Leesfragment: Stadsliefde

30 oktober 2011 , door Adriaan van Dis
|

4 november verschijnt het nieuwe boek van Adriaan van Dis: Stadsliefde. Vanavond kun je al het eerste hoofdstuk bij ons lezen, en je exemplaar reserveren.

Adriaan van Dis woonde ruim zeven jaar in Parijs, het decor van zijn grote roman De wandelaar. Hij huurt er nog altijd een chambre de bonne, waar een deel van zijn boeken staat en van waaruit hij door de stad wandelt – week in week uit. Voor hem is Parijs een stad waar schoonheid en rijkdom tegen armoede schuren. Hij gaat mee uit boksen met de zoon van zijn werkster, bezoekt het variété met een verlepte danseres en kijkt achter de luiken waar de illegalen werken. Het nieuwe Europa voltrekt zich voor zijn ogen. Van Dis wandelt om het avontuur en doet daarvan verslag. In Stadsliefde brengt hij het beste bijeen.

Deze uitgave bevat een register om met Adriaan van Dis mee te kunnen wandelen en fietsen.

N.B. Zie ook onze voorpublicatie van zijn roman Tikkop.

 

Uit: Adriaan van Dis, Stadsliefde

Het geluk ligt op straat

Straks haal ik haar op: de vrouw met wie ik het liefst door Parijs wandel. Dan gaan we al die dingen doen die we altijd doen: eerst het glas champagne thuis, de toastjes zalm, en dan lopen naar ons ‘meneertje’, een Vietnamees in de Marais waar we al twintig jaar komen. Alleen de eerste dag. Heen over een andere brug dan terug – beide routes liggen bezaaid met herinneringen. We kennen de eigenaar, zijn wel en wee en familie. We krijgen geen menukaart; we eten altijd hetzelfde. Straks zullen we onze kleren thuis voor een open raam moeten luchten, omdat de hele tent naar frituur stinkt. Hindert niet. Terug lopen we altijd door de rue de Bièvre, een kromme steeg waar Mitterrand vroeger woonde. We zien lampen branden in het appartement waar ik als student op andermans poezen paste. We denken aan doden, aan scheidingen. Hebben we geen woorden voor nodig. Hooguit een miauwtje.
De volgende morgen haal ik een tradition bij de bakker en eten we ons gekookte eitje – ik vier minuten, zij vijf. De Pariscope ligt klaar. We strepen de films aan, de tentoonstellingen, ook al weten we dat het er niet van zal komen. We hebben er tien jaar over gedaan Musée d’Orsay daadwerkelijk binnen te gaan. De buitenkant was al zo mooi. O, de duizend gebouwen die ons nog wachten. Wij wandelen door ons eigen museum. Inspecteren de pleintjes en geheime tuinen. Kijken of de duiven nog uit de geheime kom tussen twee wortels van de ginkgoboom drinken. Zij laat haar jurk opwaaien bij het metrorooster op Carrefour de la Croix-Rouge, ik aai er de hoef van het paard van César. We delen de geuren. De gezichten van voorbijgangers. Kleine sensaties. Parijs als tableau vivant. Alles is van ons. We hebben de stad gemerkt met onzichtbare sporen. Ons wandelen is een ritueel van de herhaling. Niet dat we ons geen onbekende buurten gunnen, o nee, we verkennen en lijven in, maar na het nieuwe keren we toch telkens weer naar onze oude sporen terug, als een meanderende rivier die zijn bedding zoekt.
En het benauwt nooit. Een vast parcours kan de blik ook verruimen. Niet de sensatie van het nieuwe maar het alledaagse prikkelt de geest. In de eentonigheid schuilt het wonder, in het geen haast hebben. Zo maak ik – als ik alleen ben – elke avond dezelfde wandeling voor het slapen. Door straten waar nauwelijks iets gebeurt en juist dan zie je nieuwe dingen: een doorgestreepte naam boven de brievenbus (monsieur is vertrokken, madame bleef achter) of muizenpootjes op een stoffige vensterbank (daar ruik ik even of er binnen niet een uitgeteerd lijk voor de tv zit). Ik verbeeld me levens achter al die gesloten ramen en deuren. Hoor stemmen. Soms zoeken mijn schoenen aanspraak, als ze een hoog kantoor passeren en in uitgespuugde kauwgums trappen – sporen van verveelde secretaresses. Dan weer zie ik dingen die er altijd al geweest moeten zijn: de spiegeling van een gevel op een nat trottoir, een kruisteken gebeiteld in een stoep.
Alles wat ik tijdens die wandelingen alleen ontdek, zal ik later met haar delen. Zo verdubbel ik de lol en vergroten we het kleine. Parijs is ons samenspel. Nu al weet ik achter welke lantaarnpaal ik me straks op het Gare du Nord zal verstoppen, om al die Hollanders die uit de trein stappen niet te hoeven zien. En ze zal me quasi niet vinden, al loopt ze recht op me af.
In de herhaling ligt het geluk.

Uitgeverij Augustus

pro-mbooks1 : athenaeum