Kees 't Hart over Jeroen Mettes' Nagelaten werk: 'Met dit soort betogen — Mettes is altijd inspirerend en vaak geestig — haalde hij me uit mijn poëticale winterslaap. Hij haalt poëzie met kracht van argumenten weg uit het gebied van de troost en de levensbegeleiding.'

De samenwerking tussen Athenaeum Boekhandel en De Groene Amsterdammer is versterkt: op de site van De Groene kunt u de besproken boeken direct bij Athenaeum kopen.

Jeroen Mettes ergerde zich intens aan het niveau van de Nederlandstalige poëzie en het gebrek aan debat daarover. Het gedicht als consumptieartikel, daar gruwde hij van. Een man met een poëzieverlangen van de bovenste plank.

Op maandagmiddag 15 juni verzamelde zich in de lunchroom van de Hema in Den Haag een kleine groep Nederlandstalige dichters, plus familie en vrienden van Jeroen Mettes (1978- 2006). Uitgeverij De Wereldbibliotheek presenteerde hier het tweedelige Nagelaten werk van deze veel te jong gestorven essayist, dichter en schrijver van de weblog Poëzienotities. Mettes schudde vanaf 2005 tot een paar dagen voor zijn dood met zijn weblog de kleine Nederlandstalige poëziescene van avant-gardedichters (ja, ze bestaan echt) danig door elkaar met messcherpe analyses, vrolijke bespiegelingen en wetenschappelijke verhandelingen van en over poëzie. Zijn stem begon langzamerhand door te dringen tot een wat grotere groep poëzieliefhebbers. Hij woonde in Den Haag, zat vaak in de Hema te lezen en aantekeningen te maken, werkte aan een proefschrift over de poëtica van de Duitse schrijver en literatuurgeleerde Friedrich Schlegel (1792-1822), was medewerker van het literatuurblad Parmentier, trad eind 2005 toe tot de redactie van het Vlaamse blad yang (het heet nu nY) en publiceerde nog tijdens zijn leven een paar intense essays over de stand van zaken in de Nederlandstalige poëzie. Op 21 september 2006 koos hij voor de dood. En nu is er dit Nagelaten werk. Een mijlpaal. Verplichte stof voor dichters en lezers.
Jeroen Mettes probeerde het in zijn ogen lage niveau van het debat over poëzie in Nederland te ontstijgen. Hij speelde meestal niet op de man, hij analyseerde, betoogde, argumenteerde, kraakte en stak de loftrompet. Hij was trots op zijn grote belezenheid, zijn academische vorming, trots op zijn kennis van de Franse en Duitse filosofie, waar hij rond voor uitkwam, en hij was kwaad als men hem ‘moeilijk’ noemde. Hij vooronderstelde bij zijn lezers kennis van het internationale academische debat over poëzie en nam geen genoegen met wat in Nederland volgens hem meestal voor een poëziedebat doorgaat: ironisch geschmier verpakt in journalistieke luiheid, die iedere academische arbeid aanziet voor ‘hol geklets in de ruimte’ en meningen verwart met argumentatie.
Mettes ergerde zich intens aan het niveau van de Nederlandstalige poëzie en het daarmee samenhangende gebrek aan een poëticaal debat erover. Gelezen wordt ze volgens hem niet meer en dat heeft vooral met de inzet ervan te maken, het geloof erin. ‘Ik durf te wedden’, schreef hij op zijn weblog, ‘dat de Sonnetten van Shakespeare nu meer lezers hebben dan in de Renaissance’. Poëzie laat zich volgens hem langzamerhand, door luiheid en onbenul van veel makers en de laat-maar-waaien-mentaliteit van de kritiek, terugdringen tot de allerkleinste marges van de literatuur. Ze zoekt haar bestaansrecht meer en meer in de vertolking van prettige en troostrijke gevoelens. Poëzie is verworden tot amusement en levensbegeleiding, hij noemt het ‘kleinkunstpoëzie’. Hij pleitte voor een heroverweging van het begrip Schoonheid dat tegenwoordig alleen nog functioneert als schaamlap voor een mening over smaak. ‘Alles is goed, als het maar mooi is. En “mooi” is een ander woord voor dat je geen smaak hebt.’ Voor hem moet Schoonheid geen vrijblijvend woord zijn voor een prettig gevoel dat je van een gedicht kunt krijgen, maar een begrip in een poëticale strijd. ‘In de premoderniteit verwees een dergelijk oordeel (over iets wat ‘mooi’ is — KtH) naar een idee over schoonheid, naar een poëtica. Nu verwijst het vooral naar affect en effect; eigenlijk staat er: “Dit is een prettig gedicht. Het raakt me. Het is lekker. Ik ben er blij mee.” Het gedicht als consumptieartikel.’
Mettes ging uitvoerig in op het al jaren heersende idee in de kritiek dat alle soorten poëzie naast elkaar moeten (en mogen) bestaan, dat er geen debat meer hoeft te zijn over poëticale keuzes. Hij pleitte voor principiële bevooroordeeldheid van de kritiek, voor stellingname vooraf. ‘Nee, ik geloof niet in “de huidige veelzijdige werkelijkheid” als iets dat gecelebreerd zou moeten worden. Ik geloof niet in de diversiteit van de supermarkt (...) Elk oordeel vooronderstelt een vooroordeel. In de rechtspraak is dit de Wet. Een rechter oordeelt op basis van een Wet. Een rechtvaardig oordeel neemt ook de specificiteit van het geval in overweging (...) maar zonder Wet is het oordeel volkomen arbitrair (...) Natuurlijk is een objectief oordeel over poëzie onmogelijk. Maar elk serieus oordeel beroept zich op een poëzieopvatting waarvan de criticus (bewust of onbewust) gelooft dat zij universeel geldig zou moeten zijn. Jawel. Leve de Wet. Geen tolerantie voor de vijanden van de poëzie.’
Met dit soort betogen — Mettes is altijd inspirerend en vaak geestig — haalde hij me uit mijn poëticale winterslaap. Hij haalt poëzie met kracht van argumenten weg uit het gebied van de troost en de levensbegeleiding. Ergens schrijft hij het in hoofdletters: ik wil niet getroost worden. En elders staat het als volgt: ‘Poëzie is simpelweg dat wat in een gedicht niet te reduceren is tot tekst, vorm of inhoud. Poëzie bestaat bij de gratie van de lezer die zegt: “Ja, dit is poëzie”, dat wil zeggen niet zomaar een gedicht over iemands dode moeder, over Bach, “poëzie”, hoe dan ook, niet zomaar een gedicht. Ik hoop poëzie in die zin te ontdekken. En misschien een Nederland onder zoveel gedichten zoveel taal, zoveel land, dat uit die hoeveelheid breekt met een kleine zwarte knal: (niet zomaar) een gedicht. (En wellicht daartussen iets daartussen.)’

[...]

De Groene Amsterdammer
Dichters & Denkers

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum