Leesfragment: Hartstochtjes

29 januari 2012 , door Kees van Kooten
| |

3 februari verschijnt het nieuwe boek van Kees van Kooten: Hartstochtjes. Dit weekend kunt u 'Weesboeken te vondeling' bij ons lezen, het openingsessay.

In Hartstochtjes laat Kees van Kooten zien hoe schilderijen, boeken, muziek, cartoons en vele historische gebeurtenissen onlosmakelijk verbonden zijn geraakt met zijn persoonlijke herinneringen en verbeelding. Een houtsnede van Frans Masereel kust een dierbare jeugdherinnering wakker, de fantasie over een minuscuul meisje: ‘een dinky toy van een Playmate, ze mag mee naar de schouwburg en ze klimt als een paaldanseresje in mijn vulpen’ – alles wekt Van Kootens fantasie.

Uit hartstochtelijke liefde voor hun werk onderneemt hij de terugreis naar overleden kunstenaars als Hendrik Valk, César Domela en Duane Hanson, maar ook schrijft hij over de vergeten dadaïst Gras Heyen, over spectaculaire legpuzzels uit 1926, over het vergeten satirische tijdschrift L’Assiette au Beurre, over ‘gebotoxte kleuren’ in de Franse dorpen, over de tekenkunst van zijn kleinzoon en over de onvermijdelijke struikelpartijen bij zijn eigen artistieke pogingen – alles rijkelijk geïllustreerd. Scherpzinnig en met humor balanceert Kees van Kooten tussen kunst en leven, maar altijd toont hij zich een hartstochtelijk levenskunstenaar.

 

Weesboeken te vondeling

Heden ten dage komt de Limburgse familienaam Gisterwereld vooral in Venlo en in De Peel veel minder voor dan in de jaren vijftig van de vorige eeuw, maar omdat hij toen al voorvoelde dat hij zich als ‘mijnheer Gisterwereld’ allerhande spottende toespelingen op zijn behoudzucht zou moeten laten welgevallen, heeft hij op een decemberavond in 1988 het scrabblebord uit het ouderlijk dressoir gehaald en, na een uurtje te hebben rondgeschoven met de twaalf letters van Gisterwereld, besloten om in het vervolg als Geert Wilders door het leven te gaan.
Ik voel tot op grote hoogte mee met de eenzame maker van dat wanhopige anagram. Er bestaat nu eenmaal geen enkele manier om de wereld van gisteren in haar oud-Hollandse eenvoud te herstellen. Wij mogen hooguit hopen dat we, door een bundeling van zachte krachten, het tempo waarin de maatschappelijke verhoudingen verharden een beetje kunnen afremmen. ‘Weer helemaal als vroeger’ zal het echter nooit meer worden en ‘rechtsomkeert mars!’ is dan ook het meest kortzichtige en hopeloze bevel dat Gisterwereld ons kan geven.

Op het dressoir van mijn ouders prijkten drie in linnen gebonden, door de Noor Trygve Emanuel Gulbranssen geschreven en door de Nederlander Anton Pieck geïllustreerde boeken, die tezamen de geschiedenis van ‘Het geslacht Bjørndal’ vormden. De titels van de afzonderlijke delen deden mij huiveren: het angstaanjagende En eeuwig zingen de bossen, het levensgevaarlijke Winden waaien om de rotsen en het uitzichtloze De weg tot elkander.
De Nederlandse uitgever was de Zuid-Hollandsche Uitgeversmaatschappij van Ad. M.C. Stok, die als slagzin voerde: ‘Een boek uit de Cultuur serie is een geschenk voor het leven’. Dit werd pijnlijk bewaarheid, want hoewel mijn beide ouders allang zijn overleden, heb ik die trilogie nog altijd in mijn bezit en vaststaat dat ik er pas na mijn dood afstand van zal kunnen doen, terwijl ook zeker is dat ik En eeuwig zingen de bossen, Winden waaien om de rotsen en De weg tot elkander ongelezen zal laten.
De rest van de ouderlijke bibliotheek zal ik u besparen, hoewel ik alle circa driehonderd boeken nog in huis heb.
Gelukkig is mijn vrouw minder sentimenteel. Die heeft uit de boekenkast van thuis maar een stuk of tien exemplaren bewaard, ook al omdat de leespatronen van onze generatie ouders elkaar grotendeels overlapten: ieder lezend echtpaar had Jan Mens in de kast, Frank van Wezel’s roemruchte jaren van A.M. de Jong, Armoede van Ina Boudier-Bakker, Kruis of Munt van Jo Boer en Schip zonder haven van Willy Corsari, en omdat de leesgrenzen nog gesloten bleven voor de legers van Zweedse en Ame rikaanse thrillerschrijvers, zorgde Hans van der Kallen (Havank) met ‘De Schaduw’ in zijn eentje voor de spanning in onze huiskamers.
Dan herbergen wij in de fietsenbox, onder het motto ‘leuk voor later’, nog acht verhuisdozen propvol met van onze wederzijdse ouders en grootouders cadeau gekregen en vaak van liefdevolle opdrachten in niet langer bestaande prachthandschriften voorziene jeugd- en schoolboeken van onszelf en van onze kinderen, en zo weten wij ons omringd door, nee, zitten wij ingeklemd tussen, pak hem beet, drieduizend boeken en nu het ernaar uitziet dat de bibliotheek die de kleinkinderen zullen opbouwen in hoofdzaak digitaal zal zijn, achten wij het de allerhoogste tijd om onze voorraad definitief te kortwieken, teneinde te voorkomen dat onze nabestaanden op hun beurt verdrinken in deze almaar voortwoekerende boekenvloed.

Toen de dichter-schilder Lucebert in 1994 overleed, telde zijn huisbibliotheek in het Noord-Hollandse Bergen ruim 6500 titels.
‘Je hoeft al deze boeken niet te hebben gelezen om toch beïnvloed en gevormd door ze te zijn,’ stelde hij bezoekers gerust, wanneer dezen zich klein, dom en overdonderd voelden ten overstaan van die tientallen meters wijs- en schoonheid.
Het boek De lezende Lucebert. Bibliotheek van een dichter onder redactie van Lisa Kuitert verscheen in 2009. Ik word opgetild door een golf van trots en ongeloof wanneer ik, na essays van Thomas Vaessens, Suzanna Héman en Piet Gerbrandy, in de 161 pagina’s lange lijst met titels boven aan bladzijde 234 lees:

Koolhaas, Anton, Een schot in de lucht. CPNB, z.pl. 1962
Koomen, Martin, Het ijzige zaad van de duivel. Geschiedenis van heksen en demonen. Wetensch. Uitgeverij, Amsterdam 1973
Kooten, Annie van, Waarlangs streek de wind. De Liefde, Den Haag 1987

Waarlangs streek de wind is een bundeltje met zestig haiku’s van mijn moeder Annie en die Uitgeverij De Liefde bestond uit ons tweeën; het boekje was een uitgave in eigen beheer en alleen verkrijgbaar bij een tiental boekwinkels in den lande die mij bijzonder dierbaar en genegen waren, waaronder de Eerste Bergensche Boekhandel.
Daar moet Lucebert het kleinood van mijn moeder dus hebben gekocht. Opgepakt, ingekeken en afgerekend. Of iemand heeft het hem cadeau gedaan, dat kan natuurlijk ook, hoewel deze gedachte mij minder ontroert, want die goede gever kan dat geschenkje ook ironisch hebben bedoeld. Maar in beide gevallen heeft de legendarische Keizer der Vijftigers enkele minuten van zijn leven aan de glasheldere versjes van mijn moeder gegeven.
Nou vooruit, eentje dan.

Nooit krijg je de kans
te laten zien wie je bent,
steeds geknotte wilg.

Ik heb een vriend van zeventig jaar die vastbesloten is zijn enorme verzameling boeken tot een vijftigtal stuks terug te schiften.
Hij staat voor zijn kasten, gaat met de vinger langs de ruggen en denkt bij ieder boek: wie van mijn vrienden en kennissen zou hier iets aan hebben? Het is een ontroerend, menslievend en genereus initiatief, want als hij heeft besloten iemand de een of andere toepasselijke titel cadeau te doen, dan pakt hij dit boek in, schrijft er een briefje bij, gaat naar de tot postkantoortje omgebouwde kantoorboekhandel, verzendt het pakketje en zo heeft hij aan het einde van een gepensioneerde werkdag drie à vier boeken opgeruimd. Daarvoor heeft hij evenveel aan porti uitgegeven als het bedrag dat hij tien jaar terug op het Amsterdamse Waterlooplein voor een partijtje van vijftig boeken zou hebben ontvangen.
Maar ook de tweedehandsboekverkopers verzuipen tegenwoordig in de boekengolven. Je zeult een koffer met honderdvijftig stuks naar een antiquariaat, de handelaar kiest er twintig boeken uit, zegt: ‘Hier kan ik je tien euro voor geven’, en met de overschietende honderddertig exemplaren sukkel je zuchtend terug naar huis. Daar pak je je koffer weer uit en besluit je om ’s avonds dan toch maar eens aan dat ene boek uit je geweigerde partij te beginnen, maar nog diezelfde middag komt, via Amazon.com, het tweede seizoen Mad Men binnen, dus blijft ook dit weesboek voor altijd ongelezen.

Moet ik misschien toetreden tot het groeiende leger van Nederlandse bookcrossers? Dat zijn er nu zo’n zeventienduizend. Het concept van bookcrossing werd in 2001 bedacht door de Amerikaan Ron Hornbaker, die de wereld wilde omtoveren tot één grote gratis bibliotheek. Op het boek dat je in de openbare ruimte achterlaat kun je een unieke code plakken, die je van bookcrossing.com kunt halen. Via die code kun je dan zien bij wie het gevonden boek terecht is gekomen. Maar dan loop je weer de kans om ‘leuke nieuwe mensen’ te ontmoeten op het net, terwijl ik het contact met mijn leuke oude mensen al zo verwaarloos.
Dus een obcz (Official Book Crossing Zone), waar je boeken voor niks kunt achterlaten of gratis kunt meenemen, betreed ik liever helemaal niet, want die zijn gevestigd in een winkel of een café en voor ik het weet raak ik daar met een of meer lezers in gesprek en zit ik vast aan een vervolgafspraak en bovendien weet ik nu al zeker dat ik de verleiding niet zal kunnen weerstaan om, in ruil voor vijf gratis achtergelaten boeken, zes boeken die ik nog niet had voor niks mee terug naar huis te nemen.

Maar toen ik op een avond de hond uitliet werd ik overvallen door een déjà vu van eenenzestig jaar oud en geviel mij een andere oplossing. Thuis googelde ik de naam ‘Robbie Vonk’, want dat was destijds mijn beste vriendje. En mijn partner in crime, want wat wij samen hebben uitgevreten moet achteraf worden gekenschetst als misdadig. Maar mijn zoeken leverde niets op. Geen Robbie Vonk. Zal wel dood zijn, denk ik tegenwoordig dan al snel.
Ik had Robbie willen vragen of hij nog wist welk woord wij precies hebben gebruikt in de anonieme boodschap die wij, in 1950, 1951 of 1952, bij onze gezamenlijk gehate overbuurman Van Nieuwenhoven in de bus mikten. Dat huiveringwekkende kernwoord kan ‘gleuf’ zijn geweest, maar ook ‘doos’, ‘pruim’, ‘spleet’ of ‘snee’. Drieletter woor den bestonden er toen nog niet, dus is het uitgesloten dat wij ons van ‘kut’ hebben bediend.
Nee, ik hou het op ‘snee’.

De heer Van Nieuwenhoven was een barse hufter en in dienst van de Haagse zedenpolitie. Tijdens de twee jaren die hij in onze straat woonde, heeft hij drie kleine bruinrubberen voetballen van ons afgepakt en demonstratief kapotgesneden. Hierbij ontstond er schuim rond zijn mond. Zijn echtgenote was gek genoeg een heel aardig mens, dat bovendien grotere borsten had dan de moeders van Robbie en mijzelf bij elkaar. Wacht, nee: het was ‘gleuf’! Nu weet ik het zeker. Haar gleuf. Omdat ‘gleuf’ het netste van de synoniemen was die wij moeten hebben overwogen. Robbie en ik waren immers niet alleen heet op mevrouw Van Nieuwenhoven, maar wij voelden ook een zenuwachtige eerbied voor haar opwindende verschijning.
Iets googelen maar dit niet vinden, levert altijd meer op dan je zocht. Op weg naar een uithoek van je overvolle hoofd, zwalk je door vergeten steegjes en over schoongewaaide pleintjes waar, langs de rand van de stoep, de verstorven herinneringen voor het oprapen liggen. Zo was ik compleet vergeten dat wij bij het voorbereiden van onze wraakactie op het perfide maar briljante idee waren gekomen om, teneinde spiedende argwaan bij de overige straatbewoners te voorkomen, in de twintig à dertig belendende brievenbussen voorafgaande aan en volgende op het adres van de heer en mevrouw Van Nieuwenhoven eveneens een enve lopje in de bus te doen. Alleen waren die enveloppen leeg. Kon den wij desgevraagd altijd nog zeggen dat we waren vergeten onze aankondiging erin te doen. Aankondiging? Welke aankondiging dan, jongeheren? Nou, dat wij iedereen in de straat een Vrolijk Paaschen wensten. De enige enveloppe mét inhoud was bestemd voor Van Nieuwen hoven. Over de tekst hebben wij zeker drie hele woensdagmiddagen gedaan. Robbie schreef hem ten slotte, maar ik nam de letters a, g, m, n en r voor mijn rekening. Ten eerste omdat ik die mooier maakte dan hij en ten tweede om onze verantwoordelijkheid te delen, zodat wij een precies even lange straf zouden krijgen als het uitkwam en wij in de jeugdgevangenis zouden belanden, want Van Nieuwenhoven had natuurlijk zijn relaties, bij de kinderpolitie. Zo stond er uiteindelijk in ons wrekende epistel:

Mijnheer Van Nieuwenhoven!

U heeft heus een mooie vrouw
maar haar gleuf is mij te nauw.

Iemand anders.

In de eerste tien versies hadden wij ‘ons’ geschreven; haar gleuf is ons te nauw. Maar tot op zekere hoogte konden wij onszelf hiermee verraden en bovendien was het al te onwaarschijnlijk dat mevrouw Van Nieu wenhoven Robbie en mij tegelijkertijd ter wille zou zijn geweest. Het begrip ‘gangbang’ was nog niet naar Nederland overgewaaid, maar gevoelsmatig kwam dat ‘ons’ daar al dicht bij in de buurt. Nee, in het enkelvoud kwam de boodschap harder aan en was zij verontrustender. Nadat wij onze wraakbrief in Van Nieuwenhoven zijn bus hadden gedaan, zijn wij met trillende benen op de slaapkamer van mijn ouders achter het gordijn gaan staan, vanwaar wij twee uur lang strak naar zijn voordeur zijn blijven kijken. Om enigszins tot rust te komen staken wij allebei een kalmerende chocoladesigaret op, van het merk King Lion. Die lieten wij op gangsterachtige wijze in onze rechtermondhoek bungelen.
De volgende dag liet onze kwelgeest zich niet zien, en ook zijn vrouw met haar te nauwe gleuf niet, maar op vrijdagmorgen zag ik hoe de ballenjatter ongewoon lang bezig was zijn hoge dienstfiets van het slot te halen, waarbij hij, zenuwachtig op zijn lippen bijtend, schichtig om zich heen bleef kijken. Ook onze derde verdieping speurde hij af, zogenaamd onopvallend, zoals het een inspecteur van de zedenpolitie geleerd was; alsof hij de meeuwen volgde in hun ontbijtvlucht langs de uitgeklopte tafellakens. Welke kerel in onze straat had er potverdomme aan zijn vrouw gezeten? De moeder van Robbie vertelde een week later dat ze mevrouw Van Nieuwenhoven was tegengekomen bij kruidenier Van Bree, met heel dikke ogen, ‘alsof ze de hele nacht gehuild had’. Een halfjaar later verhuisde het echtpaar.

Als ik ’s avonds naar de brievenbus ga, neem ik dus een stuk of tien boekenmee. Daarbij maak ik een omweg die elke avond langer wordt, want ik ben te dicht bij huis begonnen. Dat had ik anders moeten doen. Ik had een paar straten verderop moeten starten en gaandeweg steeds dichter bij mijn eigen huis moeten komen. Nu ben ik steeds langer onderweg, terwijl het weer alsmaar slechter wordt. Maar verder verlopen mijn acties op rolletjes.
Ik bezoek ieder adres maar één keer.
Eén boek kan iedereen er toch zeker wel bij hebben? Ik wil niet weten wie er woont, als ik dit ergens in de bus gooi. Ik kijk zelfs nooit naar binnen wie daar zit, als de gordijnen open zijn. Nee, ik voel mij niet schuldig. Wat zou ik zelf doen, als ik een boek in mijn bus vond, zonder begeleidend schrijven?
De titel op mijzelf betrekken en een vage afzender voor ogen toveren, misschien. Maar geërgerd, zoals wanneer er een nummer van De Wachttoren op de mat ligt, zou ik niet zijn. Ik zou het boek fronsend openslaan en een willekeurige alinea lezen, dat zeker. Als het mij niks leek, gooide ik het weg. Met je eigen boeken doe je dat niet. Maar dit was toch zeker mijn boek niet? Nou dan. Allebei tevreden, zeker wanneer iemand aan een onbekend, door mij gedumpt boek begint, het niet meer weg kan leggen en dit in één ruk uitleest; waarna hij of zij een beter mens is. Of in elk geval nooit meer dezelfde zal zijn.
Deze mogelijkheid is levensgroot aanwezig, want er zitten werkelijk schitterende boeken bij mijn afvallende selectie: topliteratuur die ik dubbel heb, presentexemplaren, boeken waar ik zelf verrukt van was, maar die ik niet nog een keer zal lezen en Nederlandse vertalingen die ik al heb gelezen, zodat ik de roman nu alleen nog maar in de oorspronkelijke taal hoef te bezitten. En die koop ik dan natuurlijk weer. Om mijn bookdroppings nationaal te spreiden, neem ik sinds 1 maart 2011 een tas met ouwe boeken mee als ik ergens in het land mag komen voorlezen uit eigen werk. Dan maak ik tegen elven ’s avonds nog een rondje door de straten in de buurt van het theater.

Maar je mag de mensen niet opschepen met artikelen waar ze niets aan hebben, omdat er vrijwel geen gebruiksmogelijkheden meer voor zijn.
Met andere woorden: je gaat geen software dumpen waarvoor de hardware amper nog bestaat. Ik heb het nu over mijn tweeënhalfduizend videobanden, die door de dvd overbodig zijn geworden. Ik geef toe dat ik dit wel een paar keer geprobeerd heb, maar bij negen van de tien moderne brievenbussen kan een VHS-cassette er eenvoudig niet doorheen. De gleuf is te nauw.

Copyright © 2012 Kees van Kooten
Copyright auteursportret © Keke Keukelaar

Uitgeverij De Bezige Bij

pro-mbooks1 : athenaeum