Leesfragment: Liefde heeft geen hersens

01 februari 2012 , door Mensje van Keulen
| |

Vandaag verscheen Liefde heeft geen hersens, de nieuwe roman van Mensje van Keulen. Vanavond kunt u op de website een stuk van het eerste hoofdstuk lezen, en uw eigen exemplaar reserveren.

De jonge weduwe Romy vermoedt dat haar buurvrouw, een bejaarde balletdanseres, slachtoffer is van een roofoverval. Tot haar schrik is de eerste aan wie ze denkt haar eigen zoon. Ze roept de hulp in van Harro, de huismeester. Hij laat niet merken andere gedachten te hebben over het voorval, zijn ridderlijke houding is dan ook niet geheel onbaatzuchtig. Liefde heeft geen hersens is een krachtige roman over vele facetten van de liefde.

 

1

Liefde heeft geen hersens. Dat ik aan die woorden moet denken komt door Maria Callas. Ik hang mijn jas aan de kapstok en kijk dan vanzelf de slaapkamer in waar ze als een Madonna boven een wijwaterbakje hangt. Ze staat op het punt in tranen uit te breken en haar iets geopende lippen willen vertellen waarom, maar in hoeveel woorden ze het ook zou zingen, het is wel duidelijk.
‘Goedemorgen, Irma,’ roep ik op de drempel van de woonkamer.
Ze zit te slapen in haar stoel. Ik vind haar vaker zo, kin op haar borst, het haar nog niet in een wrong zodat het in slierten voor haar gezicht hangt, armen half op de leuning, benen uit elkaar. Ik weet niet waarom oude mensen, zelfs Irma, hun benen niet meer over elkaar slaan. Hoewel de verwarming hoog staat, heeft ze haar sjaal om. Ze zal weer keelpijn hebben. Ik vraag of ze iets wenst, maar ze slaapt, al is ze hooguit een uur op, rustig door.
Irma is, net als de vrijgezel bij wie ik eens in de week de boel doe, een extra adresje, maar ze is ook mijn buurvrouw. Toen wij verhuisden naar De Regent, zo heet dit flatgebouw van zeven verdiepingen, woonde ze er al. Zoals we vertrouwd raakten met de maten van de kamers, de spullen, geluiden en luchtjes op de galerij, de lift, het uitzicht, zo verging het ons ook met haar. Ze was al een eind in de zeventig, maar zag er goed uit. Ze was balletdanseres geweest, had op latere leeftijd een balletschooltje geleid en ze liep kaarsrecht en bewoog wat je noemt gracieus. Ik was toen zelf net dertig, Blanca tien en Cristian acht.
Hoe gaat dat. Ik nam af en toe boodschappen voor haar mee, de kinderen liepen bij haar binnen. En Louis deed wel eens wat voor haar, ook nog toen hij ziek was. Een kast verplaatsen, de scharnieren van een deur smeren, een leertje in een kraan vervangen. Op zo’n onbezorgde manier waar vrouwen zich prettig bij voelen, hij wist hoe dat moest. Ze had zulke dingen ook aan Harro, de huismeester, kunnen vragen, maar had vanaf het eerste moment door dat ze haar nieuwe buur - man beter niet kon passeren, ‘macho’ is niet zomaar een Spaans woord.
In februari, in de week dat ik bij Sint Franciscus begon te werken, goten ze bij Al Medina, een minimarkt schuin aan de overkant, een emmer water leeg over de stoep. Het was al een paar dagen onder nul en de plas bevroor. Irma gleed erover uit en brak haar heup. Het is de laatste keer dat ze op straat is geweest. Ze wil nu alleen nog op de galerij zitten als het warm en windstil is, maar de galerij ligt op de noordkant en het waait er altijd.
Ze gaat hard achteruit. Haar ogen en oren, haar geheugen, het is of ze is gezwicht voor de ouderdom. Ze verzorgt zich nog wel, maar haar bewegingen zijn hun lenigheid kwijt en haar rechterbeen wil niet luisteren. Traag en behoedzaam beweegt ze zich van het ene naar het andere meubel. Eerst stond ze alleen niet op uit haar stoel als Freddie, haar kat, op schoot lag, nu blijft ze ook zonder hem zitten en laat de dingen voor mij liggen. Kan jij even dit voor me pakken? Leg jij even dat voor me weg? Ze klaagt, ze snauwt, maar ik kan haar hebben of luister met een half oor.
Vervelend is dat ze achterdochtig is geworden, ze heeft me al een paar keer beticht van diefstal. Geld, haar horloge, haarspelden: wat moet ík daarmee met mijn korte haar? Natuurlijk vind ik het horloge dan, haar bril, de afstandsbediening, en haar portemonnee bleek niet één keer leeg. Hoe zou je trouwens aan haar portemonnee kunnen komen, haar tas staat altijd óf naast haar stoel óf naast haar bed. Daarop zei ze zeker te weten dat er meer geld in had gezeten, dat de dief stal als ze sliep maar er slinks wat in liet zitten, zodat ze zou denken dat ze seniel aan het worden was. Ze suggereerde dat het Cristian kon zijn geweest, omdat hij haar vroeger immers ook al eens bestolen had. Later zegt ze dan dat het haar spijt, dat ze wel weet dat ik haar niet zal beduvelen en dat Cristians diefstalletje toentertijd een jeugdzonde was geweest die ze hem allang had vergeven, dus wat zeurde ze nou. Maar dat berouw was van korte duur. Ik denk dat het verstandiger is als ik je de sleutels teruggeef, zei ik een keer. Daar schrok ze van, dat was niet de bedoeling, en dat was het trouwens ook niet van mij.
Sinds haar val ga ik voor ik naar mijn werk fiets en vaak ook nog als ik van mijn werk kom, bij haar langs, nooit veel langer dan een halfuur. Ik doe haar bed, maak wat schoon, ruim wat op, kijk of er post is, we praten als ze er zin in heeft.

Ik kan loslippig zijn, zeker als ik wat opheb, maar over mezelf zal ik niet gauw beginnen, ik zou me doodschamen. Ik doe dat niet eens bij de vriendinnen met wie ik sinds Louis’ dood weer omga. We verloren elkaar uit het oog, zeggen we, door de kinderen, naar een andere buurt verhuizen, de mannen. En nu zijn de kinderen groot en doet de rest er niet toe, dus kom, we gaan iets verzinnen, we kijken naar een dvd, we gaan de stad in, we gaan uit. En lezen, ik probeer weer te lezen. Ik weet nog goed hoe ik was in de tijd voor Louis, en zo af en toe pik ik die rol weer op als een paar oude lievelingsschoenen dat me nog past. We gaan op zaterdagavond wel eens naar een grand café waar niet alleen jonge mensen komen en waar, in weerwil van al die internetsites, flink geflirt wordt, maar ik had niet veel zin in een kerel, ik denk meteen aan de sores die ervan kunnen komen.
Tot ik me vorige maand, bijna vier weken geleden, heb laten overhalen. Eric. Niet veel ouder dan ik, een aardig gezicht. Wendy floot tussen haar tanden en noemde hem ‘lekkâh’ en Sandra, die ik ook nog van school ken, zei dat hij op Kevin Spacey leek. Hij stond naar ons te kijken toen we de slappe lach kregen, ik weet niet meer waarom, we waren weer meisjes. Ik zag hoe hij om ons moest lachen en dat nam me voor hem in. Een drankje, nog een paar, en het kon me niet meer schelen.
Hij was charmant en brutaal genoeg om me te laten weten dat hij met me mee wou, maar dat wilde ik niet om Blanca, die toen nog iedere avond thuis sliep, en om Louis’ urn, die in de kast in mijn slaapkamer staat. Naar zijn huis bleek ook niet te kunnen. Ik heb hem niet gevraagd of dat kwam omdat hij getrouwd was, wat maakte het uit. Ik verklapte het niet van die urn. Een hotel, zei ik, want dat is iets wat ik nog nooit had meegemaakt met een vreemde, zomaar, zoals in films gebeurt, ik zag het al voor me. We liepen naar een hotel in de Nobelstraat. Het was knap hoe de receptioniste door haar glimlach heen chagrijnig keek toen ze zei dat alle kamers bezet waren. Ik denk dat ze rook dat we gedronken hadden, maar volgens Eric was ze jaloers. Een compliment. Ik voelde me erdoor groeien.
Dank je, Eric. Met een c of een k? Wat je wilt, zei hij, allebei mag ook. Met een c, dacht ik, dat is zachter.
We hadden al geen zin meer in een hotel en zijn auto stond vlakbij, een blauwe Peugeot, geloof ik. Ik vond dat hij niet moest rijden, maar hij zei dat ik niet had opgelet, hij had maar twee bier op, en al loog hij, ik wilde hem geloven. Hij zat zonder kapsones aan het stuur en de auto rook nog nieuw. We reden naar de boulevard, het laatste, stille gedeelte. Naar de maan kijken, door de voorruit. Een lekkende maan, want het was gaan regenen. We waren nog steeds vrolijk, al ging het praten wat stroef. Ik denk dat we er allebei niet voor voelden om in de auto te gaan zitten rommelen, maar daar wel aan dachten. Misschien was hij ook alleen maar beleefd, afwachtend.
‘Vertel eens, Eric,’ zei ik, ‘wat doe je zoal?’
‘Hij was in een paar zinnen klaar. Hij speelt in een band. Slagwerk en gitaar. Hij verdient er niet genoeg mee, daarom werkt hij erbij in de reclame. Er schoten me van die spotjes te binnen die ik op tv en in de bioscoop had gezien. Ik zei dat ik niet begreep waarom ze zo vaak dieren op een rare manier gebruikten, wat had een otter nou met kaas te maken, een pinguïn met een printer, een vogel met een verzekering? Ik leek Cristian wel, die zich alle mogelijke dierenleed aantrekt.Ik had ook over Cristian willen vertellen, over hoe ik hem mis, dat ik al opknap als ik alleen maar zijn naam hoor. Misschien had hij ook een zoon of was hij zelf dwars geweest in zijn jonge jaren. Hij begon te praten over films en boeken. Wat hij gezien en gelezen had kende ik niet, en andersom. Ik zei op een gegeven moment maar dat ik een van die boeken kende en het ‘echt wat anders’ vond.
Hij werd stil, Erik met een k, hij keek voor zich uit alsof hij die natte ruit interessanter vond. En toen begon ik van de drank en de zenuwen te kletsen, van de hak op de tak, tot ik niks meer wist en ten slotte maar op mijn horloge keek om te kunnen zeggen dat ik van de tijd schrok en naar huis moest. Hij zei dat hij me zou brengen, maar dat hij eerst nodig moest plassen. Hij liep voorbij de lantaarn het donker in, ik zag hem niet meer. Opeens kreeg ik het gevoel dat hij was omgelopen en naar me stond te gluren. Het was er zo ver laten, ik leek wel gek met een wildvreemde te zijn meegegaan. Ik heb mijn hakken uitgedaan en ben weg - gerend, niet over de boulevard, maar de eerste de beste zijstraat in. Door de tramrails te volgen kwam ik al snel in de buurt van Franciscus, waar het ’s nachts werkelijk aardedonker is, maar vandaar kan ik de weg dromen. Doorweekt, mijn kousen kapot, geen hond die het heeft gezien.
De volgende dag al ben ik gaan twijfelen. En toen ik in de weken erna dat aardige gezicht van hem niet zag in het grand café, werd ik er tot mijn eigen ergernis treurig van. Sandra had het in de gaten. ‘Geen Kevin Spacey vanavond,’ zei ze. ‘En dat is maar goed ook. Je hebt meer aan een oudere man, type Bill Murray, een man met wie je kan lachen, lachen is veel belangrijker dan seks, seks kan zo sip zijn.’
Ik hief er mijn glas op, maar ondertussen moest ik denken aan Louis. Aan hoe het was in het begin, aan hoe ik brandde en smolt en weer brandde en smolt en dacht dat het nooit op zou houden, dat ik aan zoveel verrukking misschien wel dood kon gaan.

[...]

Copyright © 2012 Mensje van Keulen.
Auteursportret © Mona van den Berg

pro-mbooks1 : athenaeum