Leesfragment: De bakermat van de beurs

27 november 2015 , door Lodewijk Petram
| |

In de zomer kijken we ook terug op belangrijke boeken van het afgelopen jaar. Vanavond: Lodewijk Petrams De bakermat van de beurs, een boek dat ook genomineerd is voor de Libris Geschiedenisprijs. Op Athenaeum.nl vanavond een deel uit het achtste hoofdstuk.

Het is augustus 1602. In het huis van Dirck van Os, in de Nes in Amsterdam, kunnen mensen intekenen op het oprichtingskapitaal van de voc. Als de inschrijving sluit, zijn er 1143 namen geregistreerd. De eerste aandeelhouders van de voc zijn een feit. Niet veel later ontstaat in Amsterdam een levendige handel in aandelen.

In De bakermat van de beurs vertelt Lodewijk Petram het fascinerende en tot dusver onbekende verhaal van het ontstaan van de beurshandel. Dicht op de huid van kooplieden, speculanten en fraudeurs brengt hij de zeventiende eeuw tot leven. Hij neemt de lezer mee naar de Dam, de Kalverstraat en de Nieuwe Brug, waar het allemaal begon. Het enerverende karakter, de vuige spelletjes, het verbod op short selling – Petram laat zien dat verrassend veel kenmerken van de huidige aandelenhandel al in zeventiende-eeuws Amsterdam aanwezig waren.

8
Informatie

Het is begin maart 1688, en zoals ieder jaar is dit voor aandelenhandelaren een drukke tijd. Maart is de maand van de jaarlijkse vergadering van de Heren XVII – het hoogste bestuurscollege van de VOC, waarin bewindhebbers van alle zes de kamers zitting hebben. Een vast onderdeel van die vergadering is het besluit over de dividenduitkering. Jeronimus Velters, die op dat moment secretaris van huwelijkse zaken van de stad is en daarnaast zeer actief is in de aandelenhandel, wil geen bericht of gerucht over het aanstaande dividend missen en gaat daarom dagelijks naar de beurs de Dam.
Al een tijdje heerst de verwachting dat de Heren XVII dit jaar zullen besluiten 25 procent van de nominale waarde van het aandelenkapitaal in contanten uit te keren. Het jaar daarvoor, 1687, keerde de voc 20 procent uit. Er waren toen sinds het vorige dividend twaalf VOC-schepen in de Republiek teruggekeerd. Dit jaar staat de teller al op 13 rijk beladen schepen en een dividend van 25 procent lijkt daarom een logische inschatting. Maar dan krijgt Velters informatie die hem tot een ander inzicht brengt. Hij verneemt van een ‘geaccrediteerd heer’ – iemand die, met andere woorden, serieus genomen moet geworden – dat er ‘naar alle waarschijnlijkheid’ maar 22,5 procent uitgekeerd gaat worden. Velters twijfelt geen moment. ‘Zonder andere berichten nog in overweging te nemen’ besluit hij ‘uit de actiën te springen’. Makelaar Pessoa weet direct twee aandelen van ƒ 3000 voor hem te verkopen. De kopers, Abraham Penso Felix (de oudere broer van Joseph Penso de la Vega) en Antonio Rodrigues, betalen hem een koers van 556. Daarnaast verkoopt Pessoa twee termijncontracten voor Velters. Makelaar Roshuijsen regelt nog een extra termijnverkoop van een aandeel van ƒ 6000 aan Cornelis Munter. De grootste verkoop doet Velters echter zelf. Met Hendrick de Wijse bereikt hij op de beurs eenovereenkomst over een termijntransactie met een VOC-aandeel van ƒ 30 000 als onderliggende waarde. Velters neemt door deze transacties een enorme negatieve positie in de VOC in; hij verkoopt veel meer aandelen dan er op zijn rekening staan.
De meerderheid van de handelaren krijgt de informatie dat de dividenduitkering mogelijk tegenvalt niet, of gelooft niet dat ze op waarheid berust, want de koers stijgt kort na Velters’ verkopen tot 561 en op 12 maart zelfs tot 565. Bij deze koersen zijn de termijncontracten van Velters verliesgevend, want die waren gesloten tegen termijnkoersen van 557,75 en 559.
De dag daarna, 13 maart 1688, vergaderen de Heren XVII in het Amsterdamse Oost-Indisch Huis over de hoogte van de dividenduitkering. De aandelenhandelaren weten dit en die avond stijgt de spanning op de Dam. Continu lopen er handelaren heen en weer tussen de Dam en het Oost-Indisch Huis – een wandeling van slechts een paar minuten – in de hoop het laatste nieuws op te vangen.
Velters beschrijft de situatie op de Dam die avond in een enkele dagen later geschreven brief aan Theodore Holla, een kennis in Den Haag die Velters geregeld van politiek nieuws voorziet: ‘De koers viel plotseling naar 559. Iedereen was zeer verbaasd en niemand durfde te kopen. Makelaar Gerrit Loot probeerde veel aandelen te verkopen. Aan de ene kant van de Dam zei men dat ik zijn opdrachtgever was. Aan de andere kant van het plein hielden ze het erop dat Loot voor Visscher en Les Paul verkocht. Weer anderen meenden dat handelaar Quina er achter zat, die in opdracht van Putmans handelde. En dan waren er ook nog een paar personen die dachten dat De Groot, die zich constant op of rond de Dam bevond, opdracht had gegeven voor de verkopen.’
Dit gaat zo door tot half negen. Op dat moment horen de mannen op de Dam dat de vergadering van de Heren XVII ten einde is. Direct gaan zij met z’n allen naar de Oude Hoogstraat, waar de bewindhebbers juist naar buiten komen. De aandelenhandelaren vragen de VOC-bestuurders wat ze besloten hebben, maar die willen niets loslaten: ‘De inhoud van de vergadering is geheim en wij hebben onder ede verklaard er niets over te zullen zeggen.’
Toch tasten de handelaren niet helemaal in het duister over het verloop van de vergadering, want de bewindhebbers maken een opgetogen indruk. Hieruit leiden de koopmannen af dat het dividend best eens zou kunnen meevallen en direct stijgt de koers tot 566. Dit duurt echter niet lang; als het gerucht gaat dat besloten is 22,5 procent uit te keren en nog eens 15 procent als de schepen die onderweg zijn uit Oost-Indië behouden aankomen, daalt de koers kort naar 560 om uiteindelijk die avond op 563 te eindigen. Velters’ contracten zijn bij deze koersen nog altijd verliesgevend, maar er is nog niets zeker over de dividenduitkering en Velters wacht nog even af.
‘Ik heb vervolgens alles in het werk gesteld om zekerheid te krijgen,’ eindigt Velters zijn brief aan Holla, ‘en ik denk dat ik er achter ben. Ik verwacht dat er op 1 april 33 1/3 procent in contanten uitgekeerd zal worden.’ Velters geeft makelaar Pessoa direct opdracht aandelen te kopen, maar dat lukt dezelfde dag nog niet. ‘Er zijn slechts twee aandelen verhandeld vandaag en die zijn beide door Gabay afgenomen. Verder zijn er geen aandelen meer aangeboden.’

Informatievoordelen

Uit welke bron Velters de informatie gekregen had dat er 33 1/3 procent in contanten uitgekeerd zou worden, is onbekend. Het moet haast wel iemand zijn geweest die in de nabijheid van de bewindhebbers verkeerde, en misschien was het wel een van de bewindhebbers zelf. Door Velters’ functie als secretaris van de stad Amsterdam had hij goede contacten bij het stadsbestuur. En aangezien de Amsterdamse bewindhebbers vaak afkomstig waren uit het stadsbestuur, zou het niet verbazen als Velters enkelen van hen in zijn kennissenkring had. Hoe dat ook zij, de informatie bleek te kloppen: niet veel later werd aangekondigd dat er op 15 april een dividend van 33 1/3 procent werd uitgekeerd. Velters moet in staat zijn geweest om dit informatievoordeel op de beurs uit te buiten. Het is echter niet mogelijk om te achterhalen of het hem gelukt is, want Velters kreeg ruzie met Theodore Holla, de man aan wie hij over de dividendaankondiging en zijn transacties berichtte, en op 18 maart beëindigde hij de correspondentie.
De oorzaak van Velters’ ruzie met Holla had ook met de aandelenhandel te maken. Holla woonde in Schoonhoven, maar als afgevaardigde naar de Staten van Holland verbleef hij veel in Den Haag. Hij had daardoor directe toegang tot het politieke nieuws. Voor de aandelenhandel was dit van groot belang; in Den Haag werd immers besloten over belastingen. Die konden de winstgevendheid van de VOC aantasten en daarmee het dividend naar beneden brengen of, als het over een belasting op aandelenbezit ging, het rendement van aandelenbezitters direct aantasten. Verder werden er in de Haagse vergaderingen van de Staten van Holland en de Staten-Generaal ook besluiten genomen over oorlog. Om op een snelle en betrouwbare manier over dit nieuws te kunnen beschikken onderhield Velters een geregelde briefwisseling met Holla.
Hoe belangrijk het Haagse nieuws was, bleek bijvoorbeeld in november 1687. Velters zag op de beurs dat verschillende handelaren die bij de Hollandse politiek betrokken waren, aandelen verkochten. Velters vermoedde dat zij over informatie beschikten die de koers van de VOC-aandelen zou drukken. Hij had op de beurs geprobeerd erachter te komen waarom deze aandeelhouders verkoopopdrachten gaven, maar dat lukte niet erg. Maar ‘dat er iets moet zijn, is zeker’. Velters had het idee dat er iets voorgevallen was in de betrekkingen met het graafschap Bentheim, vlak over de oostgrens van de Republiek. Hij wist hier echter niet het fijne van. Tegelijkertijd werd er op de beurs gesproken over de werving van negenduizend mariniers en over plannen voor nieuwe regelgeving voor de aandelenhandel, die misschien ook een belasting op transacties in zou houden. Kortom, Velters wist niet precies wat er gaande was en wilde er graag meer over weten. Hij vroeg Holla ‘te snuffelen, opdat wij niet achter het net vissen’.
Velters voerde in ruil voor de Haagse informatie transacties uit voor Holla en misschien betaalde hij hem ook wel – dat wordt niet helemaal duidelijk, aangezien alleen Velters’ kant van de correspondentie bewaard is gebleven. Velters en Holla waren hierdoor beiden gebaat bij hun brieven, maar Holla stuurde zijn informatie niet exclusief naar Velters en dat leidde tot wrevel. Velters was hier eind februari 1688 achter gekomen. Toen hij op 24 februari op de Dam kwam, zag hij Isaac Abenacar aandelen verkopen. Velters verwachtte op dat moment nog dat de koers zou stijgen, maar nu hij Abenacar zag verkopen, kreeg hij argwaan. Abenacar was immers de vaste makelaar van Adolf Visscher, een actieve aandelenhandelaar en koopman met handelscontacten in het Caribisch gebied, de Baltische staten en rondom de Middellandse Zee. Visscher was iemand die normaal gesproken over goede informatie beschikte; hij gaf die verkooporders niet zomaar.
Toen Velters die middag om zes uur thuiskwam in zijn huis op de Keizersgracht (het dubbele grachtenhuis op nummer 577, vlak bij de Vijzelstraat), wist hij nog steeds niet waarom Visscher wilde verkopen. Even later werd er bij hem aangeklopt. Het was de postbode met een brief van Holla. De post was een paar uur later dan anders, doordat de brief verkeerd geadresseerd was: er stond Herengracht in plaats van Keizersgracht. De postbode had bij het verkeerde huis gestaan. Velters griste de brief uit zijn handen, las hem snel door en ‘vloog terug naar de Dam’. Maar daar was het ‘door Visscher en anderen al vergald’, zo schreef hij de volgende dag enigszins verwijtend aan Holla. Het lukte Velters nog om twee termijncontracten te verkopen – een met een aandeel van ƒ 12 000 als onderliggende waarde aan Joseph de Medina, en een van ƒ 6000 aan Abraham del Sotto – maar de koers die hij kreeg was slechter dan de koers waartegen Visscher eerder die dag had kunnen verkopen: 558 in plaats van 565. Visscher had het gras voor Velters’ voeten weggemaaid.
Aanvankelijk was Velters vooral kwaad over de stommiteit van de verkeerde adressering. Het kwam niet zo vaak voor dat een nieuwsbericht zulke goede winstkansen opleverde, dus die moesten niet zomaar vergooid worden. Maar het werd nog erger toen Velters enkele dagen later op de beurs met Visscher te spreken kwam over de transacties van 24 februari. Wat bleek: Visscher had zijn informatie ook van Holla gekregen – in zijn geval was de brief wel goed geadresseerd geweest. Velters werd woedend op Holla en verzocht hem onmiddellijk zijn correspondentie met andere handelaren te staken. Toen een reactie van Holla op zich liet wachten, verbrak Velters het contact.
Het lukte Velters niet om op korte termijn een vervanger voor Holla te vinden en zo bleef hij verstoken van het politieke nieuws uit Den Haag. Als gevolg hiervan hoorde Velters dat nieuws uitsluitend op de beurs, als andere handelaren al transacties hadden uitgevoerd op basis van de nieuwe informatie. Velters liep hierdoor altijd achter de feiten aan.
Minder dan een halfjaar later deden er geruchten de ronde dat stadhouder Willem III een invasie in Engeland voorbereidde. Dit kon enorme gevolgen hebben voor de koers van het VOC-aandeel – en dat had het ook: de koers daalde binnen twee weken van 547 naar 463. Velters wilde in deze roerige periode hoe dan ook nieuws uit Den Haag krijgen en hervatte met enige tegenzin de correspondentie met Holla. Maar opnieuw bleek dat Velters andere opvattingen over hun briefwisseling had dan Holla. Nog geen jaar later kreeg Velters op de beurs van iemand de waarschuwing dat Holla zijn verwachtingen over de beurskoers en zijn plannen om aandelen te kopen of te verkopen ook aan Isaac les Paul en, opnieuw, Adolf Visscher doorspeelde. Omdat Velters beleggingsadviezen gaf aan Holla deelde hij steevast zijn investeringssentiment altijd met zijn Haagse kennis, maar het was natuurlijk nooit Velters’ bedoeling geweest dat dit ook terechtkwam bij Visscher en Les Paul – nota bene twee van zijn voornaamste concurrenten. ‘Dit maakt mij zo chagrijnig dat ik onbekwaam ben mijn passie te bedwingen,’ schreef hij gepikeerd aan Holla.5 De briefwisseling werd nog even voortgezet, maar toen Velters kort daarna verlies leed op enkele transacties die hij op basis van informatie van Holla had uitgevoerd, verbrak hij de correspondentie opnieuw – en deze keer voorgoed.

[...]

© 2011 Lodewijk Petram
© auteursportret Merlijn Doomernik

Uitgeverij Atlas

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum