Leesfragment: Naar de stad

| | |

15 mei verschijnt Naar de stad. De mooiste korte verhalen van de 21ste eeuw, samengesteld door Sanneke van Hassel en Annelies Verbeke. Vanavond kunt u de inleiding lezen en uw exemplaar reserveren.

Naar de stad is een ideale kennismaking met een rijk, eigenzinnig en gevarieerd genre: het korte verhaal. Veel hedendaagse verhalenschrijvers hebben een fascinatie voor de stad en haar inwoners. Niet vreemd als je bedenkt dat binnen enkele decennia meer dan tweederde van de wereldbevolking in steden zal wonen, sommige van ongekende omvang. Meestal trekt men uit economische noodzaak naar de stad. Maar naast kansen, snelheid en vitaliteit biedt zij ook nieuwe teleurstellingen en grote eenzaamheid. Broedplaats, schuilplek, smeltkroes, strohalm of draaikolk: in dit boek duikt de stad op als thema, decor of tegenstrever. Te midden van het grote stadsgeweld krijgt elk individu in de geselecteerde verhalen zijn stem terug, telt elk leven. Niet eerder verscheen in Nederland en Vlaanderen zo'n ruime selectie hedendaagse en internationale verhalen. Deze bloemlezing bevat niet eerder vertaald werk van onder anderen Ali Smith en A.L. Kennedy en een ongepubliceerd verhaal van Alejandro Zambra. Sanneke van Hassel en Annelies Verbeke bundelen de mooiste stadsverhalen van de 21ste eeuw. De lezer maakt een reis rond de wereld in korte verhalen van interessante nieuwe schrijvers en toonaangevende auteurs als Tobias Wolff en Haruki Murakami.

 

Inleiding

 

‘We lived in Albuquerque then. But we were all from somewhere else.’ Raymond Carver

Sinds het begin van de eenentwintigste eeuw woont meer dan de helft van de wereldbevolking in steden. Wie in een metropool als Istanbul de trein neemt naar wijken voorbij de oude stadsmuur, kan met een mengeling van ontzag en onbehagen vaststellen wat de gevolgen zijn als het inwonertal van een stad in enkele decennia explosief groeit. Dat de massale trek naar de stad in de nabije toekomst zal afnemen, is niet erg waarschijnlijk. Vaak wordt het platteland niet in een frivole bui verlaten, maar vanwege de beperkte economische mogelijkheden. Met zijn dynamiek en voortdurende vernieuwing biedt de stad hoop op welvaart. Desondanks keert hij zich ook vaak tegen het individu. Zijn tempo ligt hoog, onophoudelijk vuurt hij nieuwe indrukken en eisen op zijn inwoners af. Wie dit niet bij kan benen, kan zich gedesoriënteerd voelen, of nietig.

In zijn beroemde studie The Lonely Voice stelt Frank O’Connor dat hoofdpersonen van korte verhalen vaak buitenstaanders zijn, vreemdelingen, eenzaten, figuren ‘on the fringes of society’. Juist een buitenstaander kan het vermoeden van grotere thema’s voelbaar maken: zijn verbazing, schok of gevoel van ontheemding is nog vers. Wij denken dat het korte verhaal zeer geschikt is om het zwervende, zich verloren voelende individu zijn identiteit terug te geven. Vanaf de eerste regels zit de lezer dicht op de huid van de hoofdpersoon, wat de intensiteit van de leeservaring vergroot. Voor biografische informatie of voorgeschiedenis is weinig ruimte, deze worden gaandeweg subtiel prijsgegeven. De vorm doet ook recht aan onze beperkte ervaring van de werkelijkheid, waarin grote verbanden ontbreken en achteraf geconstrueerd worden. De Amerikaanse schrijver Tobias Wolff stelt dat korte verhalen veel gemeen hebben met herinneringen: ‘Wanneer we vertellen over iets wat ons is overkomen, hangen we geen verhaal op van twaalf uur lang. We beschrijven een in tijd beperkte ervaring. Ons geheugen maakt dus altijd korte verhalen van ons verleden, geen romans.’

Naar de stad geeft een indruk van levens die zich afspelen in grote steden. Maar het is ook een staalkaart van interessante hedendaagse korteverhalenschrijvers. De selectiecriteria die we opstelden leken eenvoudig: het verhaal moet zich afspelen in een stad, gepubliceerd zijn na 1999 en de schrijver dient minstens één verhalenbundel te hebben uitgebracht (of er binnenkort met een komen, zoals Alejandro Zambra).

De praktijk was weerbarstiger. Verhalen van favoriete auteurs als Alice Munro en Damon Galgut vielen af omdat zij zich juist in de provincie afspelen. Van een andere lieveling, Judith Hermann, waren haar recente verhalen zo lang dat we teruggrepen op haar eerste bundel uit 1998. Soms noodt een land zijn schrijvers om juist niet over de stad te schrijven. In de droomachtige verhalen van de IJslander Gyrðir Elíasson is de ongerepte natuur een belangrijk element; bijna geen enkel speelt zich af in Reykjavik. Uit sommige werelddelen is zo weinig vertaald dat we maar weinig vonden wat geschikt was, ondanks de welwillende hulp van vertalers, redacteuren van uitgeverijen en van literaire tijdschriften.

In de meeste verhalen die we voor Naar de stad selecteerden, hebben de personages een losse of tijdelijke band met de plek waar ze zijn. Een man maakt een noodlanding in München (Albahari), een jongen dwaalt ’s nachts door een Grieks park (Panayotópoulos). Tegen eeuwenoude decors spelen actuele thema’s. Soms is de stad een tegenstrever. In ‘Huwelijk’ van A.L. Kennedy wordt voor de ogen van man en vrouw een nieuw spoorwegcomplex gebouwd, terwijl hun huwelijk op instorten staat. Je hoeft niet bij een minderbedeelde klasse te horen om je een buitenstaander te voelen, het kan ook in eigen buurt, zo toont een verhaal van Petina Gappah, waarin een vermogende vrouw in haar suv door het rijkste district van Harare rijdt.

De lengte van een kort verhaal dwingt de auteur te focussen op één ervaring, gebeurtenis of inzicht. Vaak belanden we in korte verhalen midden in de actie. We rennen met een illegale vluchteling door de Parijse metrogangen (Mabanckou). Of we zien de luchthaven van Kopenhagen door de ogen van een oude Afghaan als een wel heel bevreemdende plek (Soltanzadeh). Een groot deel van de ontwikkeling speelt zich tussen de regels af. De lezer krijgt een glimp, een scherf, een flard. Meer niet. De schrijver moet het moment zo veel lading geven dat het ons herinnert aan het belang van individuele levens en ervaringen. Achter dat ene verlichte raam van een wolkenkrabber zit een vrouw ’s nachts de gevolgen van een op hol geslagen computerprogramma te herstellen (Adams). De naamloze jogger die de man op een boulevard in Kaapstad elke ochtend kruist, is langzaam deel van hemzelf geworden (Rose-Innes). De soldaat die zich terugtrekt in een leegstaand huis in het verwoeste Grozny, koestert even eenvoudige als onbereikbare verlangens (Babtsjenko). Een van de grimmigste verhalen in de bloemlezing is ‘De vertoning’ van de Afghaanse schrijver Mohammed Sind. Hierin kan het uitwissen van de hoofdpersoon door zijn wrede omgeving niet worden tegengehouden. Het verhaal van Sind vonden we in de (gratis toegankelijke) schatkamer voor vertaalde literatuur: http://wordswithoutborders.org. De schrijver bleek onvindbaar.

Hoewel het korte verhaal in ons taalgebied niet altijd even gastvrij is ontvangen – veel verhalen in Naar de stad, ook van gevestigde auteurs, zijn voor het eerst in het Nederlands vertaald – is het een genre dat de eenentwintigste eeuw goed past. Niet alleen de personages, ook de auteurs van deze bundel zwerven. Velen van hen wonen niet in het land waar ze zijn opgegroeid (Laroui, Mabanckou, Li, Albahari, Soltanzadeh, Adichie) of zijn kind van migranten (Lahiri). Het is dan ook niet vreemd dat het genre in de Verenigde Staten door meer schrijvers en lezers wordt omarmd. Amerika is bij uitstek een land waar migranten voet aan de grond zetten, culturen elkaar ontmoeten en velen geen beroep kunnen doen op familie of sociale vangnetten.

In de inleiding van The Granta Book of the African Short Story stelt Helon Habila dat hij de verhalen van de nieuwe generatie Afrikaanse migrantenauteurs als een verademing ervaart. Tijdens het schrijven raken zij niet als veel van hun voorgangers verstrikt in nationalistische ideologieën, in het verdedigen van het ‘typische Afrikaanse’, waarvan Habila zich afvraagt wat dat dan wel mag zijn. Veel geëmigreerde auteurs kennen de betrekkelijkheid van waarheden en gewoontes, van een cultuurgebonden ‘groot gelijk’.

In Naar de stad hebben we een goede verhouding nagestreefd tussen de voor deze generatie zo typische uitgeweken verhalenauteurs en de soms veel minder bekende autochtone auteurs, in veel gevallen geboren in de stad waarover ze schrijven. Daarnaast boden we graag ruimte aan ‘de toeristen’, zoals de Amerikaan van Tobias Wolff, die in een zigeunerbuurt in Rome terechtkomt.

De verhouding tussen geëmigreerde auteurs en thuisblijvers is niet altijd evenwichtig, omdat er van het werk van die tweede groep minder in vertaling beschikbaar is. Uit China zijn bijvoorbeeld nog vrijwel geen recente korte verhalen te vinden, terwijl de in het Engels geschreven bundel van Yiyun Li (geëmigreerd en opgeleid aan de Iowa Writers Workshop) ruim is verspreid.

Amerika stelde ons voor een luxeprobleem. De rijke korteverhalentraditie van dat land betaalt zich nog steeds uit. Hetzelfde probleem deed zich voor in Ierland. Kiezen uit recente bundels van Edna ’O Brien, Colm Tóibín, Gerard Donovan, William Trevor en Anne Enright was schier onmogelijk. We bevelen ze alle aan, we kozen er twee. In een tijd waarin Vlaanderen en Nederland zich steeds meer op zichzelf lijken te richten, en land- en taalgrenzen onderwerpen van discussie zijn wil dit boek aansporen voorbij grenzen te kijken. Daarom ook hebben we voor een uitgesproken internationale bundel gekozen. Gelukkig is het werk van onze Nederlandstalige collega’s ruim vertegenwoordigd in Joost Zwagermans bloemlezing De Nederlandse en Vlaamse literatuur vanaf 1880 in 250 verhalen uit 2005.

Ook in literair opzicht gingen we grenzen over, wilden we recht doen aan de vele verschijningsvormen van het korte verhaal. Sommige verhalen hebben journalistieke trekken (Pagès), andere lijken op detectives (Bolaño). Criticus Harold Bloom maakt onderscheid tussen verhalen waarin de alledaagse werkelijkheid iets fantastisch krijgt (in de traditie van Anton Tsjechov) en verhalen waarin de fantasmagorie werkelijk wordt (zoals bij Jorge Luis Borges). Hoewel de scheidslijn niet altijd even scherp is te trekken, is deze indeling vaak toepasbaar. De meeste Amerikaanse verhalen, ook die in Naar de stad, volgen de eerste traditie, al gaat een auteur als Lydia Davis er wel heel inventief mee om. Haar licht-absurdistische verhalen neigen naar poëzie, net als die van de Oekraïner Gavrilov. Plotopbouw of personageontwikkeling zijn bij hen niet van belang. Het onder de loep nemen van eigen observaties van een stad (Davis) en een heel persoonlijke visie op Moskou (Gavrilov) treden ervoor in de plaats. De ‘Borgesiaanse traditie’ wordt in deze bundel vertegenwoordigd door David Albahari, in wiens verhaal werkelijkheid en toneelstuk met elkaar verward worden, door A.M. Homes en haar aan metamorfosen onderhevige hoofdpersonage, en door Etgar Keret, bij wie een wijze goudvis centraal staat. De verhalen van Ali Smith zijn vrijwel altijd een vorm van metafictie. Zij bouwde zelfs een verhaal op uit definities van het korte verhaal. Wij kozen een van haar ‘stel dat’-verhalen, ‘Being Quick’ (‘Springlevend’). Stel dat je de Dood tegenkomt op een bomvol metrostation in Londen.

Het samenstellen van Naar de stad was een boeiende ontdekkingstocht. We gingen door een land dat we enigszins dachten te kennen, maar dat een uitgestrekt en overvloedig terra incognita bleek. We hopen dat er meer gebieden ontsloten worden, de komende decennia, dat we via de verhalen de steden en hun bewoners iets beter leren kennen en zo ook onze eigen positie iets beter naar waarde kunnen schatten. Ook hopen we het plezier van het ontdekken van nieuwe auteurs op u over te dragen. Mocht een verhaal u raken, ga dan op zoek naar de bundel waar het uit komt, vraag ernaar bij de boekhandel. Naar de stad wil aansporen meer verhalen van de geselecteerde schrijvers te lezen, zelfs die waar geen stad in voorkomt.

Sanneke van Hassel
Annelies Verbeke

Inhoud

Mehmet Zaman Saçlioglu – Het kruispunt | Istanbul
Chimamanda Ngozi Adichie – De Amerikaanse ambassade | Lagos
Ali Smith – Springlevend | Londen
Wells Tower – De overkant | New Orleans
Khan Mohammad Sind – De vertoning | Peshawar
Alejandro Zambra – Dank je | Mexico-Stad
Olga Tokarczuk – Professor Andrews in Warschau | Warschau
Gyrðir Elíasson – De schrijfkamer | Reykjavik
A.L. Kennedy – Het huwelijk | Glasgow
Etgar Keret – Goudvis | Tel Aviv
David Constantine – Het begin | Manchester
Arkadi Babtsjenko – Oorlog in tien afleveringen | Grozny
Fouad Laroui – Modekoning | Casablanca
Carlos Fuentes – Een doorsneegezin | Mexico-Stad
Nikos Panayotópoulos – Het Aresveld | Athene
A.M. Homes – Buiten is het stralend weer | Los Angeles
Roberto Bolaño – Vagebond in Frankrijk en België | Parijs & Brussel
Judith Hermann – Camera obscura | Berlijn
Henrietta Rose-Innes – Promenade | Kaapstad
Anatoli Gavrilov – En de zon komt op | Moskou
Tobias Wolff – Het voordeel van de twijfel | Rome
Petina Gappah – In het centrum van de Gouden Driehoek | Harare
Haruki Murakami – De niervormige steen die elke dag van plaats
verandert | Tokio
Tim Winton – Op haar knieën | Perth
Lydia Davis – Voor zestig cent | New York
Lydia Davis – Een rare opwelling | New York
Lydia Davis – De drukke weg | New York
Alain Mabanckou – Voortvluchtig | Parijs
Valeria Parrella – Recht in de ogen | Napels
Kevin Canty – Aquarium | Seattle
Colm Tóibín – Barcelona, 1975 | Barcelona
Pip Adam – Mary’s baan | Wellington
Muharem Bazdulj – Sarajevo | Sarajevo
Anne Enright – Op de beddenafdeling | Dublin
Javier Marías – In ongenade gevallen | Madrid
Alaa al-Aswani – Wij hebben hen met een sluier bedekt | Caïro
Asef Soltanzadeh – Aankomst | Kopenhagen
Yiyun Li – Tuinstraat 3 | Beijing
Yves Pagès – Algemene stemmen min één | Parijs
David Albahari – Geesten in München | München
Jhumpa Lahiri – Het derde en laatste continent | Calcutta, Londen & Cambridge (VS)

Uitgeverij De Geus

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum