Komende week verschijnt de verhalenbundel Graven naar het hart van de aarde van Kevin Wilson (vertaald door Wiebe Buddingh). Wij publiceren vanavond een gedeelte uit het eerste verhaal 'uitzendoma' voor.
Als de wedstrijd begint cirkelen we om de eiken eettafel, een tafel waaraan in betere tijden meer dan vijftig gasten konden zitten en waarop duizend papieren kraanvogels zijn opgesteld – tweehonderdvijftig voor iedere broer. De kraanvogels worden vervolgens over de tafel rondgeblazen door vier enorme ventilatoren, eentje op iedere hoek van de tafel, tot er nog maar één kraanvogel over is. De eigenaar van die laatste vogel erft het landgoed.Kevin Wilsons verhalen zijn onweerstaanbaar grappig en doen denken aan David Sedaris. Wilsons personages variëren van werknemers voor een bedrijf dat stand-in oma’s levert aan families met overleden, zieke of gewoon nare grootouders, tot een medewerkster bij een scrabblestenenfabriek wier ouders spontaan in vlammen zijn opgegaan. Graven naar het hart van de aarde werd bekroond met een Shirley Jackson Award voor de beste verhalenbundel.
De essentie van deze baan is om nooit te vergeten dat je niemands oma vervangt. Je probeert geen betere oma te zijn dan de vorige, je bent de oma en dat ben je ook altijd geweest. Dat is de essentie. Als je dat aankunt, als je ieder gezin zo’n intense oma-ervaring kunt bieden, iedere keer weer, kun je er goed geld mee verdienen. Daarmee wil ik niet zeggen dat het soms niet een beetje vreemd is, want dat is het wel. Vaak is het zelfs ongelooflijk vreemd. Zelf heb ik nooit een gezin gehad. Ik ben nooit getrouwd, want daar zag ik het nut niet van in. Mijn meeste familieleden zijn inmiddels overleden en de overblijvers zie ik zelden. Mensen beschouwen mij waarschijnlijk als een oude vrijster die alleen voor zichzelf boodschappen doet en dat vind ik prima. Ik hou van privacy; als ik met iemand naar bed ga, hoeft dat niet direct de persoon te zijn met wie ik de rest van mijn leven wil delen. Ik ben gelukkig met mezelf en met mijn leven, maar kan me gemakkelijk voorstellen hoe het ook gegaan zou kunnen zijn: man, kinderen, kleinkinderen, foto’s op de schoorsteenmantel, een huis vol mensen met kerst, een drukbezochte begrafenis, erfgenamen. Je kunt tevreden zijn met je leven, maar toch de zin inzien van een leven dat heel anders zou zijn verlopen. Vandaar dat het allemaal zo vanzelfsprekend leek toen ik die advertentie in de krant zag: ‘Oma’s Gezocht – Geen Ervaring Vereist.’ Ik werk voor Uitzendoma, een Grootouderlijk Detacheringsbureau. Eigenlijk is het heel eenvoudig. Tegenwoordig zijn er veel ambitieuze jonge echtparen met kleine kinderen en een behoorlijk deel van die bevolkingsgroep – meer dan je zou denken – heeft zelf geen ouders meer. Veel van die kersverse vaders en moeders vinden dat hun kinderen daardoor een cruciale ervaring moeten missen, namelijk het contact met hun grootouders. En dan kom ik in beeld.Momenteel werk ik als oma voor vijf gezinnen in het zuidoosten van de VS. Iedere rol is weer anders al ben ik gespecialiseerd in de alleenstaande, krasse oma, meestal van vaderskant, man overleden, welgesteld maar niet rijk, nog steeds knap en dol op creatieve hobby’s. Ik ben zesenvijftig maar kan ook jonger of ouder spelen, al naar gelang. De families leveren de gegevens aan, in overleg met het bedrijf. Oude foto’s worden zo bewerkt dat ik er ook op sta, er wordt een achtergrondverhaal gecreëerd en telefoontjes en bezoekjes worden zorgvuldig ingepland. Voor ieder nieuw project – ieder nieuw gezin – moet ik een familiegeschiedenis uit mijn hoofd leren die tot wel acht generaties teruggaat in de tijd. Het is lastig werk maar het betaalt goed, bijna tienduizend per jaar per gezin, en nu er steeds meer gekort wordt op uitkeringen en pensioenen is het prettig om wat op de bank te hebben staan. Maar dat op zich is niet voldoende om je gemotiveerd te houden. Het is moeilijk precies te omschrijven wat je voelt als je de deur opendoet van een huis waar zo lang niemand op bezoek is geweest en er een jongetje of meisje op je wacht dat dolblij is je te zien en de afgelopen dagen vrijwel nergens anders aan gedacht heeft. Je voelt je net een soort filmster. Ze hollen op je af, omhelzen je en schreeuwen je naam, zij het uiteraard niet je echte naam. Jij bent alles voor ze.
Ze noemen me omi, mima, oma Helen, Mimi en, vreemd genoeg, nog een keer omi. In het begin reageerde ik soms niet als iemand mijn familienaam gebruikte, maar je raakt eraan gewend. ’s Avonds, als ik de verjaardagskaarten, felicitaties en eerste heilige communiekaarten voor die maand zit te schrijven, stuk voor stuk voor verschillende families, word ik gebeld door mijn intercedent. Hij heeft een paar nieuwe klusjes voor me. ‘De eerste is een eitje,’ zegt hij. ‘Hoogstens voor zes weken, een nog-niet-doodje, één kind.’ Een ‘nog-niet-doodje’ is vakjargon voor een gezin dat een wekelijks telefoontje bestelt van een grootouder die pas is overleden, zonder dat het kleinkind het weet. Het geeft de ouders meer tijd om te besluiten wat ze tegen hun kind moeten zeggen en hoe ze het nieuws moeten meedelen. Het tarief is honderd dollar per gesprek en alles gaat via de telefoon, maar het is een beetje morbide en eigenlijk doe ik het liever niet. Maar de komende maand heb ik geen druk belschema en het is een goede stemtraining, dus zeg ik ja. ‘De tweede is nogal ongebruikelijk,’ zegt hij. ‘We zoeken iemand die goed is in afstand nemen en dus dacht ik meteen aan jou.’ ‘Bezoektijd?’ vraag ik. ‘Een hoop bezoektijd,’ zegt hij. ‘Minstens één keer per week.’ Hoe meer bezoektijd, hoe grondiger je je moet voorbereiden. Een voordeel is dat je gemakkelijker een band opbouwt met de kinderen en het betaalt stukken beter. ‘Nou, goed,’ zeg ik. ‘Dat moet geen probleem zijn. Wat is er zo anders aan? Heb ik nog een man?’ ‘Nee, dat niet,’ zegt hij. ‘’t Gaat om een dropping.’ Een dropping betekent dat het kind zijn of haar echte opa of oma al kent, maar dat iemand van ons bureau moet inspringen vanwege een onvoorzien sterfgeval. Zoiets vereist een heel zorgvuldige aanpak en in het ideale geval gaat het om een gezin dat de grootouder in kwestie toch al weinig zag. Een dropping met veel bezoektijd zou een probleem kunnen zijn. Je wilt het niet nog erger maken voor het kind. ‘Daar wil ik graag even over nadenken,’ zeg ik.‘Denk dan hier ook even over na,’ zegt hij en zwijgt dan drie of vier tellen. ‘Ze leeft nog.’
Ik ben kampioen in afstand nemen. Uitzendoma’s mogen nooit vergeten dat de families je klanten zijn. Je werkt voor ze, maar tegelijkertijd moet je van ze houden alsof je ze al je hele leven kent. In ons werk denk je vaak wekenlang nooit aan een familie maar als het zover is, moet je opeens doen alsof je nooit aan iets anders denkt. Uitzendoma’s mogen, buiten de afgesproken situaties, nooit inbreuk maken op het leven van hun families. Je mag niet zomaar bellen als je je eenzaam voelt. Je mag niet zomaar even aanwippen als je toevallig in de buurt bent. Mensen die zelf grootouders zijn schijnen daar de meeste moeite mee te hebben en zitten vastgebakken aan het idee dat familie iets is wat je voor eeuwig moet koesteren. Voor uitzendoma’s is familie iets tijdelijks, iets waar je hoogstens een paar uur mee bezig bent en als je goed bent in je werk, verlies je dat nooit uit het oog. En ik bén goed in mijn werk. Ik ben de beste. Ik krijg altijd de hoogste cijfers tijdens de maandelijkse beoordelingen door mijn families. Ze schrijven vaak: Was ze maar echt mijn moeder of Kunnen we haar niet adopteren?, maar ik mis ze niet als de klus erop zit. Ik hou van ze, maar ik weet wat voor soort liefde het is. Afstand nemen klinkt misschien kil, maar het is wel noodzakelijk. En ik ben er heel erg goed in. Dat heb ik al vaak gehoord.
Later die avond bel ik de intercedent terug. ‘Ik doe het,’ zeg ik. Ik kan heel veel liefde geven.
Een paar dagen later, in het buurtcentrum, vertel ik een paar andere uitzendoma’s over de situatie. Buurthuizen zijn geknipt voor uitzendoma’s en -opa’s, want ze organiseren altijd gratis cursussen in juist die onderwerpen die je nodig hebt om goed te kunnen functioneren. Iedere week volg ik lessen in de traditionele vaardigheden die onze klanten zo op prijs stellen: koken, breien, naaien (waar ik heel slecht in ben) en bloemschikken. Hoe meer talenten je hebt, hoe meer werk je krijgt. Al na een paar lessen zie je wie de andere uitzendoma’s zijn: degenen die uitgebreid aantekeningen maken. Tegenwoordig hebben we een leesclubje dat uitsluitend uit uitzendoma’s bestaat, ook al lezen we nooit en praten we in feite alleen maar over onze families. ‘Zeg, over die dropping. Wat is er met de echte oma aan de hand?’ vraagt Martha. Martha is gespecialiseerd in lichtelijk alcoholistische oma’s uit gegoede families die diverse echtgenoten hebben versleten. Martha doet het tegenovergestelde van afstand nemen: ze weet zo’n positie te veroveren binnen haar families dat afstand nemen niet meer nodig is. Zij kan onaangekondigd binnenvallen bij haar families, meestal rond etenstijd, en wordt dan hartelijk verwelkomd. Ze doet dit werk het langst van iedereen en is er heel erg goed in. ‘Geen idee,’ zeg ik. ‘Misschien heeft ze ruzie met haar kinderen, heeft ze haar biezen gepakt en is ze lekker in Florida gaan wonen.’ ‘Dat lijkt me onwaarschijnlijk,’ zegt Martha. ‘Oma’s knijpen er niet zomaar tussenuit. Nee, hier heeft die familie goed over nagedacht. Ik denk dat ze in een rolstoel zit of aan het dementeren is en dat ze een actieve oma willen.’ ‘Doe je het?’ vraagt iemand anders. ‘Ik heb al ja gezegd. Ik hou niet van droppings, maar het betaalt goed.’ ‘Als je nagaat wat wekelijkse bezoektijd oplevert,’ zegt Martha, ‘dan zou ik het ook doen en gratis het probleem van die extra oma oplossen.’ Iedereen lacht ongegeneerd en als we uitgelachen zijn, kijkt Martha ons grijnzend aan.‘Voor een stel lieve ouwe omaatjes,’ zegt ze, ‘zijn we ongelooflijke krengen.’
Een van mijn families komt vandaag op bezoek, dus begin ik vast met de voorbereidingen. Op mijn werkkamer pak ik de doos met het opschrift FAM. FERGUSON. De doos bevat ingelijste foto’s, cadeautjes van de kleinkinderen die op een prominente plaats moeten worden neergezet, een notitieboekje waarin hun vorige bezoeken zorgvuldig zijn opgetekend, recepten voor hun lievelingseten. Ik mag de Fergusons wel. De twee kleinkinderen zijn intelligent, gevoelig en liefdevol en de ouders zijn enthousiast over de situatie, wat altijd prettig is. Het is moeilijk om met kinderen te werken als een van de ouders je constant zit aan te staren en zich duidelijk afvraagt wat ze allemaal hadden kunnen kopen als ze jou niet hadden moeten betalen. Ik zet de foto’s neer, leg een paar Reader’s Digests op het salontafeltje en begin met de voorbereidingen voor het eten, een traditionele maaltijd van gebakken kip, aardappelpuree en geroosterde maïs, met kokos-roomtaart toe. Voor ik met dit werk begon, had ik nog nooit een taart gebakken. Tijdens mijn eerste familieetentje was de bosbessenvlaai bijna zwartgebrand en moest ik terugvallen op het aloude smoesje: ‘O jee, oma wordt ook steeds vergeetachtiger.’ Bij elke blunder, zoals een kind bij de verkeerde naam noemen of praten over iets wat geen herinnering is van de nepoma maar gewoon van jou, is het altijd verstandig om te zeggen: ‘Oma wordt oud, hè jongens?’ Je moet het ook weer niet overdrijven, anders denken ze dat je aan het dementeren bent en lijkt het de ouders opeens een goed idee om je maar te laten overlijden. Tegen de tijd dat de Fergusons arriveren, weet ik weer alles van ze. Ik kan vragen hoe Missy’s balletuitvoering was, hoe het met Tina’s hamster gaat en vertellen over mijn reis naar Ierland met een gezelschap andere bejaarden (de Fergusons wilden graag een reislustige oma, om de kinderen te laten kennismaken met andere landen en culturen). ‘Mima!’ roept Tina. ‘Ik heb een dollar gekregen van de tandenfee.’ Ze is een voortand kwijtgeraakt sinds onze laatste ontmoeting. ‘Nou, oma laat zich mooi niet aftroeven door een of andere fee,’ zeg ik en haal twee dollar uit mijn portemonnee. Dat zal ik in mijn verslag moeten vermelden en de ouders zullen het moeten bevestigen in hun eigen verslag als ik het bedrag vergoed wil krijgen. En dat wil ik ook. Na het eten bekijken we de foto’s van mijn reis naar Ierland: voornamelijk landschappen en gebouwen, plus een paar foto’s waar ik digitaal in verwerkt ben. De kinderen vragen of ze de volgende keer ook mee mogen en ik zeg dat die reisjes eigenlijk alleen voor oude mensen zijn. ‘Ga dan volgende vakantie met ons mee,’ zegt Missy en ze kijkt naar haar vader. Meneer Ferguson haalt zijn schouders op en zegt: ‘Dat valt misschien wel te regelen.’ Gratis vakanties zijn een zeldzame bonus; Martha krijgt altijd gratis vakanties.Als ze weer weggaan, omhels ik de kinderen. Ik raak Tina’s tanden een voor een aan, om te controleren of er niet nog meer loszitten. Ze giechelt en drukt zich tegen me aan. Missy klimt op de bank en knuffelt me en als de anderen niet kijken, stop ik gauw twee dollar in haar zak en leg ik mijn wijsvinger tegen mijn lippen. Bij de voordeur bedanken de ouders me voor mijn gastvrijheid. ‘Kom zo vaak als jullie willen,’ zeg ik, want ik heb echt genoten van de afgelopen paar uur. Sommige ouders spreken alleen met mij via hun kinderen – ‘Zeg maar dag tegen oma en bedank haar voor het heerlijke eten, jongens’ – maar meneer Ferguson noemt me ma en omhelst me alsof ik echt zijn moeder ben. Terwijl ik ze uitzwaai, maakt Missy zich plotseling los van haar ouders en rent weer naar me toe. ‘Ik hou van je, Mima,’ zegt ze en ik zeg dat ik ook van haar hou. Plotseling besef ik hoe waar dat is, zo sterk dat het bijna vier uur duurt voor ik het weer kan vergeten. Terwijl ik hun foto’s opberg in de doos, spreek ik mezelf streng toe en zeg ik dat er nog vier andere families zijn van wie ik ook hou.
Op het hoofdkantoor heb ik een gesprek met mijn intercedent over het nieuwe project. De ouders in kwestie hebben geprofiteerd van de internetzeepbel en hun winsten net op tijd verzilverd voor die weer uit elkaar spatte. Nu bulken ze van het geld, wat verklaart waarom ze een wekelijkse ontmoeting met een uitzendoma kunnen betalen. ‘Waarom willen ze dit eigenlijk outsourcen?’ vraag ik, want ik kan mijn nieuwsgierigheid niet bedwingen. ‘Wat heeft hun echte oma voor vreselijks gedaan?’ De intercedent schudt zijn hoofd. ‘Dat is niet belangrijk,’ zegt hij, maar ik wijs hem erop dat ik een prof ben en dat ik, om effectief te kunnen functioneren, mogelijke problemen moet kunnen zien aankomen, om dezelfde valkuilen te vermijden. ‘Het is vrij ingewikkeld,’ zegt hij. ‘Dat geloof ik graag,’ zeg ik en uiteindelijk gaat hij overstag. De Beamers willen met een schone lei beginnen. Ze hebben een klein kind, een hoop pasverdiend geld en willen hun verleden vergeten. Niet dat dat nou zo vreselijk was, maar ook weer niet geweldig. De vader doet tegenwoordig aan zeilen en bergbeklimmen en de moeder aan yoga en liefdadigheid. Het kind leert Japans. Allemaal heel indrukwekkend. Ietsje minder indrukwekkend is oma. Zonder de Beamers meteen als totaal gevoelloos af te schilderen, vinden ze haar eigenlijk maar stomvervelend. Twee jaar geleden gleed oma uit op een gladde stoep en brak ze haar heup. De Beamers lieten haar in een verpleeghuis opnemen en onlangs heeft ze een beroerte gehad. Het kind van de Beamers, een meisje van zes, heeft haar grootmoeder niet meer ontmoet sinds die in het verpleeghuis is opgenomen en de ouders zijn bang voor haar reactie als ze oma nu zou zien. Daarom willen ze een nieuwe start maken, met een oma waar hun dochtertje wat aan heeft en aan wie ze haar hele leven liefdevol zal terugdenken. ‘Dus met andere woorden, de Beamers zijn volkomen harteloos,’ zeg ik. Ik vraag me nog steeds af of ik dit wel aankan. ‘Dat is niet eerlijk. Vandaag de dag is het niet meer voldoende om gewoon een opa of oma te hebben,’ wijst hij me terecht. ‘Je moet van ze kunnen genieten; ze moeten het leven van iedereen in hun omgeving verrijken. Familieverplichtingen zijn bijna net zo dood als de dodo.’ ‘En dat is weer gunstig voor ons.’ ‘Heel gunstig,’ zegt hij. ‘Als dit een succes wordt – vervanging van grootouders die nog niet eens dood zijn – zou dat een geweldig gat in de markt kunnen zijn.’ ‘Inruiloma’s,’ zeg ik. ‘Klinkt goed,’ zegt hij en knikt. Ik doe er een tijdje het zwijgen toe en blader de informatiemap door. Wil ik echt zo laag zinken? Maar dan denk ik aan het kind. Heeft dat geen recht op een fantastische oma? En ik bén een fantastische oma, ook al ben ik dan nog zo nep. Misschien is het vreselijk, maar in zekere zin ben ik ook gewoon geïnteresseerd in de uitdaging. Het is een soort goocheltruc, de plaats van iemand anders innemen, een rol spelen en daar dan het allerbeste in zijn. ‘Je haat ze nu al, hè?’ zegt hij. ‘Ja.’ ‘Maar je gaat ervoor zorgen dat ze van je gaan houden, nietwaar?’‘Ja,’ zeg ik. ‘Ja, dat klopt.’
© 2009 Kevin Wilson © 2012 Wiebe Buddingh en de Harmonie