Leesfragment: Dialoog over de twee voornaamste wereldsystemen

07 december 2012 , door Galileo Galilei
| |

10 december spreken vertaler Hans van den Berg en verzorgers van het voorwoord Floris Cohen en Albert van Helden over Galileo Galilei's Dialoog over de twee voornaamste wereldsystemen bij Spui25. Het is volgens ons ookeen van de beste wetenschapsboeken van 2012. Wij brengen een groot fragment.

Draait de aarde om de zon, of de zon om de aarde? Dat was een van de kernvragen aan het begin van de wetenschappelijke revolutie die vanaf de zestiende eeuw in Europa plaatsvond. Copernicus koos voor het eerste, en Galilei werkte het idee later uit in zijn toentertijd revolutionaire werk Dialoog over de twee voornaamste wereldsystemen. Het was een frontale aanval op de tot dan toe gangbare wetenschapsopvattingen van de Aristoteliaanse natuurfilosofen. 

De Kerk verbood Galilei in 1616 om de leer van Copernicus nog langer te verkondigen. Toen er een nieuwe Paus aantrad, Urbanus VIII, vriend en bewonderaar van Galilei, leek er een meer liberale wind te gaan waaien. Na uitgebreide gesprekken met de paus begon Galilei in 1624 aan zijn fameuze boek. Hoewel Galilei op last van de Kerk passages aanpaste, ontbrandde er direct na de publicatie een felle strijd rond dit boek, uitmondend in het beruchte proces, waarbij Galilei zijn opvattingen moest afzweren. Nu, bijna 400 jaar na verschijnen, is dit baanbrekende werk voor het eerst in het Nederlands beschikbaar. 

Galileo Galilei (1564-1642), revolutionair natuuronderzoeker, verwierf in 1610 wereldfaam met de publicatie van zijn telescoopwaarnemingen aan de hemel. Hij gaf de mechanica een volledig nieuwe grondslag. Vanwege zijn alom als meesterwerk erkende Dialoog over de twee voornaamste wereldsystemen werd hij door de inquisitie bestraft met levenslange gevangenisstraf, later omgezet in huisarrest. Hans van den Berg (1944) is wis- en natuurkundige. Hij studeerde daarnaast wetenschapsfilosofie en schoolde zich tot vertaler Italiaans. Hij vertaalde Geschiedenis van de Wiskunde in de Twintigste Eeuw van P. Odifreddi en in het Engels What isTime? What is Space? van C. Rovelli.

'De Dialogo is een sleuteltekst van de Wetenschappelijke Revolutie, omdat ze een radicaal nieuw idee bevatte over wat beweging was, en omdat ze duidelijk maakte dat waarnemingen en experimenten belangrijker zijn dan eeuwenlang overgeleverde teksten.' - De Groene Amsterdammer

 

Aan de oordeelkundige lezer

Enige tijd geleden werd in Rome een heilzaam decreet afgekondigd dat, om de gevaarlijke controverses van de huidige tijd het hoofd te bieden, hen die de mening van de pythagoreërs zijn toegedaan, volgens welke de Aarde beweegt, op het juiste moment het zwijgen oplegde. Er waren heel wat mensen die schaamteloos beweerden dat dit decreet niet voortkwam uit ter zake kundig onderzoek,maar uit op te weinig kennis gebaseerde hartstocht, en er werd geklaagd dat adviseurs die absoluut niets van sterrenkundige waarnemingen wisten, niet met een plotseling verbod de vleugels mochten kortwieken van onderzoekende geesten. Bij het aanhoren van al dat ondoordachte gejammer kon ik mijn ijver niet bedwingen. Omdat ik volledig geïnformeerd was over dat zeer wijze besluit, oordeelde ik het nodig voor het oog van de wereld als getuige van de oprechte waarheid naar buiten te treden. Ik was destijds in Rome aanwezig. Ik vond niet alleen gehoor bij, maar kreeg ook applaus van de meest eminente prelaten van het Hof aldaar. Evenmin vond de publicatie van dat decreet plaats zonder dat ik er van tevoren enigszins over was geïnformeerd. Daarom heb ik besloten met het voorliggende, veel inspanning vergende werk, buitenlandse naties te tonen dat men over deze materie in Italië, in het bijzonder in Rome, evenveel weet als ijverige onderzoekers aan de andere zijde van de Alpen hebben kunnen bedenken, en door alle bespiegelingen aangaande het systeem van Copernicus bij elkaar te brengen wil ik laten zien dat dit alles bekend was voordat de censuur te Rome haar werk begon, en dat vanuit die omgeving niet alleen dogma’s voor het welzijn van de ziel uitgaan, maar ook vernuftige ontdekkingen die vernuftige geesten verrukken.
Voor dit doel heb ik mij in deze discussie op het standpunt van Copernicus gesteld, en zal ik, uitgaande van een zuiver mathematische hypothese, met alle mogelijke kunstgrepen proberen het als superieur voor te stellen aan het standpunt dat de Aarde onbeweeglijk is, niet in absolute zin, maar zoals dat verdedigd wordt door sommigen, peripatetici van beroep. Deze tooien zich alleen maar met die naam, en nemen er genoegen mee, zonder zelf ooit rond te wandelen, schimmen te aanbidden, terwijl ze niet redeneren met hun eigen verstand, maar slechts op basis van de herinnering aan vier slecht begrepen principes.
Er zullen drie hoofdpunten worden behandeld. Eerst zal ik proberen aan te tonen dat alle op de Aarde uitvoerbare experimenten niet voldoende zijn om te kunnen aantonen dat deze beweegt, omdat ze evenzeer verenigbaar zijn met een bewegende als met een stilstaande Aarde. Ik verwacht dat ik bij het behandelen van dit punt veel waarnemingen voor het voetlicht kan brengen die in de oudheid onbekend waren. Ten tweede zal ik hemelverschijnselen onderzoeken die de copernicaanse hypothese zozeer zullen versterken dat het onontkoombaar lijkt dat deze zal zegevieren, terwijl ik er nieuwe bespiegelingen aan toe zal voegen die zullen helpen de sterrenkunde te vereenvoudigen, maar die geen noodzakelijke natuurwetten behelzen. In de derde plaats zal ik een vernuftige speculatie voorleggen. Ik heb vele jaren geleden al eens gezegd dat op het onopgeloste probleem van eb en vloed enig licht geworpen zou kunnen worden door aan te nemen dat de Aarde beweegt. Die uitspraak van mij ging van mond tot mond en vond liefhebbende vaders die zich erover ontfermden als ware het aan hun eigen vernuft ontsproten kroost. Welnu, opdat er nooit een vreemdeling kan opduiken die ons, zich wapenend met ónze wapens, gebrek aan aandacht verwijt voor zo’n belangrijk verschijnsel, heb ik het raadzaam geacht uiteen te zetten waarom deze theorie waarschijnlijk is, aangenomen dat de Aarde beweegt. Door deze beschouwingen zal de wereld er hopelijk kennis van nemen dat wij, ook al zijn andere naties met hun schepen verder gekomen dan wij, niet minder explorerend onderzoek hebben verricht, en dat, als wij blijven volhouden dat de Aarde onbeweeglijk is en we het tegenovergestelde alleen opvatten als een wiskundige gril, dat niet voortkomt uit gebrek aan kennis van wat anderen hierover hebben gedacht, maar dat we dat onder meer doen omdat ons dat wordt ingegeven door vroomheid, religie, erkenning van de goddelijke almacht en het besef van de zwakheid van demenselijke geest.
Verder dacht ik dat het goed zou zijn deze ideeën uiteen te zetten in de vorm van een dialoog, die immers niet aan wiskundige wetten gebonden is en dus ruimte laat voor uitweidingen, die soms minstens zo interessant zijn als het hoofdonderwerp. Vele jaren geleden bevond ik mijm eerderemalen in de schitterende stad Venetië, waar ik gesprekken voerde met de heer Giovan Francesco Sagredo, van zeer voorname komaf en begiftigd met een zeer scherpzinnige geest. Daar trof ik ook de heer Filippo Salviati, uit Florence. Hij was van adel en zijn rijkdomwas indrukwekkend, maar hij schitterde vooral door zijn sublieme verstand, dat je geen groter plezier kon doen dan het te voeden met zeer precieze redeneringen. Met hen tweeën discussieerde ik vaak over deze onderwerpen, in het bijzijn van een peripatetisch filosoof, wiens begrip van de waarheid nog het meest in de weg leek te worden gezeten door de roemdie hij had verworven met de interpretatie van Aristoteles. Welnu, omdat de wrede dood deze twee grote verlichte geesten in de kracht van hun leven uit Venetië en Florence heeft weggerukt, heb ik besloten, voor zovermijn zwakke vermogens dat toelaten, in dit werk hun leven en roemte bestendigen door ze als gesprekspartners op te voeren in het hier te voeren debat. Ook zal de goede peripateticus niet ontbreken; en vanwege diens bovenmatige voorliefde voor de commentaren van Simplicius leek het mij passend hem naar zijn vereerde schrijver te noemen zonder zijn eigen naam prijs te geven. Mogen de zielen van deze twee grote mannen, voor wie ik inmijn hart steeds verering zal blijven koesteren, dit publieke blijk van mijn niet aflatende liefde verwelkomen, en moge de herinnering aan hun welsprekendheid mij helpen de beloofde overwegingen voor het nageslacht uiteen te zetten.
Nu en dan waren er tussen deze heren, zoals dat zo gaat, bij toeval discussies ontstaan over uiteenlopende onderwerpen, en deze hadden in hun geest de dorst naar kennis eerder opgewekt dan gelest. Ze namen daarom het verstandige besluit enkele dagen bij elkaar te komen, waarin ze verwachtten zich op meer systematische wijze en volledig vrij van andere beslommeringen te kunnen overgeven aan hun bespiegelingen over Gods wonderen in de hemel en op aarde. Toen het gezelschap bijeen was gekomen in het paleis van de zeer illustere Sagredo, begon de heer Salviati, na de verschuldigde, maar kort gehouden begroetingsceremonie, op de volgende wijze.

 

Eerste dag

Gespreksdeelnemers: SalviatiSagredo en Simplicio

Salv. Gisteren besloten we dat we vandaag zo duidelijk en uitvoerigmogelijk zoudenmoeten spreken over de natuurwetten en hun doeltreffendheid, die tot nu toe door beide partijen naar voren zijn gebracht, namelijk enerzijds door hen die de opvattingen van Aristoteles en Ptolemaeus aanhangen en anderzijds door de volgelingen van het copernicaanse systeem. Omdat Copernicus de Aarde onder de bewegende hemellichamen schaart en zegt dat deze net zo’n globe is als een planeet, lijkt hetme het beste onze beschouwingen te beginnenmet te onderzoeken hoe sterk en krachtig de stappen in de argumentatie van de peripatetici zijn als ze bewijzen dat die hypothese volledig onmogelijk is. Daarvoor is het nodig in de natuur twee onderling verschillende substanties in te voeren, namelijk de hemelse substantie en de substantie van de elementen, de eerste onverstoorbaar en eeuwig, de tweede vergankelijk en onderhevig aan verval. Aristoteles behandelt dit onderwerp in zijn boek De Caelo, dat hij inleidt met redeneringen die van enkele algemene aannames afhangen en die hij daarna onderbouwtmet waarnemingen en specifieke bewijzen. Ik zal, in zijn volgorde, mijn eigen stellingen naar voren brengen en dan vrijelijk mijn mening zeggen, waarbij ik open sta voor jullie kritiek, in het bijzonder voor die van Simplicio, die onvermoeibare kampioen en verdediger van de leer van Aristoteles.
De eerste stap in de peripatetische argumentatie is Aristoteles’ bewijs van de volledigheid en de volmaaktheid van de wereld. Daarin zet hij uiteen dat dit niet een enkelvoudige lijn is, noch een zuiver oppervlak, maar een lichaam met lengte, breedte en diepte. Aangezien er nietmeer dan deze drie dimensies bestaan, en de wereld deze bezit, bezit ze deze allemaal en omdat ze het geheel bezit, is ze volmaakt. Ik had graag gezien dat Aristoteles met een streng bewijs had aangetoond dat een enkelvoudige lengte de dimensie vormt die we een lijn noemen en dat die door het toevoegen van breedte een oppervlak wordt; dat het dáár weer aan toevoegen van hoogte of diepte een lichaamoplevert, en dat er na deze drie dimensies geen verdere overgang is naar nog een andere, zodatmet deze drie de volledigheid, of om zo te zeggen de totaliteit, bereikt is. Des temeer omdat hij dat op heel heldere wijze en snel had kunnen doen.

Simp. Maar hoe zit het dan met de prachtige bewijzen in de tweede, derde en vierde paragraaf na de definitie van het continuüm? Staat daar niet allereerst dat er buiten de drie dimensies geen andere is, omdat drie alles is, en overal is? En wordt dat niet onderbouwd door het gezag en de leer van de pythagoreërs, die zeggen dat alle dingen bepaald worden door drie – begin,midden en eind – wat het getal van het Al is? En wat doen jullie met dat andere argument, namelijk dat dit getal, als gold het een natuurwet, gebruikt wordt bij de offers aan de Goden? Dicteert voorts de natuur ons niet dat de dingen die drievoudig zijn, en niet minder, als ‘alle’ worden betiteld? Want twee dingen worden ‘beide’ genoemd en dan zegt men niet ‘alle’, maar van drie zegt men dat wel. Dit alles bevindt zich in de tweede paragraaf. Verder lezen we in de derde, ad pleniorem scientiam, dat de begrippen Al, het Geheel, en het Volmaakte formeel gesproken identiek zijn, en dat daaromonder de grootheden alleen het lichaam volmaakt is, omdat alleen dat bepaald wordt door 3, dat Al is, en dat, omdat het deelbaar is op drie manieren, deelbaar is op alle mógelijke manieren. Van de overige twee grootheden is er een deelbaar op één manier, en de andere op twee, want hun deelbaarheid en hun continuïteit is gerelateerd aan het getal van hun dimensie. Dus is de eerste grootheid continu in één richting, de andere in twee richtingen, maar de derde, het lichaam, in alle richtingen. Bovendien, geeft hij niet in de vierde paragraaf, na enkele andere leerstellingen, een ander bewijs van hetzelfde? Elke overgang, zegt hij, vindt alleen plaats doordat men iets wat ontbreekt aanvult (zo gaat men over van de lijn, die immers geen breedte heeft, naar het oppervlak), en omdat het onmogelijk is dat er iets aan het volmaakte ontbreekt, daar dat zich overal bevindt, kan men niet van een lichaamovergaan op nóg een andere grootheid. Denkt u niet dat hij op al deze plaatsen voldoende bewezen heeft dat er buiten de drie dimensies lengte, breedte en diepte geen overgang is naar iets anders en dat dus het lichaam, dat al deze dimensies heeft, volmaakt is?
Salv. Om u de waarheid te zeggen heb ik me bij al deze uiteenzettingen hoogstens gedwongen gevoeld toe te geven dat wat begin, midden en einde heeft volmaakt genoemd kan en moet worden. Maar ik voel geen aandrang toe te geven dat omdat begin, midden en eind 3 dingen zijn, het getal 3 een volmaakt getal is en de macht heeft volmaaktheid toe te kennen aan drievoudige dingen. Ik begrijp en geloof niet, dat voor bijvoorbeeld benen het getal 3 volmaakter is dan 4 of 2. Evenmin weet ik of het getal 4 impliceert dat de elementen onvolmaakt zijn en dat deze volmaakter zouden zijn als het er 3 waren. Het zou beter zijn als men deze vaagheden overliet aan de retorici en strenge bewijzen zou leveren voor hetgeen men bedoelt, zoals men in de deductieve wetenschappen behoort te doen.
Simp. Het lijkt of u de gek steekt met deze argumenten, terwijl ze toch behoren tot de leer van de pythagoreërs, die zoveel belang toekennen aan getallen. U, die een wiskundige bent, en die ook, geloof ik, veel van de opvattingen van de pythagoreërs deelt, lijkt nu op hun mysteries neer te kijken.
Salv. Dat de pythagoreërs de hoogste waardering hadden voor de wetenschap der getallen, en dat Plato zelf hetmenselijk verstand bewonderde en geloofde dat het uitsluitend deel had aan het goddelijke omdat het de aard van de getallen begreep, dat weet ik heel goed en ik zou er geenmoeitemee hebbenmet dat oordeel in te stemmen. Maar dat de mysteries, die er de reden van zijn dat Pythagoras en zijn genootschap zo’n verering hadden voor de wetenschap der getallen, de dwaasheden zijn waarovermen in de volksmond spreekt en schrijft, dat geloof ik in het geheel niet. Integendeel, ik weet dat de pythagoreërs, om te voorkomen dat het plebs wonderbaarlijke zaken zou verguizen en erover zou schamperen, het openbaar maken van de meest verborgen eigenschappen van de getallen en van de door hen onderzochte incommensurabele en irrationale grootheden, als heiligschennis veroordeelden. Ze verkondigden dat wie ze openbaarmaakte, in de andere wereld gemarteld zou worden. Daarom denk ik dat een van hen het plebs vertelde dat hun getallenmysteries het soort onbenulligheden waren die zich later onder het gewone volk verspreidden om datzelfde plebs maar voer te verschaffen en van hun vragen af te zijn. Dat was net zo handig en listig als wat die schrandere jongeman deed: om af te zijn van de opdringerige vragen waarmee zijn moeder of zijn nieuwsgierige vrouw (dat weet ik nietmeer) hembelaagde (‘toe vertel me nu de geheimen van de senaat’), verzon hij een verhaaltje en als gevolg daarvan werd zij later met vele andere vrouwen in diezelfde senaat onder luid gelach bespot.

[...]

Copyright vertaling © Hans van den Berg/ Athenaeum—Polak & Van Gennep, Singel 262, 1016 ac Amsterdam

Athenaeum - Polak & Van Gennep

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum