Leesfragment: Religie voor atheïsten. Een heidense gebruikersgids

27 november 2015 , door Alain de Botton

7 juni verschijnt het nieuwe boek van Alain de Botton, Religie voor atheïsten, in de vertaling van Jelle Noorman. Dit weekend kunt u al het eerste hoofdstuk lezen en uw exemplaar reserveren.

Proberen te bewijzen dat God niet bestaat kan een geliefd tijdverdrijf zijn voor atheïsten, maar waar het werkelijk om gaat is niet zozeer de vraag of er een God is, maar hoe je verder redeneert wanneer je hebt besloten dat Hij er niet is. In dit uiterst originele boek betoogt Alain de Botton dat de seculiere samenleving veel kan leren van religies als het gaat om zaken als gemeenschapszin, ethiek, onderwijs en kunst. Religie voor atheïsten zet de dogmatische kanten van religies overboord, waarna er enkele aspecten uit gefilterd worden die troostrijk kunnen zijn voor de sceptische hedendaagse mens.

I
Wijsheid zonder dogma

1

De meest afgezaagde en onproductieve vraag die je over welke religie dan ook kunt stellen is of ze waar is — dat wil zeggen: of ze werkelijk onder trompetgeschal uit den hoge is aangereikt en op bovennatuurlijke wijze wordt bestierd door profeten en goddelijke wezens.
Laten we, om tijd te besparen en op het gevaar af al zo pijnlijk vroeg in dit project lezers te verliezen, boudweg stellen dat natuurlijk geen enkele religie een van God gegeven waarheid bezit. Dit is een boek voor mensen die niet in staat zijn in wonderen, geesten of verhalen over brandend struikgewas te geloven, en ook geen diepe belangstelling koesteren voor de buitengewone daden van uitzonderlijke mannen en vrouwen, zoals de dertiende-eeuwse heilige Agnes van Montepulciano, die volgens de overlevering tijdens het bidden een halve meter boven de grond kon zweven en in staat was kinderen uit de dood op te wekken — en die (volgens de legende) aan het eind van haar leven op de rug van een engel vanuit Zuid-Toscane ten hemel is gevaren.

Waarschijnlijk gewoon een erg aardig mens: de heilige Agnes van Montepulciano. Uit Alain de Botton, Religie voor atheïsten
Waarschijnlijk gewoon een erg aardig mens: de heilige Agnes van Montepulciano.

2

Proberen te bewijzen dat God niet bestaat kan een amusant tijdverdrijf zijn voor atheïsten. Nuchtere critici van religie scheppen er altijd veel genoegen in om met meedogenloze precisie de dwaasheid van gelovigen bloot te leggen, en rusten niet voordat ze zeker weten dat ze hun vijanden hebben ontmaskerd als volslagen malloten of maniakken.
Deze bezigheid kan weliswaar heel bevredigend zijn, maar waar het werkelijk om gaat is niet zozeer de vraag of God bestaat, maar hoe je verder redeneert wanneer je hebt besloten dat dit uiteraard niet het geval is. Het uitgangspunt van dit boek is dat het mogelijk moet zijn een overtuigd atheïst te blijven, terwijl je religies af en toe toch nuttig, interessant en troostrijk kunt vinden — en nieuwsgierig kunt zijn naar de mogelijkheden om bepaalde religieuze ideeën en gewoonten te vertalen naar de seculiere wereld.
Je kunt je schouders ophalen over de christelijke leer van de Drie-eenheid en het achtvoudige pad van het boeddhisme, en desondanks geïnteresseerd zijn in de manieren waarop religies prediken, moreel besef stimuleren, gemeenschapszin opwekken, kunst en architectuur gebruiken, reizen zin verlenen, de geest vormen en aanzetten tot dankbaarheid voor de schoonheid van de lente. In een wereld die wordt bestookt door fundamentalisten van zowel de gelovige als de seculiere soort moet het mogelijk zijn godsdienstig geloof te verwerpen maar wel een selectieve bewondering te behouden voor religieuze rituelen en concepten.
Pas wanneer we niet meer geloven dat religies ons uit de hemel zijn aangereikt of dat ze volstrekt idioot zijn, wordt het interessant. Dan groeit het besef dat we religies hebben uitgevonden om in twee essentiele, nog altijd aanwezige behoeften te voorzien waar de seculiere maatschappij niet erg adequaat mee omgaat: in de eerste plaats de behoefte om, ondanks onze diepgewortelde egoistische en gewelddadige neigingen, op harmonieuze wijze in gemeenschappen samen te leven. En in de tweede plaats de behoefte om het hoofd te bieden aan afschuwelijk leed dat voortkomt uit onze ontvankelijkheid voor fiasco’s in de beroepssfeer, verstoorde relaties, het overlijden van dierbaren en ons eigen verval en verscheiden. God mag dan dood zijn, de dringende kwesties die ons ertoe brachten Hem te verzinnen spelen nog altijd en vragen om oplossingen die niet verdwijnen zodra we attent zijn gemaakt op enkele wetenschappelijke onjuistheden in het verhaal van de zeven broden en vissen.
Het moderne atheïsme is zo onverstandig geweest over het hoofd te zien hoeveel aspecten van de godsdiensten relevant blijven nadat hun fundamentele leerstellingen zijn verworpen. Zodra we niet meer menen dat we geen andere keuze hebben dan erop af te geven of ons eraan te onderwerpen, vinden we de vrijheid om in religies talloze ingenieuze concepten te ontdekken waarmee we kunnen proberen enkele van de hardnekkigste en meest verwaarloosde kwellingen van het seculiere leven te verzachten.

3

Ik ben opgegroeid in een overtuigd atheïstisch gezin, als zoon van twee ongodsdienstige joden voor wie religieus geloof ongeveer neerkwam op trouw aan de Kerstman. Ik herinner me dat mijn vader mijn zuster in tranen kreeg, toen hij probeerde haar bescheiden veronderstelling onderuit te halen dat er ergens afgezonderd in het universum een god huisde. Ze was toen acht. Leden van hun kennissenkring die werden betrapt op clandestiene religieuze gevoelens bezagen ze met het soort medelijden dat men doorgaans bewaart voor mensen met een slopende ziekte, en vanaf dat moment konden mijn ouders er niet meer toe worden gebracht hen ooit nog serieus te nemen.
Hoewel ik sterk was beïnvloed door de standpunten van mijn ouders, maakte ik halverwege de twintig een ongeloofscrisis door. Mijn twijfels ontstonden door het luisteren naar Bachcantates, ontwikkelden zich in de nabijheid van bepaalde Madonna’s van Bellini en werden onontkoombaar nadat ik had kennisgemaakt met zenarchitectuur. Maar pas enkele jaren na de dood van mijn vader — die op een joodse begraafplaats in Willesden, een wijk in Noordwest-Londen, ter ruste was gelegd onder een Hebreeuwse grafsteen, doordat hij intrigerend genoeg had verzuimd wereldlijker regelingen te treffen — begon ik mijn ambivalente gevoelens ten aanzien van de dogmatische principes die er in mijn jeugd waren ingestampt werkelijk onder ogen te zien.
Mijn overtuiging dat God niet bestaat werd nooit aan het wankelen gebracht. Ik kwam alleen op de bevrijdende gedachte dat er wellicht een manier was om me met religie bezig te houden zonder de bovennatuurlijke inhoud ervan te hoeven onderschrijven — een manier, om het iets abstracter te formuleren, om over Vaders na te denken zonder de eerbiedige nagedachtenis aan mijn eigen vader te verstoren. Ik zag in dat de volharding in mijn verzet tegen theorieën over een hiernamaals of hemelbewoners nog geen reden was om de muziek, gebouwen, gebeden, rituelen, feesten, heiligdommen, pelgrimstochten, gemeenschappelijke maaltijden en verluchte manuscripten van de godsdiensten in de ban te doen.
De seculiere samenleving is ten onrechte verarmd door de teloorgang van allerlei gebruiken en thema’s waarmee atheïsten doorgaans niet uit de voeten kunnen omdat ze te veel associaties oproepen met — om Nietzsches toepasselijke uitspraak te citeren — de ‘kwalijke geuren van religie’. We zijn bang geworden voor het woord ‘deugdzaamheid’. We steigeren bij de gedachte een preek te moeten aanhoren. We verwerpen het idee dat kunst verheffend dient te zijn of een ethisch doel moet dienen. We gaan niet op pelgrimstocht. We kunnen geen tempels bouwen. We hebben geen systemen om dankbaarheid uit te drukken. Voor hoogstaande mensen is het een absurd idee om een zelfhulpboek te lezen. We hebben iets tegen geestelijke oefeningen. Vreemden zingen zelden met elkaar. We worden met een onaangename keuze geconfronteerd: of we omhelzen merkwaardige denkbeelden over onstoffelijke goden, of we keren ons volledig af van talloze troostrijke, subtiele of gewoon charmante rituelen, waarvoor we in de seculiere samenleving niet zo gemakkelijk equivalenten kunnen vinden.
Door van zoveel af te zien, hebben we religie exclusieve zeggenschap gegeven over ervaringsgebieden die de hele mensheid zouden moeten toebehoren — en die we onbeschroomd opnieuw zouden moeten opeisen voor de seculiere wereld. Het vroege christendom was zelf zeer bedreven in het zich toe-eigenen van de goede ideeën van anderen, waarbij het op agressieve wijze talloze heidense gebruiken annexeerde die moderne atheïsten nu vaak mijden, in de valse veronderstelling dat ze puur christelijk zijn. Het nieuwe geloof nam midwinterfeesten over en herintroduceerde ze in de vorm van Kerstmis. Het voedde zich met het epicurische ideaal van filosofische gemeenschappen en veranderde dat in wat we nu kennen als het kloosterwezen. En in de verwoeste steden van het oude Romeinse rijk vestigde het zich monter in de verlaten ruines van tempels die ooit aan heidense helden en thema’s waren gewijd.
Het is nu aan atheïsten om het proces van religieuze kolonisatie om te keren: ze moeten een manier vinden om ideeën en rituelen los te maken van de religieuze instanties die er aanspraak op hebben gemaakt, maar waaraan ze niet werkelijk toebehoren. Veel van wat het mooist is aan Kerstmis, bijvoorbeeld, heeft niets met de geboorte van Christus te maken, maar gaat over thema’s als gemeenschap, feestelijkheid en vernieuwing, die stammen uit de tijd vóór de context waarin ze in de loop der eeuwen door het christendom zijn geplaatst. Het wordt tijd dat de behoeften van onze ziel worden bevrijd van de bijzondere ondertoon die er door religies aan wordt verleend — al vormt de bestudering van religies paradoxaal genoeg vaak de sleutel tot hun herontdekking en herdefiniëring.
Wat hier volgt is een poging de religies — in de eerste plaats het christendom en in mindere mate het jodendom en het boeddhisme — te duiden, in de hoop inzichten te vergaren die in het seculiere leven van pas kunnen komen, met name waar het gaat om de beproevingen van het gemeenschapsleven en van geestelijk en lichamelijk lijden. De onderliggende stelling is niet dat secularisme verkeerd is, maar dat we te vaak verkeerd hebben geseculariseerd — dat wil zeggen dat we bij het overboord gooien van onaannemelijke ideeën ook, zonder dwingende reden, afstand hebben gedaan van een aantal van de nuttigste en aantrekkelijkste aspecten van de godsdiensten.

Religies hebben de gewoonte om dingen te annexeren die hun oorspronkelijk niet toebehoren, zoals hier bij de kerk van San Lorenzo in Miranda, te Rome, die in de zeventiende eeuw is gebouwd in de ruine van de Romeinse tempel van Antoninus en Faustina. Uit Alain de Botton, Religie voor atheïsten
Religies hebben de gewoonte om dingen te annexeren die hun oorspronkelijk niet toebehoren, zoals hier bij de kerk van San Lorenzo in Miranda, te Rome, die in de zeventiende eeuw is gebouwd in de ruine van de Romeinse tempel van Antoninus en Faustina.

4

De in dit boek geschetste strategie zal natuurlijk aan beide kanten van het debat ergernis wekken. Gelovigen zullen aanstoot nemen aan de ogenschijnlijk onzachtzinnige, selectieve en onsystematische benadering van hun overtuigingen. Ze zullen tegenwerpen dat religies geen buffet zijn waaruit naar believen de lekkerste hapjes kunnen worden gekozen. Toch is menige godsdienst ten onder gegaan aan de onredelijke eis dat aanhangers alles op hun bord moeten opeten. Waarom zou het niet mogelijk zijn de voorstelling van matigheid op Giotto’s fresco’s te bewonderen en tegelijkertijd het dogma van de annunciatie terzijde te schuiven, of bewondering te koesteren voor de nadruk die boeddhisten op mededogen leggen, maar hun theorieen over het leven na de dood te verwerpen? Zoals het voor een boekenliefhebber geen vergrijp is om uit de literaire canon een handvol favoriete schrijvers te kiezen, zo hoeft er voor iemand zonder religieus geloof helemaal niets op tegen te zijn om elementen aan verschillende godsdiensten te ontlenen. Dat hier maar drie van ’s werelds eenentwintig grootste religies worden genoemd, is geen teken van begunstiging of afkeer, maar het gevolg van het feit dat dit boek zich vooral richt op de vergelijking van religie in het algemeen met de seculiere wereld, en niet zozeer op die van een verzameling religies onderling.
Atheïsten van de militante soort zullen wellicht ook verontwaardigd zijn, maar dan omdat dit boek de schijn wekt dat religie het verdient nog altijd een toetssteen voor onze hunkeringen te zijn. Zij zullen wijzen op de rabiate, geïnstitutionaliseerde intolerantie van veel godsdiensten en op de even rijke, maar minder onlogische en onvrijzinnige bronnen van troost en inzicht die kunst en wetenschap bieden. Ze kunnen daar nog de vraag aan toevoegen waarom iemand die verklaart zoveel facetten van religie niet te willen accepteren — die zich niet in staat voelt een lans te breken voor bijvoorbeeld maagdelijke geboortes of in te stemmen met de Jatakaverhalen, waarin eerbiedig wordt verhaald hoe de Boeddha als konijn reïncarneerde — zich toch wenst te associëren met zo’n bezoedeld onderwerp als het geloof.
Het antwoord hierop is dat religies alleen al onze aandacht verdienen om hun conceptuele ambitie; om het feit dat ze de wereld hebben veranderd op een manier die door maar weinig seculiere instituten ooit is geevenaard. Ze zijn erin geslaagd ethische en metafysische theorieen te combineren met een praktische betrokkenheid bij zaken als onderwijs, mode, politiek, reizen, logies, inwijdingsceremonies, het uitgeversbedrijf, kunst en architectuur — een belangenspreiding waarbij de verscheidenheid aan prestaties van zelfs de grootste en invloedrijkste seculiere bewegingen en individuen uit de geschiedenis in het niet valt. Wie geinteresseerd is in de verbreiding en de impact van ideeën moet bijna wel gefascineerd raken door voorbeelden van de succesvolste educatieve en intellectuele bewegingen die de wereld ooit heeft gekend.

5

Tot slot dient gezegd dat dit boek niet beoogt bepaalde religies recht te doen; zij hebben hun eigen verdedigers. In plaats daarvan tracht het aspecten van het religieuze leven te belichten waarin concepten besloten liggen die uitstekend zouden kunnen worden toegepast op de problemen van de seculiere samenleving. Het probeert de meer dogmatische kanten van religies weg te snijden om er enkele aspecten uit te filteren die nuttig en troostrijk kunnen zijn voor de sceptische hedendaagse mens die worstelt met de crises en kwellingen van een eindig bestaan op een geplaagde planeet. Het hoopt iets te redden van wat mooi, ontroerend en wijs is uit alles wat niet langer voor waar wordt gehouden.

© Alain de Botton

pro-mbooks1 : athenaeum