Leesfragment: Schuld

01 juli 2012 , door David Graeber
|

Onlangs is Schuld van David Graeber in het Nederlands verschenen (Debt: The First 5,000 Years, vertaald door Peter van Huizen en Wybrand Scheffer). Vanavond bij Athenaeum: een gedeelte uit het eerste hoofdstuk.

In tegenstelling tot wat de wetenschap altijd heeft gedacht, betoogt David Graeber dat 'schuld' al bestond, ver voordat geld en munten werden uitgevonden en dat de mens al vijfduizend jaar gebruikmaakt van uitgebreide kredietsystemen. Sterker nog: Schuld en de kwijtschelding daarvan hebben ons morele besef gevormd -het woord 'schuld' werd al vanaf het begin in zakelijke én in religieuze zin gebruikt. Slavernij, geweld, oorlogen en opstanden: ze hangen samen met ideeën over schuld. In dit veelomvattende boek bestudeert Graeber onze opvattingen over beloftes, krediet, afbetaling enzovoort, van de vroegste beschavingen tot het moderne kapitalisme. Aan de hand van case studies analyseert hij helder en buitengewoon leesbaar hoe de wereldeconomie zich in de laatste vijfduizend jaar heeft ontwikkeld - en werpt hij een heel nieuw licht op de huidige economische crisis. Dit boek is nu al een klassieker.

 

Over het ervaren van morele verwarring


 

- Schuld: verplichting van een partij om datgene te voldoen waartoe zij jegens een andere partij gehouden is, m.n. geldsom die men betalen moet wegens ontvangen dienst of levering.
Van Dale, Groot woordenboek van de Nederlandse taal


- Als je de bank honderdduizend dollar schuldig bent, bezit de bank jou. Als je de bank honderd miljoen dollar schuldig bent, bezit jij de bank.
– Amerikaans spreekwoord

Twee jaar geleden bevond ik me door een reeks van toevallige omstandigheden op een tuinfeest in Westminster Abbey. Ik voelde me niet erg op mijn gemak. Het lag er niet aan dat de andere gasten onvriendelijk waren en Father Graeme, die het feest georganiseerd had, was een bijzonder hartelijke en charmante gastheer. Maar ik voelde me totaal niet op mijn plaats. Op een bepaald moment kwam Father Graeme naar me toe om te zeggen dat er iemand in de buurt bij een fontein stond die ik zeker zou willen ontmoeten. Het bleek een elegante jonge vrouw te zijn die hij me voorstelde als advocaat – ‘maar meer van het activistische type. Ze werkt voor een stichting die juridische steun geeft aan anti-armoedegroepen in Londen. Jullie hebben vast een heleboel te bespreken.’
We raakten in gesprek. Ze vertelde me over haar werk. Ik vertelde haar dat ik al vele jaren betrokken was bij de beweging voor mondiale gerechtigheid, de ‘antiglobaliseringsbeweging’ zoals hij doorgaans in de media werd aangeduid. Ze was nieuwsgierig: ze had natuurlijk veel gelezen over Seattle, Genua, het traangas en de straatgevechten, maar... hadden we door dit alles ook iets tot stand gebracht?
‘Eigenlijk,’ zei ik, ‘denk ik dat het verbazingwekkend is hoeveel we die eerste paar jaar bereikt hebben.’
‘Wat dan bijvoorbeeld?’
‘Nou, het is ons bijvoorbeeld gelukt om het imf bijna volledig te vernietigen.’
Ze bleek niet te weten wat het imf was en daarom legde ik uit dat het Internationaal Monetair Fonds in de wereld optrad als een soort deurwaarder: ‘Je zou kunnen zeggen als iets wat in de haute finance gelijkstaat aan de jongens die je in elkaar komen slaan.’ Ik begaf me in een historisch exposé en legde haar uit hoe de opec-landen tijdens de oliecrisis van de jaren zeventig ten slotte zoveel van hun pas verworven rijkdom naar westerse banken overhevelden dat deze niet meer wisten waar ze het geld moesten investeren; hoe Citibank en Chase daarom over de hele wereld agenten uitstuurden om dictators en politici in de derde wereld ervan te overtuigen dat ze geld moesten lenen (toentertijd bekend als ‘go-go banking’); hoe ze begonnen met een uitzonderlijk lage rente die bijna direct opliep tot zo’n 20 procent vanwege het strakke financiële beleid van de vs aan het begin van de jaren tachtig; hoe dit in de jaren tachtig en negentig leidde tot de schuldencrisis in de derde wereld; hoe het imf zich ermee bemoeide door arme landen duidelijk te maken dat zij, om voor herfinanciering in aanmerking te komen, verplicht zouden worden om te stoppen met de prijsbeheersing van basale voedingsmiddelen of zelfs met het aanleggen van strategische voedselreserves, en een eind moesten maken aan kosteloze gezondheidszorg en kosteloos onderwijs; hoe dit alles geleid had tot de instorting van de meest basale vormen van ondersteuning van de armste en kwetsbaarste mensen op aarde. Ik sprak over armoede, over het plunderen van openbare middelen, het instorten van samenlevingen, endemisch geweld, ondervoeding, wanhoop en gebroken levens.
‘Maar wat was uw eigen standpunt?’ vroeg de advocate.
‘Over het imf? We wilden het afschaffen.’
‘Nee, ik bedoel over de schuld van de derde wereld.’
‘O, die wilden we ook afschaffen. De onmiddellijke eis was dat het imf moest stoppen met het opleggen van structurele beleidsaanpassingen, die alle directe schade veroorzaakten, maar dat kregen we al verrassend snel voor elkaar. Het doel op langere termijn was kwijtschelding van schuld. Zoiets als het Jubileum uit de Bijbel. Wat ons betrof,’ zei ik tegen haar, ‘was er in dertig jaar al genoeg geld van de armste naar de rijkste landen doorgesluisd.’
‘Maar,’ wierp ze tegen, alsof dit vanzelfsprekend was, ‘ze hadden dat geld toch geleend! Je moet je schulden toch terugbetalen?’
Op dit moment besefte ik dat het een heel ander soort gesprek zou worden dan ik aanvankelijk had gedacht.
Waar moest ik beginnen? Ik had kunnen beginnen met uit te leggen dat deze leningen oorspronkelijk waren aangegaan door niet-verkozen dictators die het grootste deel ervan direct overboekten naar hun Zwitserse bankrekeningen, en ik had haar kunnen vragen of het rechtvaardig was om te eisen dat de geldschieters niet door de dictator of zijn trawanten zouden worden terugbetaald, maar letterlijk door voedsel uit de mond van hongerige kinderen weg te halen. Of ik had haar kunnen vragen te bedenken hoeveel van deze arme landen het geleende bedrag in feite al in drie- of viervoud terug hadden betaald, terwijl dit door het wonder van de samengestelde interest nog maar weinig had uitgemaakt voor de hoofdsom. Ik kon ook opmerken dat er verschil was tussen het herfinancieren van leningen en de eis dat landen om voor herfinanciering in aanmerking te komen een rechtlijnig vrijemarktbeleid moesten volgen dat in Washington of Zürich was uitgedacht en waarmee hun ingezetenen nooit hadden ingestemd en ook nooit zouden instemmen, en dat het een beetje oneerlijk was om erop aan te dringen dat landen een democratische grondwet zouden invoeren en vervolgens te benadrukken dat wie er ook gekozen werd geen zeggenschap zou hebben over het beleid van zijn eigen land. Of dat de economische maatregelen die door het imf werden opgelegd niet eens werkten. Maar er was nog een onderliggend probleem: de aanname dat schulden terugbetaald moeten worden.
Het opmerkelijke aan de uitspraak dat je je schulden moet terugbetalen is dat dit zelfs volgens de economische standaardtheorie niet klopt. Van een geldschieter wordt verondersteld dat hij een zekere mate van risico moet accepteren. Als alle leningen, hoe krankzinnig ook, afgelost zouden worden – als er bijvoorbeeld geen faillissementswetten waren –, zouden de gevolgen rampzalig zijn. Welke reden zouden geldschieters dan nog hebben om geen domme lening te verstrekken?
‘Ik weet dat dit aannemelijk klinkt,’ zei ik, ‘maar vanuit een economisch gezichtspunt wordt er niet zo tegen leningen aangekeken. Van financiële instellingen wordt aangenomen dat ze middelen verstrekken om winstgevende investeringen mogelijk te maken. Als een bank gegarandeerd zijn geld met rente terug zou krijgen, ongeacht wat hij deed, zou het hele systeem niet werken. Stel dat ik bij het dichtstbijzijnde filiaal van de Bank of Scotland zou binnenlopen met de mededeling dat ik net een fantastische tip heb gekregen voor de paardenrennen, met het verzoek om me een paar miljoen pond te lenen. Natuurlijk zou ik worden uitgelachen. Maar dat is omdat ze weten dat ze, als mijn paard niet wint, nooit hun geld terug zullen krijgen. Maar stel je nu voor dat er een wet bestaat die zegt dat ze altijd hun geld terugkrijgen, zelfs als dat betekent dat ik mijn dochter als slavin moet verkopen of mijn organen moet verhandelen. In dat geval hoeft een bank niet te aarzelen. Waarom zou je dan nog wachten op iemand die aankomt met een geloofwaardig plan om een wasserette op te zetten of iets dergelijks? In feite is dit de situatie die het imf op wereldwijde schaal in het leven heeft geroepen en die ertoe geleid heeft dat al die banken bereid waren om miljarden dollars uit te delen aan een gezelschap evidente schurken.’
Ik kon dit betoog niet afronden omdat er ongeveer op datzelfde moment een dronken financier verscheen die in de gaten had gekregen dat we het over geld hadden en grappige verhalen begon te vertellen over moreel risico, verhalen die al snel afgleden naar een lang en niet bijzonder boeiend verslag van een seksuele verovering. Ik liep weg.
Toch bleef die ene zin nog verscheidene dagen in mijn hoofd rondzingen: ‘Je moet je schulden toch terugbetalen?’
Dat dit zo’n krachtige uitspraak is, komt doordat het in feite geen economische stelling is, maar een morele stelling. Het terugbetalen van je schulden is toch waar het in het moralisme om gaat? Je geeft mensen wat hun toekomt. Je accepteert je verantwoordelijkheden. Je voldoet aan je verplichtingen jegens anderen, net zoals je van hen verwacht dat ze voldoen aan hun verplichtingen jegens jou. Is er een duidelijker voorbeeld van je onttrekken aan je verantwoordelijkheden dan terug te komen op een belofte, of weigeren een schuld te betalen?
Ik bedacht dat juist die schijnbare vanzelfsprekendheid deze uitspraak zo verraderlijk maakte. Dit was het soort mantra dat verschrikkelijke dingen volstrekt alledaags en acceptabel kon doen lijken. Dat kan overdreven klinken, maar het is moeilijk om je over deze zaken niet op te winden als je er ooit de effecten van hebt waargenomen. En dat had ik. Ik had bijna twee jaar in de hooglanden van Madagaskar doorgebracht. Kort voor mijn aankomst was daar malaria uitgebroken. Het was een bijzonder kwaadaardige uitbraak omdat de malaria al sinds jaren uit de hoge gebieden van Madagaskar was verdreven, zodat de meeste mensen na enkele generaties hun immuniteit verloren hadden. Het probleem was dat er geld voor nodig was om de bestrijding van de muggen in stand te houden, omdat er op gezette tijden tests moesten worden uitgevoerd om er zeker van te zijn dat de muggen zich niet opnieuw gingen voortplanten, en het land bespoten moest worden als dit het geval bleek te zijn. Niet veel geld. Maar vanwege de door het imf opgelegde bezuinigingsmaatregelen moest de regering het bestrijdingsprogramma opgeven. Er stierven tienduizend mensen. Ik kwam in contact met jonge moeders die hun kind verloren hadden.
Je kunt je voorstellen dat het moeilijk te rechtvaardigen is dat tienduizend mensenlevens nodig waren om te voorkomen dat Citibank zijn verlies moest accepteren op een onverantwoordelijke lening die toch al weinig uitmaakte voor zijn balans. Maar nu had ik te maken met een door en door fatsoenlijke vrouw – die ook nog werkzaam was voor een menslievende instelling – die het vanzelfsprekend vond dat schulden terugbetaald moeten worden.

***

In de loop van de volgende weken kwam haar uitspraak steeds weer in mijn gedachten terug. Waarom schuld? Wat geeft dit begrip zo’n vreemde kracht? Consumptieve schuld is de levensader van onze economie. Alle moderne staten berusten op uitgaven met geleend geld. Schuld is het centrale thema van de internationale politiek geworden. Maar niemand lijkt precies te weten wat het is, of hoe je erover moet denken.
Juist onze onwetendheid over schuld, de rekbaarheid van het begrip, geeft het zijn kracht. Eén ding dat we uit de geschiedenis kunnen leren is dat er geen betere manier is om op geweld gestoelde relaties te rechtvaardigen, om zulke relaties moreel verantwoord te doen lijken, dan door ze in de taal van schuld in te kleden – vooral omdat dit direct lijkt duidelijk te maken dat het slachtoffer iets verkeerd doet. Maffialeden en aanvoerders van zegevierende legers begrijpen dit. Al duizenden jaren hebben gewelddadige mensen hun slachtoffers voorgehouden dat die hun iets verschuldigd zijn. In elk geval hebben de slachtoffers aan hun overwinnaars ‘hun leven te danken’ omdat ze niet zijn omgebracht.
Een voorbeeld uit onze tijd is dat militaire agressie wordt omschreven als een misdaad tegen de menselijkheid en dat internationale gerechtshoven, wanneer die zich daarover uitspreken, doorgaans eisen dat agressors een schadevergoeding betalen. Na de Eerste Wereldoorlog werd Duitsland verplicht tot enorme herstelbetalingen, en Irak betaalt nog steeds aan Koeweit voor de invasie door Saddam Hoessein in 1990. Maar de derdewereldschuld, de schuld van landen als Madagaskar, Bolivia en de Filipijnen, lijkt precies andersom te werken. Met schuld belaste landen in de derde wereld zijn bijna uitsluitend landen die op een bepaald moment door Europese landen zijn aangevallen en veroverd, vaak de landen waaraan ze nu geld schuldig zijn. In 1895 viel Frankrijk Madagaskar binnen, ontbond de regering van de toenmalige koningin Ranavalona iii en verklaarde het land tot een Franse kolonie. Een van de eerste dingen die generaal Gallieni deed na deze ‘pacificatie’, zoals de actie toentertijd werd aangeduid, was de bevolking hoge belastingen op te leggen, voor een deel om de kosten van de invasie vergoed te krijgen, maar ook, aangezien Franse koloniën geacht werden fiscaal op eigen benen te staan, ter bestrijding van de bouwkosten van de spoorwegen, wegen, bruggen, plantages en dergelijke die het Franse regime wilde aanleggen. Aan de belastingbetalers is nooit gevraagd of ze deze spoorwegen, wegen, bruggen en plantages wilden hebben en evenmin is hun veel inspraak gegeven over waar en hoe deze tot stand moesten komen. Integendeel: in de volgende vijftig jaar maakten het Franse leger en de Franse politie nog een groot aantal inwoners af die tegen de maatregelen in verzet kwamen; tijdens een opstand in 1947 alleen al volgens sommige meldingen meer dan een half miljoen. Niet dat Madagaskar ooit enige vergelijkbare schade aan Frankrijk had toegebracht. Desondanks kreeg de bevolking van meet af aan te horen dat zij Frankrijk geld verschuldigd was en is ze dit geld tot op de huidige dag aan Frankrijk schuldig, terwijl de rest van de wereld de rechtmatigheid van deze situatie accepteert. Wanneer de ‘internationale gemeenschap’ hier een morele kwestie bespeurt, is dit doorgaans wanneer ze het gevoel krijgt dat de regering van Madagaskar niet tijdig haar schulden betaalt.
Maar schuld is niet alleen het recht van de overwinnaar; het kan ook een manier zijn om winnaars te straffen die niet hadden mogen winnen. Het meest spectaculaire voorbeeld is de geschiedenis van de republiek Haïti, het eerste arme land dat in een permanente positie van schuldhorigheid is gebracht. De staat Haïti is gesticht door voormalige plantageslaven die zo stoutmoedig waren om niet alleen in opstand te komen, met indrukwekkende verklaringen van universele rechten en vrijheden, maar ook om de legers van Napoleon te verslaan die eropaf waren gestuurd om hen opnieuw tot slaaf te maken. Frankrijk verklaarde onmiddellijk dat de nieuwe republiek haar honderdvijftig miljoen franc schuldig was als schadevergoeding voor de onteigende plantages en de uitrustingskosten van de mislukte militaire expedities, en alle andere landen, met inbegrip van de Verenigde Staten, legden Haïti een embargo op tot deze schadevergoeding betaald zou zijn. Het bedrag, ter waarde van ongeveer achttien miljard dollar, was met opzet zo gekozen dat het niet opgebracht kon worden en het embargo zorgde ervoor dat de naam ‘Haïti’ sindsdien voorgoed gelijkstaat aan schuld, armoede en menselijke ellende.
Soms lijkt schuld echter het omgekeerde te betekenen. Vanaf de jaren tachtig zijn de Verenigde Staten, die strikte voorwaarden stelden aan de terugbetaling van schulden door de derde wereld, zelf schulden aangegaan die de totale schuld van de derde wereld ver overtreffen, in hoofdzaak vanwege militaire uitgaven. De buitenlandse schuld van de vs bestaat echter uit schatkistcertificaten die in het bezit zijn van institutionele beleggers in landen (Duitsland, Japan, Zuid-Korea, Taiwan, Thailand en de golfstaten) die in de meeste gevallen militaire protectoraten van de vs zijn en gastvrijheid bieden aan vs-bases met wapens en uitrusting die met datzelfde geleende geld bekostigd zijn. Dit is iets veranderd nu China op het toneel is verschenen – China is een bijzonder geval, om redenen die later verklaard zullen worden –, maar niet heel sterk: zelfs China is van mening dat het bezit van zoveel schatkistcertificaten van de vs het in zekere mate medeverantwoordelijk maakt voor de belangen van de vs, in plaats van andersom.
Wat is de status van al dit geld dat voortdurend naar de schatkist van de vs wordt gesluisd? Zijn dit leningen? Of is het schatting? In het verleden werden militaire mogendheden die honderden militaire bases buiten hun eigen grondgebied in stand hielden doorgaans aangeduid als ‘imperiums’, en imperiums eisten regelmatig schatting van de door hen onderdrukte volkeren. Natuurlijk verklaart de regering van de vs dat dit land geen imperium is, maar het is niet moeilijk om plausibel te maken dat deze betalingen alleen maar worden aangemerkt als leningen in plaats van schatting om te verdoezelen wat er in werkelijkheid gaande is.
Nu klopt het dat sommige soorten schuld en sommige soorten schuldenaren door de hele geschiedenis heen altijd anders behandeld zijn dan andere. Aan het begin van de achttiende eeuw, toen de toestanden in gevangenissen voor schuldenaren in de populaire pers aan de kaak werden gesteld, was een van de dingen die het Britse publiek het meest choqueerden het feit dat deze gevangenissen uit twee afdelingen bestonden. Aristocraten, die een kort verblijf in Fleet of Marshalsea vaak als een soort pr beschouwden, werden door dienaren in livrei van het goede der aarde voorzien en mochten geregeld bezoek van prostituees ontvangen. In de afdeling voor de ‘gewone man’ werden verarmde schuldenaren in benauwde cellen aan elkaar geketend, ‘bedekt met vuil en ongedierte’, zoals een rapport vermeldt, ‘en aan hun lot overgelaten om, zonder mededogen, aan honger of tyfus te sterven’.
Met enige dichterlijke vrijheid kun je de mondiale economische verhoudingen op dit moment als een grootschaliger versie van hetzelfde beschouwen: met de Verenigde Staten als de schuldenaar met een gouden randje en Madagaskar als de pauper die in de cel daarnaast wordt uitgehongerd, terwijl de dienaren van de verwende schuldenaar hem voorhouden dat zijn problemen aan zijn eigen onverantwoordelijkheid te wijten zijn.

© 2011 David Graeber
© 2012 Nederlandse vertaling Uitgeverij Business Contact / Vertaling Peter van Huizen en Wybrand Scheffer

Uitgeverij Contact

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum