Leesfragment: Wat is er mis met Amerika?

| | |

Het is december, we kijken terug. Nog maar kort geleden verscheen van Thomas L. Friedman en Michael Mandelbaum Wat is er mis met Amerika? Hoe een supermacht achterop raakte en hoe zij terug kan komen (met de onvertaalbaar sterke oorspronkelijke titel That Used To Be Us: How America Fell Behind In The World It Invented and How We Can Come Back), vertaald door Henk Moerdijk. We brengen het eerste hoofdstuk.

In Wat is er mis met Amerika? geven de auteurs hun visie op vier dilemma’s – de globalisering, de revolutie in de informatietechnologie, het chronische financieringstekort en het torenhoge energieverbruik – die van grote invloed zijn op de toekomst van Amerika, maar die desondanks door niemand lijken te worden aangepakt. Amerika kan er volgens hen weer bovenop komen. De oplossingen liggen in de Amerikaanse geschiedenis, mits die juist geïnterpreteerd wordt. De verlamming van het politieke bestel en de vervaging van typisch Amerikaanse normen hebben een goede aanpak verhinderd.

Wat Amerika nodig heeft, hoeft niet van ver te komen, hoeft niet nieuw te zijn. Er zijn waarden, prioriteiten en gebruiken nodig die zijn verankerd in de Amerikaanse geschiedenis en cultuur en die het land keer op keer hebben voortgestuwd. Volgens de auteurs zou de oplossing kunnen liggen in harder studeren,meer sparen, minder uitgeven en verstandig investeren. Het boek is zowel een grondige verkenning van het huidige Amerika als een prikkelend manifest voor de schepping van een nieuw Amerika.

Deel I
De diagnose

1
Als u iets ziet, zeg het ons

Dit is een boek over Amerika dat in China begint.
In september 2010 bezocht Tom het zomercongres van het World Economic Forum in het Chinese Tianjin. Vijf jaar terug had je vanaf Beijing drieënhalf uur in de auto moeten zitten om in deze vervuilde, overvolle Chinese versie van Detroit te komen, maar dat is inmiddels veranderd. Nu moet je naar treinstation Beijing-Zuid gaan – een hypermoderne vliegende schotel met glazen wanden en een rond dak met 3246 zonnepanelen erop –, een kaartje kopen bij een tweetalige automaat (Chinees en Engels) en in een superdeluxe hogesnelheidstrein stappen die je rechtstreeks naar het ruim opgezette, eveneens supermoderne station in het centrum van Tianjin brengt. Toen de Chinese kogeltrein in 2008 zijn eerste rit maakte, deed hij er maar 29 minuten over om 115 kilometer af te leggen Het congres werd gehouden in het Tianjin Meijiang International Convention and Exhibition Center, een immens, schitterend ingericht gebouw waarmee weinig bouwwerken in Amerika zich kunnen meten. Maar wat pas echt indruk maakte op Tom was de informatie die hij tegenkwam op de website van een van de sponsors van het zomercongres, www.tj-summerdavos.cn. Er stond namelijk dat het congrescentrum een vloeroppervlak van 230.000 m2 had en dat ‘op 15 september 2009 met de bouw was begonnen en dat het Meijian Covention Center in mei 2010 klaar was’. Toen hij dit las, telde Tom op zijn vingers de maanden: september, oktober, november, december, januari…
Acht maanden.
Na Toms terugkeer in Maryland vertelde hij Michael en zijn vrouw Anne over het congrescentrum in Tianjin en hoe snel dat gebouwd was. Op een gegeven moment vroeg Anne: ‘Sorry dat ik je onderbreek, Tom, maar ben je de laatste tijd nog op ons metrostation geweest?’ We wonen allemaal in Bethesda en gebruiken regelmatig de metro om op ons werk in het centrum van Washington te komen. Tom was kort geleden nog in het metrostation van Bethesda geweest en wist precies waar Anne naartoe wilde. Ze waren er al bijna een half jaar bezig met de reparatie van twee korte roltrappen. Als aan de ene roltrap werd gewerkt was de andere in bedrijf, dat wil zeggen, dan kon die als trap worden gebruikt om naar boven of naar beneden te komen. In de spits veroorzaakte dit een gigantische chaos. Iedereen die in of uit de metro stapte, moest zich over één stilstaande roltrap naar beneden of naar boven wurmen. Het kostte soms wel tien minuten om het station uit te komen. Op een bordje op de afgesloten roltrap stond dat de werkzaamheden deel uitmaakten van een enorme ‘modernisering’ van de roltrappen.
Waarom duurde deze ‘modernisering’ zo lang? We gingen op onderzoek uit. Cathy Asato, woordvoerster van het Washingtonse metrobedrijf, had kennelijk tegen de Maryland Community News gezegd (20 oktober 2010) dat ‘de herstelwerkzaamheden ongeveer zes maanden duren en dat men op schema ligt. De reparateurs hebben voor elke roltrap tien à twaalf weken nodig.’
Een eenvoudige vergelijking leidde tot een verbijsterende ontdekking: de Chinese Teda Construction Group had 32 weken nodig om een eersteklas congrescentrum uit de grond te stampen (mét reusachtige roltrappen in elke hoek), de reparateurs van de Washingtonse metro 24 weken om twee kleine roltrappen van elk 21 treden te maken. Verder onderzoek bracht ons bij een interview dat het plaatselijke radiostation wtop op 20 juli 2010 had met de interim-bestuurder van het metrobedrijf, Richard Sarles. Natuurlijk, dit zijn oude roltrappen, had hij gezegd, maar ‘ze zijn slecht onderhouden. We liggen wat dat betreft achter op schema en moeten een inhaalslag maken. Vorige week nog kwam er in het station Dupont Circle tijdens de spits ineens rook uit de roltrappen.’
Op 14 november 2010 plaatste The Washington Post een ingezonden brief van Mark Thompson uit Kensington:

Met belangstelling las ik de berichtgeving van deze krant over het onderzoek dat het metrobedrijf voor 225.000 dollar heeft laten doen door Vertical Transportation Excellence, met het oog op de belabberde staat waarin de liften en roltrappen in de metrostations verkeren. Natuurlijk heeft zo’n onderzoek nut. Maar na dertig jaar gebruik te hebben gemaakt van de metro kan ik wel een eenvoudiger manier bedenken om de staat van de roltrappen te beoordelen. Ze hebben tientallen jaren geruisloos en probleemloos gewerkt. Maar de afgelopen jaren, dat wil zeggen, op de momenten dat de roltrappen werkten, zorgden oude of loszittende onderdelen voor een hels kabaal dat mij deed denken aan de doodskreten van een Tyrannosaurus rex die vastzit in een teerput.

Maar wat ons grotere zorgen baarde, was een verhaal uit de Maryland Community News over de lange rijen die de schijnbaar eeuwigdurende werkzaamheden aan de roltrappen tijdens spitsuren veroorzaakten: “Toen ik daar in de rij stond kreeg ik de indruk dat de meeste mensen er al gewend aan raken,” zei Benjamin Ross, die in Bethesda woont en elke dag heen en weer gaat naar het centrum.’

De nationale waterkoeler

Dat de meeste mensen er al gewend aan raken. Deze berusting, dit gevoel dat het in Amerika nu eenmaal zo is, dat het land zijn beste tijd heeft gehad en dat die van China nog moet komen, is waar heel Amerika het over heeft bij de waterkoeler, op feestjes, in de rij bij de kassa en in de klas. We horen de twijfel in de woorden van Amerikaanse kinderen die nog nooit in China zijn geweest. In september 2010 was Tom op een congres van de Council of Educational Facility Planners International (cefpi) in San Jose, Californië. Op het programma stond onder meer een ontwerpwedstrijd: wie ontwerpt de school van de toekomst? Onderbouwleerlingen van middelbare scholen konden een ontwerp voor de ideale groene school inleveren. Op de laatste ochtend van het congres sprak Tom met de finalisten over ontwikkelingen in de wereld. Op een gegeven moment vroeg hij wat ze van China vonden. Een blonde leerlinge van de Old Lyme Middle School in Connecticut, Isabelle Foster, zei: ‘Het lijkt wel of ze een grotere ambitie en meer wilskracht hebben dan wij.’ Tom vroeg haar: ‘Waarom denk je dat?’ Ze kon het niet echt goed uitleggen, zei ze. Ze was nog nooit in China geweest. Het was gewoon haar gevoel.
Twijfels over Amerika hoorden we ook in de boze reactie van Ed Rendell, gouverneur van Pennsylvania, toen de National Football League de wedstrijd in Philadelphia tussen de Philadelphia Eagles en de Minnesota Vikings wegens een sneeuwstorm afgelastte. De nfl gelastte de wedstrijd af omdat ze niet wilde dat de supporters de spekgladde besneeuwde wegen opgingen. Maar volgens Rendell was het een teken van iets wat hem zorgen baarde: zijn landgenoten werden soft. ‘Dit druist in tegen alles waar football voor staat,’ zei Rendell op 27 december 2010 in een interview met de radiosportzender 97.5 The Fanatic in Philadelphia. ‘We zijn een land van watjes geworden. De Chinezen lopen ons aan alle kanten voorbij,’ voegde hij eraan toe. ‘Als dit in China was gebeurd, denk je dan dat de Chinezen de wedstrijd hadden afgelast? De mensen zouden massaal naar het stadion zijn getrokken, te voet, en onderweg zouden ze dan ook nog wat aan wiskunde hebben gedaan.’
We lezen de twijfel in de ingezonden brieven die dagelijks in de krant staan, bijvoorbeeld in de hartstochtelijke woorden op de opiniepagina van The New York Times onder een column die Tom schreef over China (1 december 2010). ‘Eric R.’ uit Tucson zei:

Onze transformatie van Lewis en Clark naar Elmer Fudd en Yosemite Sam is bijna voltooid. Vroeger gingen we uitdagingen aan, verdroegen we ontberingen, onderdrukten we onze angst en trokken we de (onbekende) wildernis in. We legden van west naar oost en van noord naar zuid spoorwegen aan, bouwden een netwerk van snelwegen, versloegen monsterlijke dictators, wonnen de strijd tegen polio en zetten een mens op de maan. Nu sturen we sms’jes en werken we onze make-up bij tijdens het autorijden, geven meer geld uit aan games dan aan boeken, bannen lichaamsbeweging uit, vervloeken het jagen en bezwijken bij bosjes aan obesitas en diabetes. Zeg maar dag tegen de pioniersgeest die ons (ooit) tot het grootste volk op aarde maakt, een volk waartegen werd opgekeken en dat ‘uitzonderlijk’ werd genoemd.

Soms komt de twijfel als een donderslag bij heldere hemel. Een week voor de verkiezingen van november 2010, halverwege de regeringstermijn van Obama, ging Tom naar het Witte Huis voor een interview. Hij passeerde de controlepost op Pennsylvania Avenue, pakte zijn tassen van de band van het röntgenapparaat en greep de klink van de deur die uitkwam op de oprit van het Witte Huis. Maar twee seconden later stond hij met de klink in zijn hand. ‘O ja, dat gebeurt soms,’ sprak de agent achteloos terwijl Tom de krakkemikkige klink weer in de deur probeerde te krijgen.
Die twijfels komen we ook vaak tegen bij buitenlanders. Zoals de verschillende Duitse au pairs van een buurman in Bethesda, die volgens hem steevast twee dingen zeggen: dat er in Washington zo verschrikkelijk veel eekhoorns rondlopen en dat de wegen er vaak zo slecht zijn. Als ze iets niet verwacht hadden, was dat er in de hoofdstad van Amerika overal gaten in de weg zouden zitten.

Teleurgestelde optimisten

Dus delen we de in sommige kringen zeer populaire opvatting dat Groot-Brittannië heerste over de negentiende eeuw en Amerika over de twintigste en dat China zonder twijfel heer en meester zal zijn over de eenentwintigste, en dat je om daarachter te komen alleen maar van Tianjin of Shanghai naar Washington hoeft te vliegen en daar de metro moet pakken?
Nee, die opvatting delen we niet. En we hebben dit boek geschreven om uit te leggen waarom geen enkele Amerikaan, jong noch oud, zich bij die gedachte moet neerleggen. We zijn optimistisch, maar we zijn ook teleurgesteld. We zijn teleurgestelde optimisten. Naar ons idee gaan deze twee uitstekend samen. We zijn optimisten omdat de Amerikaanse maatschappij, met haar hang naar ‘vrijheid blijheid’, haar verscheidenheid aan meningen en talenten, haar flexibele economie, haar werkethos en haar wil tot innovatie, bij uitstek geschikt is om te gedijen in de enorm uitdagende omgeving die de wereld van nu biedt. We zijn optimisten omdat de Amerikaanse politieke en economische systemen in staat zijn, als ze tenminste goed functioneren, om alle talent en energie te mobiliseren die nodig is om de huidige problemen op te lossen. We zijn optimisten omdat Amerikanen genoeg ervaring hebben in dat wat momenteel hard nodig is: met z’n allen een grote, moeilijke taak volbrengen. En we zijn optimisten omdat ons verleden, onze staat van dienst, zogezegd, meer dan genoeg reden geeft om te denken dat we onze huidige problemen kunnen overwinnen.
Maar dat is ook waarom we teleurgesteld zijn. Als het de toekomst van Amerika betreft, kan optimisme of pessimisme eenvoudigweg geen functie zijn van ons vermogen geweldige dingen te doen of van de Amerikaanse geschiedenis van schitterende prestaties. Het moet ook een functie zijn van de wil om die dingen nog een keer te doen. Er zijn genoeg Amerikanen die vandaag de dag fantastische dingen doen, maar op kleinere schaal. Filantropie, vrijwilligerswerk, individuele initiatieven; allemaal heel indrukwekkend, maar wat Amerika vooral nodig heeft is een grootschalige collectieve aanpak van de grootste problemen.
We kunnen niet pessimistisch zijn over Amerika, er wonen immers zo verschrikkelijk veel creatieve, getalenteerde, hardwerkende mensen, maar we reageren toch teleurgesteld als we erachter komen hoeveel van die mensen van mening zijn dat Amerika niet de arbeidskrachten opleidt die het nodig heeft, of de energieke immigranten toelaat die het zoekt, of investeert in de infrastructuur waar het om zit te springen, of geld steekt in onderzoek dat het graag wil doen, of zich hard maakt voor de intelligente belastingwetten en stimuleringspremies die onze concurrenten hebben ingevoerd.
Vandaar de titel van dit eerste hoofdstuk: ‘Als u iets ziet, zeg het ons’. Het is de mantra die het Amerikaanse ministerie van Binnenlandse Veiligheid op alle vliegvelden en treinstations door de luidsprekers laat galmen. Welnu, wij hebben iets gehoord en gezien, en miljoenen andere Amerikanen met ons. Maar het gaat niet om een verdacht pakje in een donker hoekje onder een trap. Het gaat om iets wat open en bloot ligt. We hebben iets gezien wat een groter gevaar is voor de veiligheid en het welzijn van de Amerikanen dan Al-Qaida. We hebben een land gezien met achterstallig onderhoud, politieke wanorde en een merkbare ongerustheid over de huidige en de toekomstige stand van zaken.
Met dit boek willen wij iets zeggen, over wat er mis is, waarom dingen mis zijn gegaan, wat we kunnen en moeten doen om orde op zaken te stellen.
Maar waarom nu? En waarom is het zo dringend?
Het antwoord op ‘Waarom nu?’ is gemakkelijk: omdat Amerika langzaam bergafwaarts gaat, precies langzaam genoeg voor de Amerikanen om de indruk te wekken (of te denken) dat het allemaal niet zo’n vaart zal lopen. Toen we de eeuwige optimist Timothy Shriver, baas van Special Olympics, zoon van Sargent Shriver, de oprichter van het Peace Corps, en neef van president John F. Kennedy, over ons boek vertelden, mijmerde hij hardop dat Amerika niet lijkt te snappen dat de tijd dringt: ‘Alsof we elk jaar weer iets verder afglijden en dat zorgeloos wijten aan overmacht, een situatie die buiten onze invloedssfeer ligt, een economische tegenvaller, een sociaal probleem, politieke wanorde. We raken elke dag opnieuw een stap achter en niemand die ho! zegt.’ Ongetwijfeld willen de meeste Amerikanen, voegde Shriver toe, ‘maar al te graag nog het land van schitterende idealen en daden zijn, maar niemand lijkt daar de prijs voor te willen betalen’. Of zoals Jeffrey Immelt, de algemeen directeur van General Electric, zegt: ‘Wat we in de VS momenteel nodig hebben, is de mate van zelfvertrouwen die je bereikt wanneer je een groot en lastig probleem oplost, met z’n allen.’ Het is lang geleden dat de Amerikanen gezamenlijk iets groots en moeilijks hebben gedaan.
Wij stellen dat dit vertraagde verval vier algemene oorzaken heeft. Ten eerste heeft Amerika, en met name zijn politieke leiders, na het einde van de Koude Oorlog niet meer elke dag de twee vragen gesteld die van wezenlijk belang zijn voor een goed beleid: in wat voor wereld leven we en wat moeten we doen om erin te gedijen? De Amerikaanse luchtmacht heeft een strategische theorie die is bedacht door de officier John Boyd, de zogeheten ‘ooda-loop’. ooda staat voor observe, orient, decide, act (waarnemen, oriënteren, beslissen, handelen). Als je een straaljagerpiloot bent, zei Boyd, en jouw ooda-loop is sneller dan die van je tegenstander, zal je altijd van hem winnen. De ooda-loop van Amerika is momenteel veel te traag en vaak rommelig. In de huidige Amerikaanse politiek is veel te weinig aandacht voor waarnemen, oriënteren, beslissen en handelen en wordt er te veel geschreeuwd, met de wijsvinger gezwaaid, verdeeld en uitgesteld. Als het in de wereld echt heel snel gaat, doet het er echt toe hoe snel een land goed kan waarnemen, oriënteren, beslissen en handelen.
Ten tweede heeft Amerika de afgelopen twintig jaar geen of nauwelijks aandacht geschonken aan de grootste problemen (met name het onderwijs, het financieringstekort en de schulden, energie en klimaat) en inmiddels is de situatie zo ernstig dat niemand er meer omheen kan. Maar een oplossing is alleen mogelijk als iedereen meewerkt en iedereen offers brengt. Ten derde is Amerika, om het nog erger te maken, opgehouden te investeren in de formule die van oudsher succes bracht, een formule die teruggaat tot de stichting van het land. Ten vierde hebben we onze problemen niet kunnen oplossen of niet kunnen herinvesteren in onze sterke punten omdat ons politieke bestel verlamd is geraakt en onze waarden en normen ernstig vervaagd zijn. Maar optimisten als wij zijn, hebben wij een aanpak bedacht om al deze problemen te overwinnen.
Het antwoord op ‘Waarom is het zo dringend?’ is ook gemakkelijk. De urgentie komt deels voort uit het feit dat Amerika veel minder middelen en tijd heeft dan twintig jaar terug, toen het financieringstekort nog binnen de perken bleef en de grootste problemen in ieder geval nog hanteerbaar leken. Met name de afgelopen tien jaar is er veel tijd en energie (en het geld van onze kinderen) gestoken in terrorismebestrijding en een luxe levensstijl, waardoor er nu geen reserves meer zijn. Amerikanen rijden rond zonder bumper, zonder reservewiel en met een bijna lege benzinetank. Als de markt of Moeder Natuur ineens een verkeerde, ontwrichtende beweging maakt, helpt er geen moedertje lief meer aan en zullen de gevolgen ernstig zijn. Winston Churchill zei altijd graag dat ‘Amerika altijd het goede doet, maar pas nadat het alle andere opties geprobeerd heeft’. Amerika heeft eenvoudig de tijd niet meer om alle opties uit te proberen, het moet nu spijkers met koppen slaan.
Het gevoel van urgentie vloeit ook voort uit het feit dat het politieke systeem de echte problemen niet goed in kaart brengt. Amerika moet niet alleen maar zijn financiële huishouding op orde zien te krijgen. Dat is veel te beperkt. Het is natuurlijk belangrijk dat er iets wordt gedaan aan de schulden en tekorten, dringend zelfs, maar het is slechts een middel en geen doel op zich. Het doel moet zijn om Amerika een schitterend land te laten blijven zijn. De tekorten moeten uiteraard worden teruggedrongen, maar er zal ook geïnvesteerd moeten worden in onderwijs, infrastructuur en onderzoek en ontwikkeling, de deuren moeten wijder open worden gezet voor getalenteerde immigranten en de economische regelgeving moet strakker worden. Zoals we zullen laten zien, zijn immigratie, onderwijs en een verstandige regelgeving van oudsher de ingrediënten van de Amerikaanse succesformule. Onmisbare ingrediënten, tenminste als Amerika zijn potentieel de komende jaren ten volle wil benutten, de middelen wil creëren om zijn welvaart in stand te houden en de wereldleider wil blijven die het geweest is en die de wereld graag in het land ziet. Wij, de schrijvers van dit boek, willen niet alleen maar dat Amerika weer een dikke bankrekening heeft. Wij willen dat het land zijn grootsheid hervindt. We zijn geen boekhouders, we zijn eerst en bovenal Amerikanen.

China, wederom

En om Amerika een groots land te laten blijven zijn, moet Amerika niet zoals China worden. Amerika moet weer zoals Amerika worden. Natuurlijk, het valt niet te ontkennen dat China enorm succesvol is, tientallen miljoenen arme Chinezen rijker heeft gemaakt en de infrastructuur heeft gemoderniseerd, congrescentra, snelwegen, luchthavens en woningen heeft gebouwd. En het heeft indruk gemaakt, die niet aflatende inspanningen ten behoeve van economische ontwikkeling, de bereidheid om de wereld af te struinen naar de beste methodes, daarmee te experimenteren en ten slotte de efficiëntste te gebruiken.
Dit neemt niet weg dat de Chinezen nog worstelen met grote en mogelijk verzwakkende problemen: een gebrek aan vrijheid, een buitensporige corruptie, een verschrikkelijke vervuiling en een onderwijsstelsel dat de geringste creativiteit in de kiem smoort. China heeft geen betere politieke of economische stelsels dan de Verenigde Staten. Als China ook in de toekomst zo’n opmerkelijke economische vooruitgang wil boeken, zal het naar ons idee meer kenmerken van het Amerikaanse systeem moeten overnemen, in het bijzonder de politieke en economische vrijheid die ten grondslag liggen aan het Amerikaanse succes. China kan niet blijven leunen op de mobilisatie van goedkope arbeid en goedkoop kapitaal en op het vergaren en kopiëren van de innovaties van andere landen.
Toch is het op dit moment nog zo dat China volgens ons 90 procent van de potentiële voordelen uit zijn tweederangs politieke stelsel haalt. Het benut zijn autoritaire stelsel optimaal. Maar zo komen we meteen bij het probleem waarop Amerika zich zou moeten richten: Amerika mag dan een veel beter politiek bestel hebben, het benut dat slechts voor 50 procent.
Kortom, het grootste probleem is niet dat Amerika China niet kan bijbenen, maar dat Amerika is afgedwaald van het goede pad dat het bewandelde. De toekomst van het land staat of valt niet bij het al dan niet overnemen van het Chinese systeem. Wat Amerika moet doen, is zijn democratie inzetten op de manier zoals China de afgelopen tientallen jaren in eigen land op autoritaire wijze heeft afgedwongen: met doelgerichtheid, moreel gezag, ernst, collectieve actie en vasthoudendheid.
De vergelijkingen tussen China en de Verenigde Staten die je tegenwoordig in de wandelgangen hoort, gaan naar ons idee helemaal niet over China. Ze gaan over Amerika. China fungeert gewoon als een spiegel. In feite praten de Amerikanen over zichzelf en over hun kwijnende zelfvertrouwen. Ze zien in de Chinezen dingen die ze zelf ook hadden, dingen die altijd typisch Amerikaans waren, maar die het land nu kwijt lijkt te zijn.
Orville Schell geeft leiding aan het Center on U.S.-China Relations van de Asia Society en is een van de grootste China-kenners in Amerika. Hij was ook op het congres in Tianjin en op een middag, na een zeer goede speech over de jongste economische sprong voorwaarts van China, vroeg Tom aan Schell wat zijn idee was over de Amerikaanse obsessie met en ongerustheid over de opkomst van China.
‘Omdat we de dingen sinds kort niet meer voor elkaar krijgen, hebben we de neiging ons beeld van China sterk te idealiseren,’ zei Schell. ‘We ontdekken wat ze hebben gedaan en projecteren op hen wat we bij onszelf missen, vreselijk missen. De houding waarmee we onze snelwegen en dammen bouwden en een mens op de maan zetten: “de beuk erin”, “we zullen het rooien”, “alle hens aan dek”. Die houding was bepalend voor onze jeugd,’ zei Schell. ‘Maar nu zien we ons land een tegengestelde richting op gaan, terwijl China juist kracht put uit precies die houding […] China wil zichzelf bewijzen ten overstaan van de wereld, Amerika lijkt minder behoefte te hebben zijn uitmuntendheid te tonen.’ De Chinezen worden aangedreven, vervolgde Schell, door een ‘diep verlangen om China zijn grootsheid terug te geven, en spijtig genoeg zien we te vaak dat de motor achter dit verlangen in Amerika niet zo soepel meer draait.’
Dat wij graag een beleid zien dat resulteert in een blijvende Amerikaanse grootsheid, heeft niets te maken met hooghartigheid of chauvinisme maar alles met een liefde voor ons land en een sterk geloof in de goede kracht die Amerika – voor zijn eigen burgers en voor de wereld – kan zijn. We zijn ons terdege bewust van de huidige en vroegere Amerikaanse onvolkomenheden. Elke week, zo weten we, is er een Amerikaanse politicus die zich laat omkopen, wordt er iemand veroordeeld voor een misdaad die hij of zij niet beging, wordt er belastinggeld over de balk gegooid dat beter in een nieuwe brug, een nieuwe school of een nuttig onderzoek gestoken had kunnen worden, verlaten veel jongeren voortijdig hun school, raken jonge vrouwen zwanger en verdwijnt de vader uit beeld, raken mensen hun huis of baan kwijt terwijl ze dat helemaal niet verdienen. Een cynicus zegt dan: ‘Moet je kijken naar de kloof die gaapt tussen idealen en werkelijkheid. Wie het nog over dat fantastische Amerika heeft, is een leugenaar.’ De patriot zegt: ‘Die kloof mag er zijn, maar we blijven “uitzonderlijk”.’ Wij denken dat de kloof er zeker toe doet; in dit boek zal die zeker vaak ter sprake komen. Maar die kloof is niet bepalend voor de Amerikaanse identiteit. De grootsheid van ons land – het échte Amerika – is en blijft altijd gelegen in onze niet aflatende poging om deze kloof te dichten, in de constante strijd om een betere unie te vormen. De kloof geeft simpelweg aan dat Amerika er nog lang niet is.
Nog maar eens: het probleem van Amerika is niet China, en de oplossing van de Amerikaanse problemen is niet China. Het probleem van Amerika is Amerika zelf. Wat Amerikanen doen en nalaten, hoe de Amerikaanse politiek functioneert en disfunctioneert, voor welke waarden en normen Amerika staat maar niet naleeft. En de oplossing van de Amerikaanse problemen is ook Amerika zelf: het volk, de samenleving en de regering zoals die vroeger waren en zoals die weer kunnen worden. Daarom is dit boek zowel een waarschuwing als een peptalk. We strooien met kritiek op de huidige situatie, maar koesteren een onwrikbaar geloof in wat de Amerikanen kunnen bereiken als ze gezamenlijk in actie komen.

© 2011 Thomas L. Friedman en Michael Mandelbaum
Nederlandse vertaling © 2011 Henk Moerdijk / Nieuw Amsterdam Uitgevers

 

Uitgeverij Nieuw Amsterdam

pro-mbooks1 : athenaeum