Leesfragment: Hoog geboren

27 november 2015 , door Ileen Montijn
| |

In de zomer kijken we ook terug naar belangrijke boeken van het voorjaar. Vanavond: Ileen Montijns Hoog geboren. 250 jaar adellijk leven in Nederland, dat ook genomineerd is voor de Libris Geschiedenisprijs. Op Athenaeum.nl een paragraaf over schandalen, te beginnen bij echtscheiding en homoseksualiteit.

Adel in Nederland De Nederlandse adel doet weer van zich spreken. Buitenstaanders weten nog steeds weinig van deze vanouds bevoorrechte bevolkingsgroep, die vandaag de dag bestaat uit ruim driehonderd families. Leven zij anders, en zijn ze inderdaad 'nobeler' dan andere mensen, zoals sommigen menen?

In Hoog geboren vertelt Ileen Montijn hoe over de adel is gedacht in de afgelopen 250 jaar, en wat het betekent om 'hoog geboren' te zijn. Zij beschrijft de tradities, de clichés - en de gemengde gevoelens die daarmee gepaard gaan. Waarom zou één bevolkingsgroep eigenlijk zoveel voorrechten genieten? Hoe zwaar is de druk voor wie daar bij hoort? Een boek over hoogmoed en deemoed, familiegevoel en vaderlandsliefde, glamour en zwarte schapen.

Ileen Montijn is historica en schrijfster. Zij houdt zich bezig met de geschiedenis van ideeën die het leven van alledag bepalen. Haar boek Naar buiten! ging over het verlangen naar landelijkheid in de negentiende en twintigste eeuw. Haar Leven op stand 1890-1940 is geprezen als een uiterst leesbaar standaardwerk en beleefde acht drukken. 

‘Schandalen’

De conventies van het adellijke milieu betekenden voor menigeen een zware druk. Niet iedere afwijking kon worden vergoelijkt met het etiket van excentriciteit. Het hing af van de familie, en zeker ook van de tijd: tot halverwege de twintigste eeuw was de druk sterker. Behoefte aan persoonlijke vrijheid legde maar heel weinig gewicht in de schaal tegenover de dreiging van schande die een familienaam, ja een heel geslacht zou worden aangedaan door een telg die niet wilde deugen.
Alleen al een echtscheiding was in aristocratische kringen een schandaal, met gevolgen voor een veel ruimere kring van verwanten dan het gezin van het ongelukkige echtpaar zelf. Zulke dingen ‘komen bij ons niet voor’, werd gezegd – hoewel dat zeker na 1850 beslist wel zo was. De kleindochter van een in 1931 gescheiden freule Röell herinnert zich die gebeurtenis als iets uitermate pijnlijks, waarvan de gevolgen in het sociale verkeer nog jarenlang voelbaar waren.
Nog veel dramatischer was een zelfmoord in de familie. Wie weet wat er schuilging achter de dood van de jonge Otto Leopold graaf van Limburg Stirum in 1888? We komen hem tegen in de biografie van zijn jongere broer Johan Paul, die later gouverneur-generaal van Nederlands- Indië werd. Toen de jongetjes nog klein waren, vertrok hun vader naar het buitenland; hij verbrak alle banden en zij groeiden op bij hun moeder in Arnhem. Otto werd in 1886 na een strenge selectie toegelaten op de kma als een van slechts zes cavaleristen. In zijn eerste jaar bleef hij zitten, en op 18 maart 1888 pleegde hij zelfmoord met een pistool. In de familie werd later nimmer over hem gesproken.
Mogelijk speelde homoseksualiteit een rol bij zijn wanhoopsdaad. Dat was zeker zo bij de dood van Norman Willem van Lennep, die in 1897, net 25 jaar oud, van de boot tussen Dover en Hoek van Holland sprong. Hij was de zevende van negen kinderen van de Amsterdamse jurist Maurits Jacob van Lennep, die in 1903 in de adelstand is verheven. Norman had samen met jonkheer Dirk van Foreest en J.F. Heemskerk de Nederlandse Schaakbond nieuw leven ingeblazen. Hij werd hoofdredacteur van het bijbehorende tijdschrift en schreef hierin levendige verslagen van internationale schaakwedstrijden. In 1894 werd hij zelf, door het winnen van een toernooi in Leipzig, de eerste Nederlandse internationale schaakmeester.
Een jaar later ging hij in Engeland wonen. Hij was verbannen door zijn strenge vader, zo blijkt uit de brieven die hij naar huis schreef. Uit die brieven, die uitvoerig en hartelijk zijn, blijkt ook dat Norman worstelde met zijn seksuele geaardheid, dat hij samen ging wonen met een vriend en dat hij vertwijfeld zocht naar werk om niet geheel op de zak van zijn vader te hoeven teren. Na zijn dood is schaken in de familie lange tijd verboden geweest, zo vertelde een nazaat aan Hans Ree. Normans verre neef Frans van Lennep, die hem als kind kan hebben gekend, noemt hem in zijn enigszins babbelzieke herinneringen ‘zwaarmoedig’. Volgens hem lag Normans moeder, Caroline (Lore) van Loon, in het buitenhuis Bantam van de familie altijd op een rustbank. Zij overleed twee jaar na Norman.
Zwaarmoedigheid, gebrek aan levensdrift – wat wij depressie noemen – was in een conventioneel adellijk milieu misschien nog moeilijker te dragen dan elders. Wie bevoorrecht is, mag niet aan het leven lijden. Homoseksualiteit was zo mogelijk een nog groter probleem. Toen jonkheer Floris Michiels van Kessenich in 1970 als puber aan zijn vader vertelde dat hij homo was, wilde die daar niet van horen, en zei: ‘Dat komt in onze kringen niet voor.’ Voor Floris was dat het begin van een eenzame adolescentie, voor zijn vader – katholiek en oud-marinier – waarschijnlijk de teleurstelling van zijn leven. Floris was zijn enige zoon, hijzelf de enige van vier broers die kinderen had.
Toch is er in de waarneming van het grote publiek vanouds ook een connectie tussen adel en homoseksualiteit. Verfijning en decadentie, weelde en verdorvenheid liepen, zo meende men, in de hoogste kringen naadloos in elkaar over. De innige vriendschap tussen stadhouder Willem iii en zijn adviseur Hans Willem Bentinck, graaf van Portland wordt zelden vermeld zonder de toevoeging dat hier méér aan de hand was, al was het maar door te vermelden dat de stadhouder in 1702 stierf ‘in zijn armen’.

Omstreeks 1900 stonden de kranten vol van rechtszaken en schandalen in verschillende Europese steden, die gemeen hadden dat adel en homoseksualiteit er in één adem werden genoemd. In Londen barstte in 1889 het Cleveland Street-schandaal uit, een affaire die begon met de ontdekking van een bordeel met jonge mannelijke prostituees en adellijke klanten, onder wie mogelijk zelfs de hertog van Clarence (de oudste zoon van de Prins van Wales). In 1895 vond het opzienbarende Oscar Wilde-proces plaats, uitvloeisel van de verhouding van de gevierde schrijver met Alfred Douglas, zoon van de markies van Queensberry. In Parijs was in 1903 Jacques baron d’Adelswärd-Fersen, erfgenaam van een staalfortuin, gearresteerd. Hij werd beschuldigd van het houden van zwarte missen en het organiseren van pornografische tableaux vivants, waarin leerlingen van de chicste scholen van de stad optraden. Hij kreeg zes maanden hechtenis.
Ook in Duitsland waren er schandalen. In 1891, drie jaar na het aantreden van keizer Wilhelm ii, leidde een feestje in het jachtslot Grunewald bij Berlijn tot geruchten over seksuele losbandigheid en homoseksualiteit in de hoogste hofkringen. Iemand die erbij moest zijn geweest, verspreidde een stroom van anonieme chantagebrieven vol plastische details, waarvan de pers lucht kreeg. Vijftien jaar later deed de Eulenburg- affaire het Duitse Rijk op zijn grondvesten schudden. Het begon met een controverse tussen Philipp, Fürst zu Eulenburg-Hertefeld, een vertrouweling van keizer Wilhelm ii, en de journalist Maximilian Harden, die hem wilde chanteren; er volgden rechtszaken, zelfmoorden onder adellijke officieren, en het werd in ieder geval duidelijk dat in de directe omgeving van de keizer homoseksuele relaties bestonden.
In 1920 kreeg Nederland zijn eigen zedenschandaal, toen de Haagse politie een inval deed in een huis dat een homoseksueel bordeel bleek te zijn. De aangetroffen heren en anderen die als bezoekers werden genoemd, werden beschuldigd van overtreding van artikel 248bis, dat sinds 1911 in de Nederlandse wet stond. Dit stelde ‘ontucht’ van meerderjarigen met minderjarige personen – jonger dan 21 jaar – van hetzelfde geslacht strafbaar (voor heteroseksuele contacten was de wettelijke minimumleeftijd zestien jaar). De zaak veroorzaakte veel ophef, en ijverige roddelaars haalden er meteen de namen bij van bekende personen zoals Louis Couperus en prins Hendrik, die er niets mee te maken hadden.
Het Haagse schandaal was vergeleken bij dat in Berlijn maar een dorpsrel. Onder het dertigtal gearresteerden waren twee mannen van adel, vaste bezoekers van het bordeel: prins Alexander (Sasja) von Thurn und Taxis, zaakgelastigde van de jonge republiek Tsjechoslowakije, en de Nederlander Carel J.J. Sixma baron van Heemstra, oud-ritmeester bij de cavalerie. Pijnlijk was dat zijn broer Cornelis S. Sixma baron van Heemstra vertrouwelijke hoffuncties bekleedde. Het schandaal bleef beperkt, volgens sommigen dankzij het optreden van de advocaat jonkheer Jacob Anton Schorer, vroeg bepleiter van homorechten.259 Carel Sixma van Heemstra werd veroordeeld tot vier maanden, en inderdaad opgesloten in het huis van bewaring. (Volgens zijn neef Feyo was zijn schoonzuster verontwaardigd dat hij weigerde in plaats daarvan de boete, volgens hem 20 000 gulden – omgerekend 100 000 euro – te betalen.) Na zijn vrijlating vertrok hij voor enkele jaren naar Parijs.
Opmerkelijk genoeg werd in zijn familie over de zaak niet moeilijk gedaan. Jan Willem Sixma baron van Heemstra, een achterneef, vertelt dat de Heemstra’s nu eenmaal ‘mensen van de wereld’ waren: ‘Natúúrlijk waren er bij ons gewoon geaccepteerde familieleden die met hetzelfde geslacht woonden...’ Oudoom Carel werd na het ‘schandaaltje’ als altijd ontvangen in het gezin van zijn broer, die in 1925 kamerheer en particulier secretaris van koningin Emma zou worden.
Dat een Nederlandse adellijke naam genoemd werd in verband met de homo-jetset aan het begin van de twintigste eeuw, leidde in 1959 tot een smaadproces. De Franse schrijver Roger Peyrefitte publiceerde toen de roman L’exilé de Capri. De balling uit de titel is de hierboven genoemde Jacques d’Adelswärd-Fersen, die zich na het schandaal van 1903 met zijn vriend terugtrok op Capri, waar hij een villa liet bouwen. Fersen leidde verder een reizend leven en gaf zich over aan alles wat God had verboden (zijn dood in 1923 werd toegeschreven aan een combinatie van champagne en cocaïne). Een van Fersens elegante vrienden is een Nederlandse. ‘Au Danieli [een bekend hotel in Venetië], il tomba sur la baronne Zuyderzée, dont la fortune était aussi énorme que la personne...’ Het was een doorzichtige literaire vermomming voor Hélène barones de Rothschild, de dochter van de Parijse bankier Salomon James de Rothschild, die in 1887 trouwde met Etienne baron van Zuylen van Nijevelt, eigenaar van kasteel De Haar. Hélène van Zuylen, moeder van twee zonen, had van 1902 tot 1906 een verhouding met de Engels-Franse Renée Vivien, dichteres van ‘Sapphische’ verzen (waarvan vele aan haar opgedragen).
Etienne overleed in 1934, Hélène in 1947. Hun zoon Egmont baron van Zuylen van Nijevelt spande in 1959 een proces aan tegen de schrijver van L’exilé de Capri. Een passage suggereerde namelijk dat ook Hélènes echtgenoot Etienne homoseksuele neigingen had – en dat ging de baron te ver. Hij eiste vijf miljoen (oude) francs schadevergoeding. Peyrefitte liet weten dat wel wat veel te vinden – vijf miljoen voor vijftien woorden, 330 000 per woord! – zelfs voor een zo goede schrijver als hij. De rechter stelde Van Zuylen in het gelijk, maar gunde hem slechts een symbolische schadevergoeding van één franc; de auteur moest in volgende edities de twee regels over Van Zuylens vader schrappen.

Uitgeverij Atlas Contact

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum