Leesfragment: Geheim dagboek 1942 tot 2001

27 november 2015 , door Hans Warren, Mario Molegraaf
| | | |

Deze week verscheen Hans Warrens Geheim dagboek 1942 tot 2001, samengesteld door Mario Molegraaf. Vanavond kunt u hier een fragment uit een van de laatste jaren van Warren (1921-2001) lezen, én Molegraafs Nawoord bij de bloemlezing.

Een van de grootste literaire sensaties van de afgelopen decennia was het verschijnen van het dagboek van Hans Warren. Vanaf 1942 tot zijn dood in 2001 op tachtigjarige leeftijd keek hij in de spiegel én door het raam, genadeloos voor zichzelf, ironisch over anderen. Een unieke verkenning van een mensenleven dat zich beweegt tussen hooglied en schaamluis, tussen platteland en zelfkant en tussen het woelige Parijs en het weelderige Zeeland. Hans Warren aanbad de mooie jongens, maar stichtte ook een gezin met een vrouw uit Engeland. Hoe intiem het dagboek ook is, Hans Warren blijkt tegelijk de kroniek van zijn tijd te hebben geschreven. Niemand beleefde de Tweede Wereldoorlog, de rampzalige overstroming van 1953 en de vernietiging van de Nederlandse natuur zoals hij. Deze keuze met louter hoogtepunten uit zestig jaar Geheim dagboek is daarom niet alleen een overrompelend document over een schrijversbestaan, maar bevat ook het verhaal van een bewogen eeuw.

Hans Warren (1921-2001) was een van de belangrijkste dichters, schrijvers en critici van zijn tijd. Dit boek werd samengesteld door Mario Molegraaf, die vele jaren met Warren samenwoonde.

‘Het afstotelijke en het schone gaan hier een huwelijk aan en dat maakt (...) al die dagboeken bij elkaar tot een groot kunstwerk.’ Adriaan van Dis

‘Europese klasse (...) wat dit grote werk vooral ook is: een bildungsroman van superieure kwaliteit.’ Benno Barnard

‘Warrens Geheime dagboeken behoren tot de top – ja ja, daar ga ik – van de wereldliteratuur van het dagboek.’ Boudewijn Büch

1998

[...]

27 nov. — 14.15 — M’n linkeroog ziet er nog afschuwelijk uit, er hangt een hele ‘zak’ aan. Het op. en afzetten van de bril dient met aandacht te gebeuren, en het neussteuntje zakt aan die kant weg in een soort stempelkussen. Ik kom er sneller overheen dan M., die blijft er maar over praten. Ik betrapte me er vanmorgen zelfs op dat ik een huppeltje maakte.
Die betreurenswaardige ruzie. M. moet enorm zijn geschrokken van mijn val, hij zag het vanuit de auto gebeuren. Hij rende naar binnen en zag me daar languit in een plas bloed. Dat ik een beetje krabbelde en bewoog, was het enige hoopgevende. Het bleef maar bloeden, hij zegt dat ik wel een liter heb verloren. Een voorbijganger, Jean-Michel Tesseron, zag het ook gebeuren. Hij kende een mevrouw die eerste hulp zou kunnen verlenen. De jonge vrouw (heel knap, voor zover ik dat zonder bril kon zien) maakte met de spullen uit M.’s verbanddoos een soort tulband rond m’n hoofd en stelpte zo goed mogelijk het bloeden.
Inmiddels waren ook de sapeur-pompiers er, een hele groep. Iedereen was uiterst aardig en hulpvaardig, er was een ventje bij, nog zo jong dat het me ontroerde, telkens vroeg hij of het toch ging. Ik werd op de voor mij te korte brancard gehesen, naar buiten gedragen en in de ambulance geschoven. Wat een marteling! Het sidderen van de motor, het ongelijke plaveisel in het hartje van Parijs, m’n hoofd dat geen steun had, de bochten. M’n angst in het ziekenhuis: ik wil naar huis, hoe kom ik nu toch nog thuis, arme Mario, hoe regel jij alles, hij kan niet zonder eten en het is al zo laat.
De dokter begon met vast te stellen: ‘Vous travaillez encore?’ Het eindigde ermee dat hij hoogstpersoonlijk m’n sokken weer aantrok. Ik moest allerlei komische oefeningen doen, onder andere met m’n armen zwaaien en dan met de wijsvinger m’n neuspunt raken, eerst met open, vervolgens met gesloten ogen. En je bent enorm trots als het je lukt en zo blij als een kind, want: ‘Cher docteur, je ne dois pas être hospitalisé?’ ‘Non, m.Warren, vous pouvez rentrer à la maison.’ Hij zal niet geweten hebben dat het minstens vier uur rijden was.
De ruzie, het is zo pijnlijk. Pas nu besef ik hoe diep M. is geschokt, hoe een traumatische ervaring het voor hem is geweest. Hij bleef maar vragen hoe het toch kwam dat ik viel. Ik zei dat het aan de al te drukke dag lag, dat daardoor m’n aandacht was verslapt. M. leidde eruit af dat ik hém de schuld gaf. Ik zei dat het onzin was, maar dat hij in m’n dagboek zou kunnen lezen hoe ik tegen zulke dagen opzag. Hij zei dat ik moest beloven niet meer te vallen. De verwijten begonnen te verscherpen, ik sloeg door, vloekte en schold: ‘Gooi me er maar uit.’ Het eindigde in een huilbui op een parkeerplaats, 400 kilometer van huis. En ik hield van hem, ik voelde hoe hij van mij hield. Bij Seclin probeerden we een sandwich te eten, het smaakte ons geen van beiden, maar M. kan nu eenmaal niet zonder brandstof.
Het gaat goed, maar als ik mezelf in de spiegel bekijk, schrik ik. En zo ziet M. me natuurlijk. Hij raakt me telkens bezorgd aan en liefkoost me: ‘Dit mag nooit meer gebeuren, beloof me toch dat je nooit meer zult vallen.’ Hij heeft het honderden keren gesmeekt, maar hoe kan ik dit beloven? Ik kan alleen zo goed mogelijk oppassen, en dat deed ik altijd al.

[...]

Nawoord

Bij het cryptogram laatst in de krant moest bij verticaal, 18 een woord van zes letters in een gedicht worden ingevuld. ‘Natuurlijk moest die ... in het duin/ merken dat ik intens naar hem keek.’ Ter toelichting werd nog vermeld dat het om dichtregels van Hans Warren ging, en nu komt het: ‘dus niet moeilijk te completeren’. Blijkbaar wordt iedereen geacht te weten wie Hans Warren was én dat hij van jongens hield. Dat is dan ook het woord van de puntjes: jongen. De jongen in het duin lokt de dichter:

Natuurlijk lag hij later
loom kauwend op een helmspriet
in dat aandoenlijke verschoten badbroekje
helemaal alleen in een warme duinpan.

Even vanzelfsprekend is het vervolg:

Natuurlijk ging ik zacht en ongemerkt weg
en natuurlijk heb ik daar de hele dag spijt van.

Hans Warren (Borssele, 20 oktober 1921-Goes, 19 december 2001) was vooral een dichter van het welbewust missen van zulke kansen voor open doel, een dichter van ‘nakijken, dromen, derven’, zoals hij het zelf noemde. Met zijn gedichten werd hij bekend, met zijn Geheim dagboek werd hij beroemd, vooral door de delen uit zijn Parijse periode.
Waarom eigenlijk?
Omdat het dagboek zo goed, zo openhartig, zo intiem en sensationeel tegelijk, zo anders was. Van de dichter die zich zacht en ongemerkt terugtrekt, valt in de dagboekschrijver weinig te herkennen. Hij scoort juist vanuit de onwaarschijnlijkste hoeken, pakt alle jongens die hij pakken kan, en heeft daar lekker nooit spijt van. Behalve dan een beetje wanneer hij een via geslachtsverkeer overdraagbare aandoening oploopt.
Misschien was het dit contrast tussen de braaf ogende studeerkamerman en de onstuimige straatheld uit het dagboek dat hem zo veel lezers opleverde en mooie noteringen in de bestsellerslijsten. Waarbij hij uiteraard ook weer stilstond in zijn dagboek. Hij hield het bij tot een paar dagen voor zijn dood. Bijna zestig jaar eerder, op 16 april 1942, was hij ermee begonnen. ‘Een schrift waarin ik me geregeld uiten kan als ik er behoefte toe voel,’ zei hij toen, een schouder om tegen uit te huilen, een vriend voor de schemering.
Het werd een rij van vijfenzeventig grote cahiers, plus mobiele supplementen, op reizen bijgehouden notitieboekjes. Al deze documenten worden bewaard in de kluis van de Zeeuwse Bibliotheek te Middelburg. Het gedrukte dagboek, dat hij vanaf 1981 begon te publiceren, is hiervan uiteraard de neerslag.
Het eerste deel was Geheim dagboek 1942-1944. De laatste aflevering die onder Hans Warrens eigen verantwoordelijkheid verscheen, was Geheim dagboek 1982-1983. Ik was steeds bij het leesklaar maken betrokken. Zodoende wist ik wat me te doen stond met de cahiers uit de resterende jaren, 1984-2001. Heel veel aantekeningen: het leek wel of hij dagelijks méér dagboekschrijver werd, een uurschrijver soms.
Er zijn trouwens ook tijden geweest dat het dagboek eerder een jaarboek was, soms zelfs dat niet eens. De duistere Middeleeuwen van Hans Warren, toen hij huisvader was, duiven fokte en niet meer schreef.
Het wonder van Warren is zijn wederopstanding. Hij kwam terug, als aanbidder van jongens, als dagboekschrijver, als dichter van sprankelende poëzie, zo fris dat het ook in een herfstvers lente lijkt. Gedichten die mij betoverden, ik zocht contact. Op 29 juli 1978, ik was zeventien, stapte ik zijn bestaan in, zijn dagboek in. Dat laatste was geen onverdeeld genoegen. Soms is het dagboek voor mij als een dierbaar fotoalbum, vol herinneringen aan de vele mooie momenten uit de drieëntwintig gedeelde jaren. Maar ook is het een aanklacht, onwrikbaar, geen tegenbewijs mogelijk.
Vrienden werden vijanden door het Geheim dagboek, maar met de publicatie pijnigde Hans Warren vooral Hans Warren zelf. Het eerste deel, over de oorlogsjaren, was meteen de wreedste marteling. Zijn ouders waren misschien niet fout geweest, maar toch ook niet goed. Vooral daarom heeft hij zo lang geaarzeld met het uitgeven van zijn dagboek. Wat immers met zich meebracht dat hij over deze schande niet langer kon zwijgen, het geheim niet meer kon verhullen.
In deze keuze uit het Geheim dagboek zijn tweeëntwintig boeken, duizenden bladzijden, teruggebracht tot één kloek boek. Hans Warren zelf stelde al eens Om het behoud der eenzaamheid samen, een bloemlezing uit het dagboek tot halverwege 1982. Ik diende nog strenger te selecteren. Desondanks hoop ik dat het verhaal van zijn bestaan bewaard is gebleven, de grote lijnen, maar vooral de veelzeggende bijzonderheden. Hij was een buitenstaander bij uitstek, maar hij blijkt tegelijk op een of andere manier de kroniek van zijn tijd te hebben geschreven. Niemand beleefde de Tweede Wereldoorlog, de rampzalige stormvloed van 1953, de vernietiging van de Nederlandse natuur zoals hij.
Deze uitgave is bedoeld om iedereen dat te laten meebeleven. De mensen die verticaal, 18 van het cryptogram feilloos kunnen invullen, maar vooral zij die geen idee hadden wat er op de puntjes moest staan.
Een leven lang keek hij in de spiegel én door het raam, genadeloos voor zichzelf, ironisch over anderen. De tegenstrijdigheid in persoon, bewonderenswaardig groot en onuitstaanbaar klein, tussen hooglied en schaamluis, thuis en vreemdeling tegelijk in Borssele en in Parijs. Een mens als geen ander en toch een mens zoals wij. Wie? Natuurlijk Hans Warren.

Mario Molegraaf

© 2012 Marco Molegraaf / erven Hans Warren

Uitgeverij Prometheus

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum