29 maart verschijnt Stine Jensen, Dus ik ben weer, de opvolger van Dus ik ben (voorpublicatie). Het boek Dus ik ben weer is gelieerd aan de site http://www.human.nl/dusikben en aan het human-tv-programma Dus ik ben, dat 1 april van start gaat. Wij mogen een deel van de proloog voorpubliceren.
In Dus ik ben weer onderzoekt Stine Jensen de vraag naar onze identiteit. Bij het opgewekte uitgangspunt van het eerste deel van Dus ik ben, namelijk de maakbare identiteit, kun je inmiddels flink wat vraagtekens plaatsen. Hoeveel vrijheid heb ik eigenlijk om mijn identiteit vorm te geven in tijden van een crisis? Je kunt wel beweren dat je een wereldburger bent als je in een Newyorkse koffietent café latte zit te drinken, maar wat betekent dat eigenlijk? Ging het in Dus ik ben onder andere over denken, voelen, werken en consumeren; in Dus ik ben weer onderzoekt Stine Jensen nieuwe zaken die onze identiteit bepalen zoals macht, geld, mobiliteit, media en communicatie n. Over reizen en kijken, en over schoonheid, spelen en sterven. Van wereldburger tot Goois meisje, van feut tot fastfoodconsument: Dus ik ben weer is een nieuw boek vol inspiratie, dat de basis vormt voor een nieuw seizoen van de televisieserie Dus ik ben.
‘Ik heb geen werk. Ik heb geen vriendje en geen kinderen. Ook geen eigen huis. Ik heb een heleboel dingen niet voor elkaar. Ben ik eigenlijk wel?’ Na verschijning van het eerste deel van Dus ik ben trok ik door het land om met mensen te praten over identiteit. Bovenstaande vraag kwam van een vrouw van een jaar of vijfendertig. Ze definieerde haar identiteit in termen van wat ze niet had, dingen die er niet waren maar waarvan ze wel het gevoel had dat ze er ‘actief mee aan de slag moest’. Dat zei iets over onze maatschappij, meenden ook de toehoorders: de vooronderstelling dat je de verwezenlijking van je identiteit in eigen hand hebt. En dat je ontbrekende onderdelen kunt (en zelfs moet) ‘oplossen’. Als alles nagenoeg een vrije keuze is geworden, is iedereen voortdurend bezig met de vormgeving van zijn of haar identiteit: wie ben ik, en maak ik de juiste keuzes in het leven? We grasduinen alle opties af, wat tot de zogenoemde ‘keuzestress’ of het ‘dertigersdilemma’ leidt. Relaties, werk, vrienden, hobby’s – is dit wat ik wil? Zelfontplooiing is daarbij het sleutelwoord. In een wereld die onvoorspelbaar, diffuus en veranderlijk is – meer kansen, minder houvast –, word je echter ook in toenemende mate op jezelf teruggeworpen: als iets niet lukt, ligt dat ook aan jezelf. De huidige generatie twintigers en dertigers is zich hyperbewust van deze dwang tot ‘selfbuilding’ en ziet zelfrepresentatie – het laten zien wat je al hebt opgebouwd – als een vorm van ondernemen. De maakbare identiteit, dat was het uitgangspunt van het eerste deel van Dus ik ben. Daarin stonden twaalf hedendaagse identiteitsdefinities centraal: ik... – denk, voel, werk, heet, hoor erbij, lijd, heb een verleden, heb lief, word erkend, consumeer, heb een lichaam en ben mezelf –... dus ik ben. Steeds onderzochten medeauteur Rob Wijnberg en ik de filosofische wortels van deze identiteitsdefinities, en keken wij hoe ze nog altijd grote invloed uitoefenen op de perceptie van onszelf en die van anderen op de cultuur en de media, op de politiek en het onderwijssysteem, en op onze normen en waarden. De keuzevrijheid en de maakbare samenleving waren daarbij de leidraad. De lijst met identiteitsdefinities was uiteraard niet compleet, en dat was ook niet de pretentie. Talloze aanvullende suggesties werden ons toegestuurd, bijvoorbeeld ‘ik eet, dus ik ben’, ‘ik ben creatief, dus ik ben’, ‘ik zorg, dus ik ben’, ‘ik geloof, dus ik ben’, ‘ik hoop, dus ik ben’ et cetera. Ook de site www.dusikben.nl leverde boeiende bijdragen op van meedenkers die vanuit hun perspectief op de wereld een eigen ‘... dus ik ben’ formuleerden. Programmamaker Paul de Leeuw schreef naar aanleiding van een foto van vvd-ereleden Erica Terpstra, Henk Vonhoff en Frits Korthals Altes – die na een lange vergadering vermoeid in de auto stapten en zich ten onrechte ongezien waanden (want precies deze foto van de vermoeide, norse gezichten haalde de voorpagina’s) – dat je in deze tijd eigenlijk altijd bekeken wordt. Hij formuleerde het als volgt: ‘ik word altijd bekeken, dus ik ben’. Natuurkundige Robbert Dijkgraaf stelde naar aanleiding van een filmpje over het ontstaan van de wereld: ‘ik verwonder me, dus ik ben’. Columnist en schrijver Stephan Sanders koos twee foto’s van Michael Jackson – een als jongetje, een als volwassen man die zichtbaar een steeds lichtere huidskleur heeft gekregen – en formuleerde zijn identiteitsformule: ‘ik ben (g)een neger dus ik ben’. Inmiddels kun je bij het opgewekte uitgangspunt van het eerste deel van Dus ik ben, de maakbare identiteit, flink wat vraagtekens plaatsen. Een aantal ontwikkelingen heeft daarvoor gezorgd. Ten eerste is er de financiële crisis. Precies anderhalf jaar voor het verschijnen van het eerste deel, op 15 september 2008, viel de Lehman Brothers om, en dat was het begin van een aaneenschakeling van financiële rampen. Bij gebrek aan kapitaalinjecties stortten meerdere banken in, met ernstige gevolgen voor de burger: die kon zijn torenhoge hypotheek niet aflossen en was al zijn spaargeld kwijt. Ook bedrijven gingen failliet, en veel mensen verloren onverwacht hun baan. Aanvankelijk leek de crisis vooral een Amerikaanse kwestie, maar inmiddels bevindt ook Europa zich in een recessie: de euro ligt onder vuur en overheden nemen flinke bezuinigingsmaatregelen. De financiële crisis heeft merkbare gevolgen voor de individuele keuzevrijheid. Sommige beslissingen – het kopen van een nieuwe auto, een huis, kleding, lid worden van sportclubs – worden nu minder vanzelfsprekend genomen. Werken is voor steeds meer mensen niet langer een hobby of een luxe die vooral dient om jezelf te ontwikkelen en ontplooien – je mag blij zijn als je werk hébt. Het Sociaal en Cultureel Planbureau en het Centraal Bureau voor de Statistiek tonen in het rapport ‘Armoedesignalement 2011’ aan hoe ernstig de gevolgen van de crisis zijn voor Nederland: steeds meer mensen leven nu al onder de armoedegrens en dat worden er alleen maar meer. Moesten in 2010 één miljoen mensen rondkomen van een inkomen van minder dan 998 euro per maand, tegen 2012 zijn dat er 1.134.000. Onder hen bevinden zich opvallend veel jongeren en kleine zelfstandigen (zzp’ers). Koopkrachtverlies en werkloosheidsstijging zijn de oorzaken. ‘Jobhoppers’, zo heetten ze nog vrolijk in het eerste deel van Dus ik ben: high potentials die nog niet precies wisten wat ze wilden, en dus van project naar project fladderden. Inmiddels is deze jobhoppende zzp’er steeds vaker iemand die aan zijn lot is overgelaten, aldus de Britse filosoof Alain de Botton (The Pleasures and Sorrows of Work, 2009) – ‘bedrijven pikken je even op en laten je daarna weer vallen’. De Italiaanse filosofe Michela Marzano (Extension du domaine de la manipulation, 2010) spreekt zelfs van een potentieel gevaarlijke vorm van manipulatie die zich als schijnvrijheid manifesteert. In een cultuur waarin de arbeidsmarkt steeds krapper wordt en alleen de sterksten en de besten overleven, gaat het erom uit te blinken en op te vallen. In De grenzeloze generatie en de onstuitbare opmars van de B.V. IK (2011) signaleren Frits Spangenberg en Martijn Lampert dat jongeren óf heel succesvol zijn óf buiten de boot vallen. Er ontstaat een nieuwe tweedeling in de samenleving: de kansrijken en de kansarmen. Jongeren richten zich daarbij steeds minder op hun omgeving en steeds meer op zichzelf. Er is minder onderlinge solidariteit. De generatie B.V. IK is een generatie met winnaars en verliezers. Niet alleen op individueel niveau speelt het vraagstuk van een (on)maakbare identiteit, ook op nationaal en Europees niveau blijkt het financiële vraagstuk een identiteits- en maakbaarheidsvraagstuk. In Europa is er volop debat over de eurocrisis – en de vooronderstelde gemeenschappelijke Europese identiteit ligt daarbij voortdurend onder vuur. Het debat over de euro werd algauw een debat over de (on)verenigbaarheid van verschillende volkeren en hun tradities. Veel naties schuiven (stereotiepe) natie-identiteiten naar voren en trekken hun onderscheidende identiteitsjasje stevig dicht. Moeten we niet de neuro invoeren voor de Noord-Europese landen (en de zeuro voor de Zuid-Europese landen) of zelfs terug naar de gulden, aldus vroeg de Nederlandse populistische partij pvv zich af. De persmachines staan al klaar, voor het geval dat. Is dit debat ook een aanwijzing dat de Europese identiteit te veel een opgelegde eenheid is geweest? Maar ook de nationale identiteiten zelf blijken steeds meer wankele constructies. Want binnen de landsgrenzen wordt er strijd geleverd over wie of wat Nederland nu precies is. De egalitaire identiteit die Nederland ooit zo kenmerkte (‘niet met je hoofd boven het maaiveld uit’, de Balkenendenorm) pakt in de praktijk anders uit, en ook de oer-Hollandse poldermentaliteit ‘we komen er samen wel uit’ staat onder druk. Er is veel onmaatschappelijk gedrag en ook Nederland blijkt vaker dan we dachten een ‘bananenrepubliek’, met graaiers en corruptie: prijsafspraken tussen telecombedrijven en exorbitante salarissen van topbestuurders in tijden van crisis. De voc-mentaliteit – pakken wat je pakken kunt – blijkt in de praktijk toch als ‘on-Nederlands’ te worden ervaren. De egalitaire identiteit van Nederland veranderde zichtbaar met de komst van een rechts kabinet. Er zíjn verschillen, en hard je best doen om er wat van te maken is niet een garantie voor succes. En wie niet succesvol is, mag er niet van uitgaan dat de overheid klaarstaat om te helpen, want de overheid is geen ‘geluksmachine’ meer, aldus onze nieuwe premier Mark Rutte. Terwijl de staat zich financieel terugtrekt, doet hij tegelijkertijd een sterker moreel appèl op ons. De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, Marja van Bijsterveldt, deed – tot grote woede van velen – een oproep aan alle ouders om zelf een zwaarder steentje bij te dragen aan het onderwijs van hun kinderen door thuis meer voor te lezen, en desnoods door minder te gaan werken. Er zouden niet-vrijblijvende ouder-schoolcontracten komen. Meer morele dwang en minder vrijheid dus.
[...]
Redenen genoeg dus om met een vervolg op Dus ik ben te komen. In dit boek staan tien hoofdstukken die zich dit keer vooral richten op de ‘onvrije’ identiteit. Hoeveel macht heb ik eigenlijk om mijn identiteit te ontwerpen in tijden van een crisis waarin ‘de economie’ het voor het zeggen heeft? Je kunt wel beweren dat je een kosmopoliet bent als je je met een café latte in New York bevindt, maar in hoeverre is dat een louter consumentistische invulling, waarbij de nieuwe Facebook-applicatie meteen traceert en registreert waar je je bevindt? En ja, we hebben allemaal de iPhone op zak, maar in hoeverre dient die nog voor communicatie? En wat hebben eigentijdse ordi-helden als Sterretje, Joker en Barbie eigenlijk precies met mijn identiteit te maken, of met die van henzelf?
Copyright © 2012 Stine JensenCopyright auteursportret © Sander Nieuwenhuys