Leesfragment: De helleveeg

27 november 2015 , door A.F.Th. van der Heijden

Op donderdag 6 juni verschijnt De helleveeg, de nieuwe roman van A.F.Th. van der Heijden. Wij publiceren voor uit hoofdstuk VII: '"Maak geen kringen op de kloostertafel," zei ze. "Je hebt gelekt." Ze sprak op barse toon, maar dat was misschien pose, omdat ze dacht dat het van haar verwacht werd. Ik had zin in haar. Ik wilde door haar afgesnauwd en gecommandeerd en schandalig misbruikt worden. Hoe dit aan te leggen? Nu ik tegenover haar zat, werd ze weer mijn tante, iemand met een titel en een wapen in de familiehiërarchie.'

 

Ze noemden haar schertsend Tientje Poets - maar haar schoonmaakwoede ging over lijken.

In De helleveeg keert A.F.Th. van der Heijden terug naar het decor en de personages van zijn vermaarde cyclus De tandeloze tijd. We maken kennis met Albert Egberts' tante Tiny. Ze lijdt aan smetvrees en heeft een dwangmatig scherpe tong. Voor Albert is tante Tiny even afschrikwekkend als intrigerend. Met majestueuze beheersing van de stof en met humor voert Van der Heijden ons zijn vertrouwde en hernieuwde universum binnen, en levert daarmee het bewijs van de vitaliteit en kracht van zijn schrijverschap.

3

Ze ontving me in een crèmekleurige deux-pièces, die de duurdere kledingwinkel verried, en perfect om haar heen sloot: op haar achtendertigste had ze nog net zo'n mooi figuur als vijftien jaar eerder op haar trouwdag. Hoe kon het dat mijn moeder, die sterk op haar leek, al voor haar dertigste grijs begon te worden, en dat Tiny haar eigen donkerbruine haarkleur had behouden, zonder een enkel zilveren draadje? En dat de oudste van de twee zussen al tien jaar een rimpelig oudevrouwtjesgezicht had, terwijl dat van de jongste nog knap en strak was, met grote bruine ogen, waarvan de leden niet door permanente vermoeidheid waren gaan hangen? Tiny had zich bescheiden opgemaakt, precies genoeg om het bijzondere aan haar trekken te accentueren. Een dame, every inch. Maar pas op.
Misschien moest ik zeggen trois-pièces, want over het mantelpak droeg ze een huishoudschortje in dezelfde crèmekleur, met ruches en een grote strik, waarvan de lussen op haar billen dansten toen ze voor me uit naar de woonkamer liep. In de flat was weinig veranderd sinds ik er als jongen van elf, twaalf een paar keer gelogeerd had. Hetzelfde meubilair, nog als nieuw, de teakhouten leuningen zelfs niet een beetje verschoten. Er stond nu een grote kleurentelevisie op de plaats waar vroeger de kleine, lichtblauwe radio stond, waaraan ik me had gelaafd in die bloeitijd van de rock-'n-roll. Wat meer planten misschien, en nergens asbakken, althans niet zichtbaar - verder alles bij het oude. Ik ging wat ongemakkelijk op de bank zitten, onverminderd (en sinds de ontvangst zelfs in meerdere mate) gehinderd door het priapisme van Guy de Maupassant.
Ik vroeg Tiny of ze nog altijd op dezelfde wijze koffie maakte: heel sterk, met kokende melk aangelengd.
'Koos drinkt hem nu anders,' zei ze weinig vriendelijk, 'maar voor jou kan ik het nog wel een keer op de oude manier doen.' Tiny verdween naar de keuken. Ze hield er nog altijd die aanstellerig schokkerige manier van zich voortbewegen op na, met half opgeheven onderarmen en geknakte polsen - een beetje slofferig ook, zelfs nu ze haar hoogste hakken droeg. Het was in strijd met haar aanvankelijke verschijning als dame, wat misschien ook precies in haar bedoeling lag. Een clown met een schortje voor, dat is wat ze konden krijgen, de mensen.
Tegenover elkaar gezeten dronken we, blazend, de sterke koffie met hete melk. Tussen ons in de teakhouten salontafel, die Tiny nog altijd 'kloostertafel' noemde. Zelfs de bekers van mat aardewerk waren nooit vervangen: bij ruzies smeet het echtpaar Kassenaar blijkbaar niet met serviesgoed.
'Maak geen kringen op de kloostertafel,' zei ze. 'Je hebt gelekt.' Ze sprak op barse toon, maar dat was misschien pose, omdat ze dacht dat het van haar verwacht werd. Ik had zin in haar. Ik wilde door haar afgesnauwd en gecommandeerd en schandalig misbruikt worden. Hoe dit aan te leggen? Nu ik tegenover haar zat, werd ze weer mijn tante, iemand met een titel en een wapen in de familiehiërarchie.
'Hoe gaat het hier, in huize Kassenaar?' vroeg ik. Het bruine melkvel had zich rond mijn lepeltje gewonden, en dat sabbelde ik er nu af, net als vroeger.
'Z'n miezerige gangetje,' zei Tiny. 'Dat rooie stuk ongeluk is zo goed als nooit thuis. In de weekends ook, hij heeft altijd wel iets te doen.'
'Weet je, Tiny, dat ik nooit begrepen heb wat hij nou precies voor de kost deed, Koos.'
'Zaken,' zei Tiny. 'Handel. Dat is alles wat ik er zelf van weet. Zolang hij mij op tijd huishoudgeld geeft, en kleedgeld, en er hier geen kleerkast van het incasso op de stoep staat, vraag ik niet verder. Dat is wel zo makkelijk.'
'Je beheert dus een huishoudknip vol zwijggeld.'
'Als je het zo noemen wilt. In de kast hangt het zwijggeld aan knaapjes.'
Tiny ging een tweede ronde koffie klaarmaken. Ze moest de melk aan de kook brengen, dus ik kreeg enige bedenktijd. Ik wist: als ik nog langer naar haar bitse stemgeluid diende te luisteren, ondertussen gedwongen glurend naar de boezem van Madame, verscholen achter de schort van haar eigen dienstmaagd, dan zou mijn getergde vlees exploderen en mijn geschifte lust weglekken in de pijp van mijn spijkerbroek. Er moesten maatregelen genomen worden. Ik voelde er, met al mijn respect voor Guy de Maupassant, niets voor om op de terugweg ergens ter hoogte van Rotterdam aan de noodrem te gaan hangen, om vervolgens bespanlakend door ziekenbroeders uit de trein te worden gehaald, en in een hoekje van de isoleercel m'n eigen uitwerpselen op te peuzelen.
'Heb jij dat ook wel eens, Tiny,' zei ik, toen we het vel op onze koffie weer tot rimpels zaten te blazen, 'dat de weemoed over vroeger je te pakken krijgt, en je niet rust voor je een glimp van het verleden hebt opgevangen? Ik bedoel, als ik bij mijn ouders in Geldrop ben, heb ik soms de onbedwingbare neiging om op de fiets van mijn moeder naar de Lynxstraat te karren. Alleen maar om een blik op mijn geboortehuis te werpen. De laatste keer ontdekte ik dat ze de hele buurt hadden gerenoveerd. Al die hoge, dikke bomen waren gerooid om plaats te maken voor parkeervakken. Wat er van het norse Tivoli overbleef, waren roze nieuwbouwwoninkjes met aluminium raamkozijnen. Ik zag oma voor het raam zitten koekeloeren alsof alles nog bij het oude was.'
'Heel goed dat ze die ouwe troep een keer aangepakt hebben,' snauwde Tiny. 'Die bomen hielden al het licht tegen. Het was altijd donker binnen. Ook op de zomerdag. En vochtig, dat het in je botten drong. Jij kwam af en toe eens logeren. Maar hoe denk je dat het was om daar als jonge meid gevangen te worden gehouden… in het donker… in de klammigheid… Van mij hadden ze heel Tivoli plat mogen gooien. En er dan nooit meer een woord aan vuilmaken.'
'Ik mocht dan nog een kontkrummel zijn, zoals jij het noemde… ik voelde dat je het zwaar had. Vooral toen ze je van de Lata haalden. Natuurlijk, voor mij hadden die logeerpartijen iets vrijblijvends. Ik leed niet onder die naargeestige kamers. Ik snoof de sfeer van mijn geboortehuis op, en na een paar nachten sliep ik weer in mijn eigen bedje. Maar… gun mij dan de nostalgie die met de Lynxstraat verbonden is.'
'Zo'n idioot gun ik alles.'
'Vanmorgen herinnerde ik me opeens de tijd dat Hasje in Nieuw-Guinea de soldaat uithing. Het was paasvakantie, en ik logeerde in de Lynxstraat. Ik was elf. Niet veel later trouwde je met Koos. 's Morgens kroop ik bij je in bed, en dan vertelde jij spannende verhalen over de Papoea's, en…'
'Toen jij elf was, liet ik je niet meer bij me in bed,' riep Tiny uit. 'Als hummeltje van vier, vijf… ja. Toch niet een grote jongen van elf. Ik ben niet gek. Een beetje in de gevangenis belanden, zo kort voor mijn huwelijk'
Haar verontwaardiging was verdacht. Mogelijk herinnerde ze zich op dit eigenste moment de broeierige sfeer, haar steeds dubbelzinniger wordende vertelsels, de terloopse aanrakingen…
'Je had dat systeem van voorschotten bedacht,' zei ik. 'Ik had een groot chocolade ei van oma gekregen, omdat ik dat jaar kort na Pasen ook nog eens jarig was. Bij elke wending in je verhaal eiste je een stuk van het paasei op. Anders zou je niet verdergaan. Blijkbaar vertelde je zo spannend dat de chocola er voor mij niet meer toe deed. En ja, het werd op den duur ook wel een tikkeltje obsceen allemaal. Ik genoot.'
'Leugenbeest!' Ze riep het zo luid dat ze een hand voor de mond sloeg, en haar ogen zich van links naar rechts en weer naar links bewogen: denk om de buren. Zachter: 'Dat lieg je. Zoiets is nooit gebeurd.'
'Vanmorgen, ik stond onder de douche, kreeg ik opeens vreselijk heimwee naar die vertelsessies. Ik moest er bijna van overgeven. Eén keer eerder in die mate meegemaakt. Toen ik je na de robijnen bruiloft van opa en oma naar het station had gebracht. Je vertelde aan die politieagenten dat je me naar Breda wilde ontvoeren en…'
'Om ze op stang te jagen,' riep ze weer veel te hard uit. 'Ik bedoelde het geen moment ernstig. Die herdershond van ze was serieuzer dan ik.'
'Nee, maar ik had het er in de dagen en weken erna wel moei- lijk mee. Ik kon me niet meer op mijn huiswerk concentreren.'
'Je bent toen niet naar Breda gekomen. Ik heb je tenminste niet gezien. Misschien stond je ergens aan de overkant te loeren.'
'Ik was zeventien. Ik durfde niet.'
'Vandaag blijkbaar wel. Ik wed dat je verder niets in Breda te zoeken hebt.'
'Jou, ja.'
Tiny lachte honend. Ik vond het niet erg. De speekselklieren onder mijn tong knepen zich samen. Mijn mond liep vol smaakwater, alsof ik hongerig was en er een heerlijk geurend gerecht op het fornuis stond. Dat rode, dat rode daar.
'Wie breng je daarvoor mee?'
Lang niet gehoord, dat zinnetje. Het werd vroeger in mijn dorp door B gebezigd wanneer A dreigde B in elkaar te slaan. A: 'Een pak slaag kun je krijgen.' B: 'Wie breng je daarvoor mee?'
'Niet wie,' zei ik. 'Wat.'
Ik verwijderde de plastic tasjes, en zette het grote, met linten versierde paasei op de kloostertafel.
'Wat krijgen we nou,' zei Tiny, op haar hoede. Er steeg, ondanks de verpakking van dik cellofaan, een sterke lucht van pure chocola tussen ons op.
'Het voorschot op de vertelling.' Ik deed mijn best om onderkoeld te klinken, maar kon niet verhelpen dat mijn stem weer beefde. 'We kunnen het op twee manieren spelen. Het hele ei ineens, en dan ook het complete verhaal. Of het ei stukslaan, en dan alles mondjesmaat. Met cliffhangers.'

[...]

Copyright © 2013 A.F.Th. van der Heijden
Auteursportret © Sander Nieuwenhuijs

Uitgeverij De Bezige Bij

pro-mbooks1 : athenaeum