Leesfragment: Bij Cervantes' De vernuftige edelman Don Quichot van La Mancha

22 januari 2012 , door Kees Fens
| | | |

In januari 2012 zijn alle delen van de Perpetuareeks 25% goedkoper. Reden voor Athenaeum Haarlem om vertalers en andere deskundigen uit te nodigen voor een lezingenreeks, zoals vertaalster Barber van de Pol, die 24 februari over Miguel de Cervantes Saavedra's Don Quichot komt spreken. Vanavond, ter voorbereiding, Kees Fens' nawoord bij die vertaling destijds.

Het ideaal en de praktijk zijn nergens zo fraai, zo spreekwoordelijk en zo geestig belichaamd als in het duo Don Quichot & Sancho Panza. De grote roman waarin dat gebeurt, die aanvankelijk was opgezet als een parodie op de middeleeuwse ridderroman, is onlangs door een internationale jury uitgeroepen tot de mooiste roman aller tijden. 

N.B. In 2023 publiceren we op Athenaeum.nl alle nawoorden bij de reeks, om bij alle klassiekers verdiepende teksten te bieden.

 

Nawoord

Misschien is dit toch het allermodernste aan de roman: men kan hem op vele manieren lezen. Elke wijze van lezen wordt beloond. Wie het vermogen heeft aan het oppervlak te blijven leest een schitterende avonturenroman, in het eerste deel afgewisseld met even schitterende verhalen, een roman met een lachwekkende (en vaak ook meelijwekkende), parodistische hoofdfiguur en een even dom als ontroerend knechtje. Soms wens ik het boek nog als die loutere avonturenroman te kunnen lezen. Maar dan zal ik veel moeten vergeten. Voor belezenheid moet je altijd inleveren. We kennen de ridderromans en kunnen Don Quichot als een heel geestige afrekening ermee zien. Uitzonderlijk was de hartstocht voor die romanwereld niet. De Bask Ignatius van Loyola werd er, honderd jaar voor het verschijnen van Don Quichot, door bezield, totdat aanvankelijk uit verveling gelezen heiligenlevens hem tot een ander leven brachten. Hij werd stichter van de jezuïeten en ging met een heel gevolg van Sancho’s de vijanden van de kerk bestrijden. (Het is niet moeilijk om in de figuur van Don Quichot ook een gedreven verspreider van het geloof te zien.)

We kennen allemaal de romantiek, die velen tot grootse daden heeft verleid. Don Quichot wordt in latere eeuwen in de geest ervan een idealist en sleept zo vele gestalten met zich mee (die nog geboren moeten worden; grote literaire gestalten en grote schrijvers zijn beïnvloed door literatuur van soms eeuwen later). De idealist is slechts gek in de ogen van de kortzichtige realisten. Vanuit het romantisch idealisme wordt Don Quichot recht gedaan, wordt hij een heel andere figuur: aangrijpend en aandoenlijk. We hebben nog genoeg romantiek in ons om hem zo te zien. Naast de idealist wordt Sancho de realist, en in het tweede deel zien we, als gezegd, hem in de oude richting van zijn heer gaan.

Het was niet eerder vertoond: een romanfiguur wiens hoofd en hart door het lezen van literatuur op hol zijn geslagen en die de hem omringende wereld herschept naar die literatuur. Hij is de hoofdfiguur van zijn eigen verbeelding. En het voortdurend treffen met de werkelijkheid en daardoor ook getroffen worden (Don Quichot is waarschijnlijk de meest gepijnigde figuur uit de wereldliteratuur) versterken die verbeeldingswereld alleen maar.

Het is in 1605 uniek: literatuur die werkelijkheid wordt. Daar is meer dan een verblinde hoofdfiguur voor nodig, ook een grote vindingrijkheid bij de schrijver. Cervantes is de eerste auteur die in een roman voortdurend het spel met werkelijkheid en fictie speelt. De roman kent vele verschuivingen die ons uit de fictie in een historische werkelijkheid plaatsen. Het gevonden manuscript is er een van. Het maakt Don Quichot tot een historische figuur; later neemt de fictie weer bezit van hem. Misschien wel het allermooiste spel met fictie en werkelijkheid doet zich voor in het tweede deel, tien jaar na het eerste verschenen. Don Quichot wordt overal herkend, want iedereen heeft het eerste deel gelezen! Misschien ben ik hier te simpel. Aan het slot van de laatste van zijn zes grootmeesterlijke colleges over Don Quichot schrijft Nabokov: ‘Wij staan tegenover een boeiend verschijnsel: een literaire held die geleidelijk het contact verliest met het boek dat hem voortbracht, die zijn vaderland verlaat, die de schrijftafel van zijn schepper verlaat en door de ruimte zwerft na door Spanje te hebben gezworven.’

Het verlies van contact met het boek: dat is schitterend. Alle herkenners in het tweede deel geven, in het boek, Nabokov gelijk. Maar misschien kan deze nuancering bij Nabokovs uitspraak worden aangebracht: Don Quichot heeft binnen het boek het contact met het boek verloren! (Zoals dat ook de lezer voortdurend overkomt.)

Het literaire spel met fictie en werkelijkheid moet in Cervantes’ tijd heel ongewoon zijn geweest. De eerste moderne roman is ook meteen een antiroman. Het allermooist komt dat antikarakter te voorschijn in het begin van het tweeëntwintigste hoofdstuk van het eerste deel: ‘SifiHamid Benengeli, Mancheegs schrijver van Arabische oorsprong, vertelt in deze hoogstgewichtige, hoogdravende, pietepeuterige, zoete en verbeeldingsvolle historie dat na het aan het slot van hoofdstuk eenentwintig weergegeven gesprek tussen Don Quichot van La Mancha en zijn schildknaap Sancho Panza, eerstgenoemde zijn ogen opsloeg en zag dat over de weg die hij volgde een twaalftal mannen aan kwam lopen, die als kralen in grote ijzeren ketenen om hun hals aaneen waren geregen en allemaal handboeien droegen.’

Op de prachtige vergelijking aan het slot wil ik graag terloops even wijzen. De Arabische schrijver is de auteur van het gevonden manuscript. De echte schrijver, Cervantes, is hier niet meer dan een overschrijver of compilator; een zeer kritische overschrijver, want de het verhaal karakteriserende bijvoeglijke naamwoorden liegen er niet om. In vermomming hekelt Cervantes zijn werk! De schrijver als criticus binnen zijn eigen tekst – het is wel zeer modern.

De beschreven herkenningen van Don Quichot wijzen indirect op nog iets anders: hij was een levende figuur geworden. Hij bewoonde niet alleen de verbeelding van zijn lezers, maar trok door Spaanse stadjes en dorpen. Je kon hem tegenkomen. Zelden zal een fictieve figuur zo’n werkelijkheidsgehalte hebben bereikt. Het verfijnde realisme waarin het verhaal is geschreven (zijn illustrator Doré hoefde alleen maar na te tekenen wat hij las) is er mede een oorzaak van. Maar er is nog een andere oorzaak. Wie het boek met overgave leest, ziet voortdurend in Don Quichot zichzelf ontstaan. Hij is de romanfiguur met ontelbare gestalten in zich. Ze wachten er allemaal op gerealiseerd te worden. Door de lezer. Die is een fractie van de geest van Don Quichot. Omdat wij onszelf enigszins kennen, komen we Don Quichot geregeld tegen: in de lachwekkende figuur, in de meelijwekkende doorzetter, in de idealist wie de stenen voor de nieuwe wereld steeds uit de handen vallen, in de steeds stiller wordende doler uit het tweede deel – die mooie overgang van actie naar toenemende contemplatie. Hij vertegenwoordigde voor de tijdgenoten al heel veel herkenbaars, wat ook voor veel andere figuren en talrijke situaties geldt. Hij is wellicht in de loop van de eeuwen meer verschillende geesten dan figuren gaan voorstellen, hij is in elk geval in zijn mogelijkheden van herkenning nog gegroeid. Nabokov heeft het afdoende gezegd: ‘Don Quichot is heden ten dage groter dan hij was in de schoot van Cervantes. Hij heeft driehonderdvijftig jaar gereden door de jungles en toendra’s van het menselijk denken en hij heeft gewonnen aan vitaliteit en gestalte. Wij lachen niet langer om hem. Zijn blazoen is medelijden, zijn banier is schoonheid. Hij vertegenwoordigt alles wat teder is, verloren, zuiver, onzelfzuchtig en dapper. De parodie is een toonbeeld geworden.’

Wij hebben hem al die gestaltes gegeven, wij zijn hem blijven scheppen naar ons beeld en gelijkenis, zoals het in de grote literatuur altijd gaat. Hij heeft nog eeuwen van groei voor zich. Cervantes schiep de kiemcel, als een heel groot kunstenaar, want de uitgroeimogelijkheden ervan bleken ontelbaar.

Het eerste deel werd vrijwel onmiddellijk een succes, ook in vertaling. Cervantes was bezig met het tweede deel, toen in 1614 een door een ander geschreven tweede deel verscheen. Het heet plat, boers en komisch. In 1615 voltooide Cervantes zijn tweede deel; aan het slot sterft Don Quichot. Een nieuw vervolg door anderen was in ieder geval uitgesloten. Een jaar later stierf Don Quichots schepper zelf, ook in vrome overgave aan God en de kerk. Hij werd begraven in het kleed van de derde orde van Franciscus. Er moet door de mensen die zijn leven hadden gekend, licht geglimlacht zijn. Misschien ook wel om de herkenning.

Niet minder dan zijn schepping is hij een avontuurlijke doler geweest. Een recente biografie, geschreven door Donald P. Mc-Crory, laat zich als een avonturenroman lezen. Cervantes was de zoon van een alsmaar verhuizende chirurgijn. Hij wordt pas enigszins zichtbaar als hij 22 jaar is: hij moet (het is 1569) vanwege een duel uit Madrid vluchten. Twee jaar tevoren had hij enkele gedichten gepubliceerd. Hij komt in Napels, wordt zeesoldaat en neemt op 7 oktober 1571 met bravoure deel aan de slag bij Lepanto, waar een christelijke coalitie de Turken verslaat. Cervantes is het letterlijk levende boegbeeld van zijn schip, een bijna Don Quichot-achtige positie. Hij raakt gewond en zal zijn linkerhand of -arm (dat is niet duidelijk) niet meer kunnen gebruiken. Hij doolt rond in het Middellandse Zeegebied, zijn schip wordt door kapers overmeesterd, vijf jaar zit hij gevangen in Algiers voor hij kan worden vrijgekocht. In zijn ambtelijke loopbaan mislukt hij, op in de spiegel van zijn boek voorbeeldige wijze, als de bijna onmiddellijk gehate inkoper van proviand voor de Armada, de onoverwinnelijke vloot die ten onder ging tegen de Engelsen. Maar de haat tegen hem verdween niet in de golven. Calamiteiten houden aan: hij wordt enkele keren in de ban gedaan, belandde ook enkele keren in de gevangenis en heeft altijd geldtekort en schulden. De windmolens van het lot draaien hem dol...

Intussen schrijft hij! In 1585 publiceert hij met weinig succes een pastorale roman, hij schrijft toneelstukken (waarmee hij dacht rijk te worden, wat dus niet gebeurde). Dan verschijnt in 1605 Don Quichot (wat later het eerste deel zal zijn), waaraan hij twee jaar had gewerkt. En daarmee staan wij voor een van de grootste scheppingsmysteries uit de letterkunde (gelijktijdig met het bijna absolute scheppingsmysterie dat het werk van Shakespeare oproept). Het geniale lijkt altijd uit het niets te komen, in dit geval een wel heel langdurig niets: toen het boek verscheen was Cervantes 57. Hoe kan iemand zo boven een leven als een lappendeken uitstijgen? Welke dubbelgeest schuilt er in die doler? In elk geval: hij schiep een der laatste archetypen van de westerse cultuur, zelfs zijn paard werd een archetype! Uit de dolende schrijver was de eeuwig dolende ridder gegroeid. Hij stierf niet lang na voltooiing van het tweede deel; Don Quichot stierf voor de tweede keer.

Nabokov, een van de grootste schrijvers van de twintigste eeuw, een van de grote schrijvers over literatuur, keert zich in zijn genoemde lezingen voortdurend tegen alle critici die over het boek schreven, tegen hun veralgemeningen ook, die het sprookje, dat Nabokov in Don Quichot en in meer literaire meesterwerken ziet, ongedaan maken. Hij vecht tegen de windmolens van de kritiek. Maar, en dat is het indrukwekkende, hij moet zich tenslotte aan het boek gewonnen geven. En dat leidt tot de conclusie die hierboven geciteerd is en waarmee hij zich in eigen woorden aansluit bij alle eeuwigverklaarders van De vernuftige edelman Don Quichot van La Mancha door Miguel de Cervantes Saavedra.

Athenaeum - Polak & Van Gennep

pro-mbooks1 : athenaeum