Leesfragment: Ferdinand Domela Nieuwenhuis, een romantische revolutionair

27 november 2015 , door Jan Willem Stutje
| | | |

15 mei verschijnt de biografie Ferdinand Domela Nieuwenhuis, een romantische revolutionair van Jan Willem Stutje. 22 mei spreekt Stutje op het Marxisme Festival, 30 mei is de presentatie bij Spui25. Wij publiceren vanavond de inleiding voor.

Weinig politici hebben in Nederland zo tot de verbeelding gesproken als de anarchist Ferdinand Domela Nieuwenhuis. Velen zagen in hem een verlosser. Waar hij sprak stroomden de zalen vol. Onder zijn leiding groeide de Sociaal Democratische Bond uit tot een landelijke partij. Zijn boeken en pamfl etten werden in vele talen vertaald. Maar er was ook een keerzijde: Domela heeft in de gevangenis gezeten wegens majesteitsschennis. En de Belgische en Duitse regeringen verboden hem de toegang tot hun land. Internationale geheime diensten maakten jacht op hem, hij stond bovenaan op de lijst van meest gezochte anarchisten.

Jan Willem Stutje presenteert de charismatische Domela als een internationale coryfee, wat ook blijkt uit de briefwisseling met illustere socialisten en wetenschappers als Karl Marx en Friedrich Engels. Ook de tragiek in Domela's privéleven blijft niet onbesproken: de man verloor drie echtgenoten en vijf kinderen.

Inleiding

 Ferdinand Domela Nieuwenhuis was een prediker, en daar kon hij niets aan doen. Die aanleg had hij van zijn vader, die net als hij leraar was, opvoeder en verteller. Domela onthaalde zijn aanhang graag op ‘waargebeurde’ stories, dan was hij op zijn best: ‘Mijne hoorders! In onze jeugd…’ En dan volgde een verhaal dat bijna altijd eindigde met een lofzang op de deugd. Hij zwoer dat hij voor eerlijkheid, waarheid en goede trouw door het vuur ging, al schold ieder hem uit voor ophitser en opruier. Zijn ernstige ogen en forse, rijzige gestalte maakten zijn voorstelling dat we in een verkeerde wereld leefden onontkoombaar. Die boodschap was niet alleen bestemd voor zijn directe omgeving. Domela richtte zich tot Nederland, alles moest anders, rechtvaardiger, gelijker vooral, want: ‘De aarde behoort aan ons allen.’

De Ferdinand Domela Nieuwenhuis die deze idealen zo welsprekend uitdroeg, spookt honderd jaar later nog steeds door onze hoofden. Sommigen herinneren zich hem om zijn markante christuskop, om zijn minachting voor het koningshuis waardoor hij in de gevangenis belandde of om zijn legendarische uitvaart in 1919. Op het Amsterdamse Nassauplein achter de Haarlemmerpoort kijkt hij uit over de Spaarndammerbuurt. De beeldhouwer Johan Polet vereeuwigde hem met opgeheven vuist, symbool van onverzettelijkheid. In de jaren dertig en na de Tweede Wereldoorlog kwamen havenarbeiders uit de buurt er samen om te demonstreren. Al is het socialisme in diskrediet, zelfbevrijding, het thema dat het hart van Domela’s denken vormde, verdween niet uit de aandacht. Wie al zo lang tot de verbeelding spreekt, moet veel hebben beleefd en verricht – veel hebben mee beleefd en aangericht.
Domela Nieuwenhuis behoorde tot de grondleggers van het socialisme in Nederland. Onder zijn hoede groeide de Sociaal-Democratische Bond (sdb) uit tot een landelijke politieke partij. Ze werd in het decennium van 1884-1894 de schrik van conservatief Nederland. Hij stond er borg voor dat haar ambitie verder reikte dan de dagelijkse belangenstrijd. Het socialisme moest een sociale en een culturele verlossing zijn, met minder nam hij geen genoegen. Hij maakte van de sdb een gemeenschap, een rode familie avant la lettre. Hij liet het weekblad Recht voor Allen verschijnen en gaf mede de stoot tot de oprichting van het Nationaal Arbeidssekretariaat (nas), de eerste nationale overkoepeling van vakbonden. Met zijn partij, blad en vakbeweging stond hij aan de wieg van de socialistische zuil die na de Eerste Wereldoorlog onbedoeld onderdeel werd van de levensbeschouwelijke segregatie die de samenleving tot in de jaren 1960 kenmerkte.
Domela Nieuwenhuis was niet alleen de held van de sdb. Hij inspireerde een gehele politieke generatie. Domela was voor de generatie van ’86, die in juli van dat jaar in Amsterdam het Palingoproer beleefde en later de stakingen in de Friese Venen, de belichaming van moed en offervaardigheid. Hij bevocht die sterrenstatus op straat, in manifestaties en demonstraties, waar niemand zich op een geërfd prestige kon beroepen. Tot op het laatst bleef hij het symbool van standvastigheid, zelfs tijdens de Eerste Wereldoorlog toen hij zich niet, zoals veel van zijn geestverwanten, aan de kant van de bourgeoisie schaarde. Duizenden en duizenden brachten hem in 1919 naar zijn laatste rustplaats.
Domela’s invloed strekte zich tot ver over de landsgrenzen uit. Hij was een voorbeeld voor de oppositionele Jungen in de Duitse spd en voor ongeduldige libertairen in België, Oostenrijk, Zwitserland en Frankrijk. Hij trok van leer tegen de coryfeeën van de Tweede Internationale, tegen Wilhelm Liebknecht en Edward Anseele en geselde hun parlementarisme en geloof in de staat. Het debat met P.J. Troelstra en Henri Polak weerspiegelde de strijd met deze zogenaamde staatssocialisten. Ook op een minder directe manier liet Domela sporen na. Robert Michels biechtte op dat zijn elitetheorie zonder de ontmoeting met Domela ondenkbaar was. Anarchistische denkers als Peter Kropotkin en Max Nettlau roemden
Naast deze ideologische en organisatorische werkzaamheid waren er ten slotte de praktische politiek, het Kamerlidmaatschap, de propaganda en de journalistieke arbeid. Die activiteiten hadden een direct gevolg voor zijn privéleven. Niet alle levenspartners stelden zijn fanatisme op prijs, de kinderen hadden last van zijn reputatie. Een neef klaagde dat ‘allen die zijn naam droegen onder een zekere vervolging leden’. Domela was staatsvijand nr. 1. In België en Duitsland was hij persona non grata. Zijn naam prijkte op de lijst van tien meest gezochte anarchisten. Domela Nieuwenhuis, volgens een tijdgenoot één der invloedrijkste mannen die ons land ooit heeft gekend, werd geëerd maar ook gehaat.
Veel is er over deze opmerkelijke figuur gepubliceerd, zoals de bibliografie van Gé Nabrink laat zien. Jan Meyers schreef in 1993 een biografie, gevolgd door een uitvoerig portret van Bert Altena bij de in 1997 gepresenteerde familiecorrespondentie. Waarom dan toch een nieuwe biografie?

Over het portret van Altena kunnen we kort zijn. Het beperkt zich tot de plaats van Domela in de familie. De ‘politieke’ biografie komt alleen zijdelings aan bod – een weloverwogen keuze omdat Altena de familiecorrespondentie als bron centraal stelde. Leverde het meer kennis van Domela’s persoonlijkheid op? Jazeker. Uit het tot dan toe onbekende materiaal rees een Domela op achter wiens bijna spreekwoordelijke zelfbeheersing diepe emoties schuil bleken te gaan. Bovendien ontmoeten we Domela voor het eerst in zijn milieu, in diens eigen woorden, dat van ‘de geestelijke aristocratie’. Het is een wereld waarover Domela in zijn memoires goeddeels zweeg. Altena laat ons de burgerman zien die Domela in het eigen gezinsleven was. Van de vrije liefde en ander non-conformisme moest hij weinig hebben.
De portrettist houdt terecht afstand van veel van Domela’s zelftyperingen. Dat hij bijvoorbeeld het geloof verloor door persoonlijk ervaren leed, het verlies van zijn eerste en tweede echtgenote. Of dat hij al zijn geld kwijt was aan de arbeidersbeweging. Want in werkelijkheid ging een groot deel verloren aan speculatie en slecht renderende investeringen. Ook wat Domela’s antisemitisme, racisme en gebrekkige mensenkennis betreft, zit Altena op het goede spoor, al werkte hij de kwesties maar mondjesmaat uit.
Minder overtuigend zijn sommige interpretaties. Anders dan Altena veronderstelt, beleefde de onzekere jongeman een verre van harmonieuze jeugd. Domela leed zo sterk onder zijn vaders dwingelandij dat hij zijn twijfel over het geloof lang verborgen hield. Misschien dat men op zichzelf Altena’s rooskleurige beeld met een kritisch artikel kan rechtzetten, maar dat volstaat niet als ook het licht op de verdere biografie gebroken wordt door dat prisma. Deze inleiding is niet de plaats om diep op de kwestie in te gaan; wel kan worden gezegd dat Domela het aankweken van schuldgevoelens bij zijn zogenaamde bevoorrechte kinderen beslist niet van een vreemde had. Ligt in Domela’s jeugdverleden van opgedrongen schuldbesef niet ook een antwoord op de vraag waarom Domela zich als socialist en anarchist niet gelukkig heeft kunnen voelen? Het idee dat er in een ongelukkige wereld nooit rust was, bleef hem achtervolgen. Domela’s politieke biografie kreeg bij Meyers een ruimere aandacht. De rol van Domela Nieuwenhuis in het partijconflict van 1894 was tot dan toe voornamelijk geanalyseerd in antithetische termen: emotioneel en instinctief stonden tegenover wetenschappelijk en rationalistisch, utopisch tegenover realistisch, oud tegenover modern. Domela werd voor een dromer gehouden en zijn beweging voor onvolwassen. Een afwijzing die de overheersing van de sociaaldemocratische visie in de geschiedschrijving van de vroege arbeidersbeweging uitdrukte.
Domela, een hemel op aarde was een poging dat patroon te doorbreken. Meyers schreef een samenvattende biografie, een kritische beschrijving van een leven, niet het leven van een heilige of verlosser, evenmin dat van een gelijkhebber of ketter, maar op zichzelf beschouwd en aan de bronnen getoetst. Ondanks die verwetenschappelijking bleven de ordenende categorieën met termen als rechts/links, parlementair/revolutionair, vooruitstrevend/behoudend betrekking hebben op het domein van de politiek, zo niet van de politieke tactiek alleen. Het verried een beperkte interpretatie van de cultuur van de socialistische beweging, die breder is dan de ‘politieke partij’, aangenomen al dat de sdb een politieke partij in de moderne zin van het woord was – een stelling die in de moderne historiografie van de vroege beweging terecht wordt betwist.
Meyers’ biografie stelt door het beperkte politieke kader teleur. Er is veel, soms al te sentimentele anekdotiek, en het werk schiet tekort in de analyse van de sociaal-culturele context, waardoor Domela te zeer als een geïsoleerde figuur wordt voorgesteld. De biografie leunt zwaar op Domela’s Gedenkschriften, niet alleen in de ordening van de feiten, maar ook wat de duiding betreft. Van de familiecorrespondentie maakte Meyers maar beperkt gebruik, van de omvangrijke internationale correspondentie helemaal niet. Daardoor komen Domela’s belangwekkende internationale activiteiten nauwelijks over het voetlicht. Het maakt oordelen over Domela’s betekenis tot een hachelijke zaak.
Als we Meyers moeten geloven, dan was Domela al vanaf het begin een anarchist; zijn afkeer van het halve, van water in de wijn doen, lag besloten in zijn karakter. Hiermee onderschreef de biograaf bijna letterlijk hoe Domela over zichzelf dacht: ‘Niet iedereen kan anarchist zijn. Men moet er een natuur voor hebben.’ Zulk essentialisme ging voorbij aan de contradicties in zijn levensloop en aan de stormachtige ideologische wendingen die hij doormaakte. Meyers’ oordeel dat Domela het proletariaat uit doodse slaafsheid wekte, is al evenmin overtuigend. Henriette Roland Holst en het communistische dagblad De Tribunebeweerden dat al driekwart eeuw eerder, kort na Domela’s overlijden in november 1919. Ook toen werd dat oordeel betwist. De beweging in de jaren tachtig en negentig van de negentiende eeuw was allerminst ‘doods’. Nederland kolkte in die jaren van verzet. Zelfs Marx roemde de geest van onafhankelijkheid. In een genuanceerd betoog noemde Sam de Wolff zijn vriend dan ook terecht een ‘gedrevene’ en geen ‘drijver’.

Ferdinand Domela Nieuwenhuis, een Romantische Revolutionair bouwt, alle kritiek ten spijt, op het werk van Altena en Meyers voort. De biografie probeert de aangestipte tekortkomingen en lacunes te overwinnen en antwoorden te vinden op nieuwe vragen. Vragen die zich in het tijdsbestek zo rond 1990, toen Meyers zijn onderzoek deed, nog niet opdrongen en die voortvloeien uit het besef dat de opkomende socialistische beweging een sociale, culturele en morele gemeenschap vormde die bijeen werd gehouden door krachtige charismatische symbolen en een romantische revolutionaire inspiratie. Domela Nieuwenhuis was er de voorbeeldige belichaming van. In dit nieuwe levensverhaal wordt getracht van die recente vooruitgang in de politieke en sociale geschiedschrijving rekenschap af te leggen.
Deze biografie behelst enerzijds wat in het geschiedwetenschappelijke jargon een Umerzählung wordt genoemd, een nieuwe duiding en kritische analyse van het grotendeels al bestaande verhaal, anderzijds biedt zij een verfijning en uitbreiding door nieuw onderzoek in de archieven van Domela Nieuwenhuis, in het bijzonder in de briefwisseling met familieleden en geestverwanten en in de uitgebreide ongepubliceerde internationale correspondentie. De laatste collectie is niet eerder voor biografisch onderzoek gebruikt. Ze biedt een schat aan informatie over Domela’s optreden in de Tweede Internationale, zijn betrekking tot Marx en Engels en tot spraakmakende dissidenten als Raphael Friedeberg, Robert Michels en Errico Malatesta. Nieuw is voorts de aandacht die besteed wordt aan zijn anarchistische jaren vanaf 1897, een episode die in eerdere studies nauwelijks aan bod kwam.
Verder springt een vijftal zwaartepunten in het oog. (1) Naast Domela Nieuwenhuis’ vele activiteiten gaat het om het romantisch revolutionaire perspectief, (2) voorts om het charismatische leiderschap, (3) om de cultureel politieke achtergrond van de partijscheuring in 1894 en het conflict met P.J. Troelstra, (4) om Domela’s aandeel in het antisemitisme van de vroege socialistische beweging en (5) ten slotte om zijn rol in de internationale arena.
De geschiedschrijving van de arbeidersbeweging gaat er stilzwijgend van uit dat de radicale Verlichting de belangrijkste bron was van het socialisme; dat sociale verheffing onmogelijk was zonder strijd tegen het antirationalistische obscurantisme. Naar de figuur van Domela Nieuwenhuis is meestal vanuit dit perspectief onderzoek gedaan. Domela werd echter ook aangetrokken door prekapitalistische waarden, door het verlangen de verbroken eenheid en gemeenschap te herstellen. Hij was niet alleen een rationalist, hij was ook een romantische revolutionair. Daarvoor vond hij in de kerk, ongeacht of zij zich orthodox of modern noemde, maar ook in het laatnegentiende-eeuwse marxisme van de Tweede Internationale geen gehoor. Het verklaart mede zijn afscheid van theologie en sociaaldemocratie. Een verbreding van het onderzoek naar die romantische wortels werpt ook nieuw licht op Domela’s charisma.
Sinds de jaren negentig van de vorige eeuw is politieke geschiedschrijving meer dan het blootleggen van de geheimen van de (al of niet parlementaire) strategie en tactiek van politieke partijen en organisaties. ‘Politieke cultuur’ en ‘politieke stijl’ zijn de sleutelwoorden die onderzoek naar het karakter van de beweging en de aard van het leiderschap, naar hun symbolen en rituelen op gang brachten. Domela beschikte over het vermogen de massa door een enkel beeld te pakken. Net als andere nieuwelingen op het politieke toneel zoals P.J. Troelstra voer Domela op het kompas van de emotie, ongehoord in een tijdperk waarin politiek het koele en berekenende bedrijf was van de burgerlijke liberale elite. Toch was Domela geen intuïtieve volkstribuun. Hij wist de stemming onder zijn publiek op waarde te schatten.
Er is veel voor te zeggen om de vroege, opkomende socialistische beweging als een coalitie van rivaliserende charismatische groepen te beschouwen. In deze biografie wordt getracht die gemeenschappen en Domela’s charismatische leiderschap te reconstrueren. Hoe zag de verhouding tussen hem en zijn aanhang eruit? Bestond dat charisma louter uit zelfdramatisering, of dichtten zijn volgelingen hem uit een diep verlangen naar verlossing genadegaven toe? Hoe triviaal werd zijn charisma en wat betekende het formaliseren van de partijverhoudingen voor Domela’s ondergang als leider en voor de zegetocht van Troelstra als pleitbezorger van de hervormingsgezinde, parlementair gerichte stroming?
Langs die weg raken we aan een aspect van het conflict met Troelstra, dat tot nu toe verwaarloosd werd. Al was Troelstra geen charismatisch leider zoals Domela, hij was niet minder charismatisch. Toch ging het partijconflict van 1894 niet om persoonlijke rivaliteiten, of om zomaar een tactisch verschil van inzicht. Troelstra werd beheerst door de idee van een ‘socialisme-vanboven-af’, waartoe de verovering van de macht in de staat een eerste stap was; Domela door het aan Marx en aan zijn religieuze achtergrond ontleende idee van zelfemancipatie.
Daaraan lagen uiteenlopende beelden van de arbeidersklasse ten grondslag, van haar sociale dimensies, van haar vermogen om emoties en ervaringen om te zetten in politiek bewustzijn en van haar vermogen om zelfstandig een historische rol te spelen. Waar en onder welke omstandigheden die beelden werden geconstrueerd, waarom ze elkaar uitsloten en tot welke nieuwe filosofische houding ze aanleiding gaven, wordt in deze biografie onderzocht.
Ondanks zijn hang naar zuiverheid was Domela niet minder een machtspoliticus. Het grote doel, datgene waarop hij al zijn streven in het begin van de jaren negentig richtte, was de isolatie van de door de Duitse spd gesteunde hervormingsgerichte, parlementaire vleugel rond Troelstra, Polak en Vliegen. Die strijd voerde Domela in de sdb, maar ook in het kader van de Tweede Internationale tegen Wilhelm Liebknecht en andere leiders van de spd. Domela beoogde met een germanofobe en antisemitische stereotypering van die leiding de eenheid rond zijn persoon te versterken. De anti-joodse bejegening sprak aan door haar radicaliteit. Dit manifeste antisemitisme is strijdig met het beeld van het milde, zogenaamde ‘standsantisemitisme’ dat figuren als Domela Nieuwenhuis parten zou hebben gespeeld. Een tamelijk onschuldig racisme dat hooguit tot wat boosaardige en depreciërende ‘risjes’ aanleiding zou hebben gegeven. Een houding die tot een incidenteel en per individu verschillende distantie van joden kon leiden, maar niet tot een politiek geïnspireerde uitsluiting. Op dit gematigde beeld valt, zo zullen we zien, veel af te dingen, en daarmee staat de gangbare verklaring over de geringe deelname van joden aan de socialistische beweging vóór 1894 opnieuw ter discussie. Was de geringe toeloop niet evenzeer te wijten aan het antijoodse klimaat in de socialistische beweging als aan de gezagsgetrouwe en oranjegezinde stemming onder joden?
Domela’s rol in de internationale arena vormt het laatste zwaartepunt van de studie. In termen van het moderne onderzoek naar sociale bewegingen leverde Domela ook buiten Nederland een bijdrage aan het cognitive frame van delen van de socialistische en anarchistische beweging. Domela’s invloed reikte naar verhouding ver, vanwege zijn internationalistische ideologie en zijn brede netwerk van contacten. Hij publiceerde zijn boeken, brochures en artikelen overal in Europa, en nam deel aan talloze internationale debatten, manifestaties en congressen. Dissidenten in de zusterpartijen van de sdb rekenden zich tot zijn discipelen. Omgekeerd onderging Domela ook zelf de impulsen van het internationale contact, van zijn op Duitse leest geschoeide lutherse opleiding, en de kritiek van Marx en Engels tot aan ontmoetingen, zoals die met Michels en Malatesta. Domela hielp met de transfer van die ervaringen het politieke en ideologische provincialisme van de Nederlandse socialistische beweging te compenseren.
Domela Nieuwenhuis was bij uitstek een figuur naar wie transnationaal gekeken kan worden. Hij stond als charismatische leider niet alleen. Ook andere vroegsocialistische leiders, zoals Ferdinand Lassalle en August Bebel in Duitsland, de Fransman Jean Jaurès of de Britse socialist James Keir Hardy werden als Verlosser en profeet omhelsd. Dichter bij huis dringt zich de vergelijking op met Abraham Kuyper, maar ook met de aan hem verwante Britse evangelische liberaal William Gladstone. Ook zij stonden aan het hoofd van massabewegingen. Viel er een algemener patroon van leiderschap te onderkennen, waaraan ook Domela beantwoordde? Voor Max Weber stond het buiten kijf. De beroemde Duitse socioloog was gefascineerd door de opkomende socialistische en anarchistische bewegingen van het einde van de negentiende eeuw die charismatische figuren als Domela alle ruimte boden. In het tijdperk van bureaucratisering was de democratie, aldus Weber, zonder dit soort figuren zelfs kansloos.
Als politiek leider, als journalist en ideoloog was Domela Nieuwenhuis enige tijd de populairste man van Nederland. In de jaren negentig lag, zo schreef Vliegen, zijn naam op ieders lippen. Hij was de man met de grootste internationale oriëntatie en leverde op alle terreinen van het leven strijd. Zijn vertrouwen in vooruitgang, maar ook zijn door romantiek gevoede utopie ademden de geest van verzet. Hij zocht het martelaarschap, ervan overtuigd dat de verlossing in strijd school en niet in genade.

© 2012 Jan Willem Stutje
© 2012 Houtekiet | Linkeroever Uitgevers nv, Antwerpen
© 2012 Uitgeverij Atlas Contact, Amsterdam

Uitgeverij Atlas Contact

Uitgeverij Houtekiet

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum