Leesfragment: Ik ben stout

27 november 2015 , door Hassan Bahara
| | | | |

Morgen in De Groene Amsterdammer, vanavond al te lezen op Athenaeum.nl: Hassan Bahara over Maan Leo's Ik ben Maan: 'Maans stijl is een oefening in doelloze exuberantie, vergeven van lelijke formele woorden. Als het nou nog een middel was geweest om een overtuigend verhaal te vertellen, dan had het nut en functie bewezen.'

De samenwerking tussen Athenaeum Boekhandel en De Groene Amsterdammer is versterkt: op de site van De Groene kunt u de besproken boeken direct bij Athenaeum kopen.

Ik ben Maan is een therapeutische biecht, maar met een literaire inzet, een bestseller to be over een ‘wonderbaarlijke en toch geloofwaardige geschiedenis’, even ‘duizelingwekkend’ als ‘banaal’.

Aldus Maan (25), de rondborstige protagonist van het boek, die ons in een proloog vertelt dat ze dit verhaal schreef op verzoek van haar therapeut, drs. Dirk Dolleman. Opdat deze Maan van binnen weer ‘spic en span’ wordt. En ook om de wereld een literair meesterwerk te schenken, want zomaar een bekentenisroman schrijven, daar waagt Maan, de intellectuele reus – zoals ze niet moe is over zichzelf te beweren – zich niet aan.

Ik ben Maan is een boek dat heel snel ongenietbaar wordt, om stilistische en inhoudelijke redenen. Elk hoofdstuk van de zeventien in totaal belicht een aspect van Maans identiteit en geschiedenis (Ik ben gerontofiel, Ik ben borsten, Ik ben rekruteuse, Ik ben stout, et cetera). Het is een zelfonderzoek dat het particuliere moet ontstijgen door het gebruik van een stijl die voor barokke pracht aangezien wil worden, maar vaak niet om door te komen zo stroperig en aanstellerig is.

In het laatste hoofdstuk verdedigt Maan haar schrijfstijl door te stellen dat ze weigert zich uit te drukken in de tot op het bot gestripte taal van haar tijd- en land­genoten. Bij een voloptueus lichaam als dat van haar hoort een volle stijl. Dus krijg je lelijke vet­bulten als: ‘De pijnscheut die vergezeld ging van deze veronderstelling was een onweerlegbaar bewijs van het feit dat ik… o nee… misschien… in zekere zin… dat wil zeggen… onoverkomelijk en ontegenzeggelijk verliefd was!’

Maans stijl is een oefening in doelloze exuberantie, vergeven van lelijke formele woorden. Als het nou nog een middel was geweest om een overtuigend verhaal te vertellen, dan had het nut en functie bewezen. Maar het is een dunne vertelling, over Maan als gezegd, die kampt met een quarter life crisis, gebukt gaat onder joekels van tieten, en fobieën paart aan een bipolaire stoornis die vaak uitslaat in manie en zelf­overschatting.

Sores dus die bestemd zijn voor het geduldig luisterend oor van een therapeut, maar die Maan probeert op te waarderen tot literatuur door ze te vervatten in een breed­sprakerige stijl en een uitgekauwd slimmigheidje hier en daar over de publieke behoefte aan autobiografisch proza. ‘Namelijk: in plaats van een of andere psycho-strontaap from hell te betalen om al mijn edgy stuff te analyseren, doe ik er beter aan mijn belijdenissen te gelde te maken, te vermarkten. Door dus een auto­biografische besteller te schrijven. Dat wil zeggen: supersluw in te spelen op de hedendaagse hunkering naar realisme, naar échte ervaringen.’

Omdat dit autobiografisch spel, hoe ironisch ingezet ook, niet genoeg gravitas kan verlenen aan het boek wordt er ook een soortement van thrillerelement in het verhaal verweven. Maan is namelijk niet altijd obsessief met zichzelf bezig. Ze is ook voorzitter van een clubje dat opgericht is ter ere van de Amerikaanse cultauteur David Foster Wallace.

Het clubje bestaat uit mensen zoals Maan, die een blinde bewondering koesteren voor dfw. De vereenzelviging gaat zo ver dat de leden van het clubje zichzelf karakterologisch en uiterlijk modelleren naar personages uit dfw’s klassieker Infinite Jest. Mateloze fans, die hun geliefde auteur en personages zelfs achterna gaan in een zelfverkozen dood. Een uitgelezen mogelijkheid om het boek een andere laag te geven dan de overheersende zelfgerichtheid van Maan, maar dit aspect – de zelfmoorden – is zo vlak uitgewerkt dat het blijft steken in matige fan fiction van dfw’s werk. Maan maakt in pathetisch proza (‘Ik wilde het niet weten. Als zij het inderdaad was van wie ik dacht dat ze het moest zijn, zou ik acuut gaan hyper­ventileren. Ik móést het weten’) vooral duidelijk hoe de zelfmoorden háár hebben aangegrepen. Is ze daarmee klaar – vaak handelt ze die tragedies in een paar alinea’s af – dan stapt ze weer over op een van haar schier onuitputtelijke psychische en fysieke defecten.

Het zelfmoordclubje wordt nooit veel meer dan karige aankleding van een egodocument. Blijft dus over Maan, dit 25-jarige kindvrouwtje dat zich in totaliteit wil overgeven aan de lezer, haar zwaktes en overmoed inbegrepen. Waarom we kennis van haar lotgevallen moeten nemen, wordt nergens evident.

Een oververhitte stijl, kleuter-cynisme (veel larmoyant gescheld op vrouwen en hun kroost), en gaapverwekkende uitweidingen over sm en bondage, doen de tekortkomingen van dit boek des te duidelijker in het oog springen. Er wordt een sneer uitgedeeld naar associatief therapeutisch schrijven, zodat we vooral niet vergeten dat Maan met dit boek veel hoger mikt, maar ook dit werk blijft in ongericht ego-geklep steken waar de protagonist meer mee is geholpen dan de lezer.

Bij herhaling beweert Maan dat we met dit particulier verslag een bestseller in handen hebben. Ironie? Een uithaal naar de bestseller­cultuur die vent boven vorm stelt? Het zal wel. Het zijn vragen die pas urgentie krijgen als je zelf in staat bent iets te schrijven dat betrokkenheid opwekt in plaats van ergernis.

De Groene Amsterdammer
Dichters & Denkers

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum