Leesfragment: Het Kremlin

27 oktober 2013 , door Catherine Merridale
| | |

Op 1 november verschijnt het nieuwste boek van Catherine Merridale, Het Kremlin. Een politieke en culturele geschiedenis. Op Athenaeum.nl kunt u alvast de inleiding lezen: 'Van de kerken en verboden poorten tot de vertrouwde torenspitsen die daarvoor symbool staan, is het Kremlin niet alleen de thuishaven van Ruslands heersers. Het is ook een theater en een toneelstuk, een museum dat het vigerende bestuursmodel toont en belichaamt. Dat, en de ongerijmdheid van zijn blijvende plaats in het hart van het moderne Moskou, is lang het geheim van zijn aantrekkingskracht geweest.'

Het Kremlin, zowel indrukwekkend als bedreigend, domineert al sinds eeuwen het stadsbeeld van Moskou en is alweer lange tijd het politieke en symbolische hart van Rusland. In Het Kremlin. Een politieke en culturele geschiedenis [Red Fortress: The Secret Heart of Russia's History] laat Catherine Merridale heel goed zien wat de citadel sinds het einde van de vijftiende eeuw is geweest: een orthodox-religieuze locatie, een schuilplaats van tirannen, een weelderig paleis, het hol van de bolsjewieken en het onderkomen van beruchte en beroemde leiders, van tsaar Ivan de Verschrikkelijke tot Vladimir Poetin. Alle historische, culturele, politieke en bouwkundige aspecten van het Kremlin komen aan bod. Het Kremlin is een briljant geschreven en compleet boek over een van de grootste iconische gebouwen ter wereld.

Catherine Merridale is hoogleraar moderne geschiedenis aan Queen Mary, University of London. Ze schreef meerdere boeken over de Russische geschiedenis, waaronder Night of Stone en Ivan's War, dat in Nederland verscheen als Ivans oorlog. Daarnaast werkte ze mee aan verschillende radioprogramma’s van de BBC en aan de televisieserie In Europa.

 

Inleiding

Het Kremlin is een van de beroemdste bouwwerken in de wereld. Als staten een handelsmerk hebben, kan dat van Rusland heel goed deze vesting zijn, gezien vanaf de overkant van het Rode Plein. Iedereen die naar Moskou komt, wil het Kremlin zien, en elke bezoeker lijkt er anders op te reageren. ‘De enige waarborg voor een juiste reactie is dat je van tevoren je houding bepaalt,’ schreef de Duitse filosoof Walter Benjamin. ‘Rusland kun je alleen bekijken als je al weet wat je wilt zien.’ In 1927 besloot hij zich te laten bekoren. Zo’n honderd jaar daarvoor had de Fransman Astolphe Marquis de Custine echter gekozen voor een scheldkanonnade. Voor hem was het Kremlin ‘een steunpilaar van tirannen’, een ‘satanisch monument’, ‘een behuizing waar een aantal personages uit de Apocalyps zich thuis zouden voelen’. Hij eindigde met: ‘Net als de beenderen van bepaalde reusachtige dieren bewijst het Kremlin ons de geschiedenis van een wereld waar we misschien aan twijfelen totdat we de overblijfselen ervan hebben gezien.’
De plek oefent nog steeds een fascinatie uit op buitenlandse bezoekers. De correspondent Mark Frankland zei ooit: ‘Er zijn weinig andere steden in de wereld waar je zo sterk het gevoel hebt dat je, of je het wilt of niet, naar het centrum wordt getrokken.’ ‘Weet wel dat mensen bepaalde gebouwen daar binnengingen en er blind uitkwamen,’ vertelde een tolk me eens. Maar wat betreft ontvankelijkheid voor de magie van de plek kan geen buitenstaander tegen de Russen zelf op. Het Kremlin is het symbool van hun bestaan als natie. De muren hebben binnenvallende horden Mongoolse ruiters misschien niet kunnen weerstaan, en werden later door Polen en zelfs Fransen geslecht, maar net als Rusland zelf hield de citadel stand. De meeste Russen weten dat hier, buiten de Kremlinpoorten, Stalin de verse troepen van het Rode Leger inspecteerde die in 1941 afmarcheerden om te vechten en te sterven. Nog geen vier jaar later, bij aanhoudende zomerregen, keken dezelfde iconische muren en torens neer op rijen na rijen marcherende mannen. Terwijl maarschalk Zjoekov moeite had om een bokkend volbloedpaard in toom te houden, gooiden Sovjetsoldaten de vaandels van tweehonderd verslagen naziregimenten op de glimmende stenen naast de trappen van het Leninmausoleum. Sint- Petersburg, de tweede stad van het land, is misschien een architectonisch wonder, maar het Kremlin is Ruslands klaagmuur.
Het is geen democratisch bouwwerk. Opgetrokken uit speciaal geharde baksteen waren de muren van deze rode vesting ingesteld op oorlog. Hoewel ze zo elegant zijn dat dat feit wordt verbloemd, zijn ze ook uitzonderlijk dik, met een wirwar van trappen en gangen die je het idee van een stad geven. Hier en daar torenen de muren zo’n twintig meter boven het omringende land uit. De vier hoofdpoorten zijn gemaakt van oud Russisch eikenhout, maar hun eerbiedwaardige sloten zijn allang vervangen door de meedogenloze systemen van het digitale tijdperk. Het Kremlin is zelfs nu nog een militair complex met aan het hoofd de ‘commandant’, en zijn ondergrondse web van tunnels en controlekamers moet bestand zijn tegen een atoomaanval. Er is geen publieke toegang tot het noordoostelijke deel waar de president huist. Volgens een traditie die stamt uit de tijd van het communistische politbureau is het hele complex op donderdag gesloten, en tegenwoordig sluit men het ook af als maar even een ordeverstoring dreigt. In deze sfeer van dreiging kon niettemin een soort allesovertreffende schoonheid gedijen. Boven het spitse silhouet van het Kremlin torenen zijn religieuze gebouwen, waarvan de fraaiste als even zoveel juwelenkistjes gegroepeerd zijn rond één enkel plein. Vanaf bijna elk punt op deze historische plek wordt je blik omhooggetrokken, van de witte stenen naar de pracht van kleurrijke tegels, daarna naar de waterval van vergulde koepels en dan nog hoger, tussen de cirkelende Moskouse kraaien, naar een duizelingwekkende processie van Russisch-orthodoxe kruisen. De hoogste torens, die met hun wit en goud boven de stad verrijzen, zijn op kilometers afstand te zien. Groots en dodelijk, geheiligd en toch geheimzinnig, is de vesting echt een belichaming van de legendarische Russische staat.
De betovering ervan wordt bepaald door een ogenschijnlijke tijdloosheid. De geschiedenis is alomtegenwoordig. De Maria-Hemelvaartkathedraal, die het oudste en beroemdste heiligdom binnen het Kremlin is, heeft sinds Ivan de Verschrikkelijke elke kroning meegemaakt. Aan de overkant van het plein, in de Kathedraal van de Aartsengel, kunnen de meeste bezoekers zich nauwelijks tussen de tot het middel reikende doodskisten doorwurmen met daarin het stoffelijk overschot van bijna elke Russische vorst van de 14e tot de 17e eeuw. Ten tijde van de laatste tsaar werden op last van het nationalistische hof van de gebeeldhouwde stenen doodskisten voorzien van eenzelfde bronzen omhulsel, de ene sombere rij na de ander, waardoor de indruk van een ononderbroken geslacht werd versterkt. De verplaatsing van de hoofdstad naar Sint-Petersburg had toen allang een eind gemaakt aan de koninklijke begrafenissen in het Kremlin, maar de kroningen duurden voort tot 1896, en op elke kroning volgde een banket. Het 15e-eeuwse Facettenpaleis, waar de banketten plaatsvonden in een schittering van diamanten en goud, siert nog steeds de westkant van het Kathedraalplein. Daarachter verrijst het enorme Grote Kremlinpaleis als een 19e-eeuwse kopie, maar iedereen die zich langs de gewapende politie waagt, komt op de stilzwijgend door stenen leeuwen bewaakte trap, die leidt naar de oudere koninklijke vertrekken en de kerken die daarbinnen zorgvuldig in stand zijn gehouden. Net als Jeruzalem, Rome of Istanbul is het Kremlin een plek waar de geschiedenis is samengebald, en elke steen lijkt verscheidene verledens te belichamen. De uitwerking is hypnotiserend.
Het Kremlin is ook bewust geconstrueerd. Er is niets toevalligs aan zijn huidige verschijningsvorm, van de chaos van zijn gouden daklijn tot de geweldige hoeveelheid paleizen en oude muren. Iemand ontwierp deze vormen ter ere van het speciale karakter van de Russische cultuur, en iemand anders keurde de plannen goed om verder te bouwen in een stijl die historisch verankerde macht uitstraalde. Het in de orthodoxe iconografie alomtegenwoordige goud herinnert ons weliswaar aan de eeuwigheid, maar is ook een indrukwekkende weerspiegeling van aardse rijkdom. Van de kerken en verboden poorten tot de vertrouwde torenspitsen die daarvoor symbool staan, is het Kremlin niet alleen de thuishaven van Ruslands heersers. Het is ook een theater en een toneelstuk, een museum dat het vigerende bestuursmodel toont en belichaamt. Dat, en de ongerijmdheid van zijn blijvende plaats in het hart van het moderne Moskou, is lang het geheim van zijn aantrekkingskracht geweest.
Sinds ik dertig jaar geleden het Kremlin voor het eerst zag, ben ik erdoor gefascineerd, en het verhaal ervan lijkt een steeds diepere weerklank te krijgen. Een keerpunt kwam in 2007, tegen het eind van het tweede vierjarige presidentschap van Vladimir Poetin, in een tijd dat in de Russische pers de kwestie van zijn toekomst ging spelen. Op de bekende aartsnationalistische wijze begonnen zijn aanhangers een ongrondwettelijke derde termijn goed te praten door te appelleren aan de vermeende lessen van het verleden. Ze stelden dat de Russische natie had standgehouden omdat daarvoor speciale regels golden. Het volk had het meest te lijden als in het centrum van de macht zwakheid heerste. Het nationale genie vormde zich op een unieke, creatieve wijze, zo zeiden ze, en kon alleen floreren als het werd beschermd door een sterke en centraliserende staat. Trouwhartige schoolboekenschrijvers droegen braaf het historische bewijs aan. Van Peter de Grote tot Stalin en van de kleinzielige Alexander III tot Poetin zelf, toonde het verleden keurig aan waarom Rusland nog steeds met harde hand moest worden bestuurd. Zelfs twijfelaars beseft en dat het alternatief riskant was. Een zwakke overheid was iets waar elke Rus weet van had, want het meest recente voorbeeld was het presidentschap van Boris Jeltsin in de jaren negentig geweest, een tijd van nationale vernedering en enorme menselijke ellende. De gezagsgetrouwe boodschap vond daarom een willig oor. In een opinieonderzoek naar de grootste Rus aller tijden, dat het tv-station Rossija in 2008 organiseerde, nam de onverzoenlijke reactionair Nicolaas I al gauw de leiding en Stalin volgde daar vlak achter op de tweede plaats.
Voor Ruslandkenners in het Westen kwam de uitslag niet als een verrassing. Hij had zelfs een treurigstemmende onvermijdelijkheid, alsof het land echt voor altijd tot tirannie was veroordeeld. Buitenstaanders zeiden dat al eeuwen. ‘De vorst gaat over alles,’ concludeerde een jezuïtische gezant in de jaren tachtig van de 16e eeuw. ‘De eerbied voor de vorst is iets waar je nauwelijks met je hoofd bij kunt.’ Een aantal Engelsen die tijdens het bewind van Elizabeth en Jacobus I over Moskou rapporteerden, beaamden dat. Toen ruim driehonderd jaar later de bolsjewistische revolutie van 1917 op een dictatuur uitliep, stonden de deskundigen klaar met een serie theorieën over Ruslands ‘bijzondere weg’. Dat was ook zo toen de hervormingen van de perestrojka onder Gorbatsjov haperden. Een politieke wetenschapper zei destijds: ‘Te veel vrijheid zorgt ervoor dat veel Russen zich ongemakkelijk voelen.’Dit soort commentaar speelt in op westerse vooroordelen, en het heeft daarom talloze regimewisselingen overleefd. Maar het idee van Ruslands bijzondere bestemming is uiteindelijk aangeslagen omdat het de Russische overheid zelf van pas komt. Een recent boek daarover zei onomwonden: ‘De gezagsgetrouwe interpretatie van de Russische geschiedenis is een rechtvaardiging van het niet-afleggen van verantwoordelijkheid en een absolutie van vroegere misdrijven.’ Door de geschiedenis te gebruiken kan zelfs de huidige overheid, aldus een andere auteur, ‘zichzelf binnen de tradities van het verleden plaatsen’. Zij voert de staat op als ‘het middelpunt van het sociale en particuliere leven, in zekere zin een ultieme rechtvaardiging voor het leven van het individu’.
Het Kremlin is een ideale plaats om van daaruit over dit alles na te denken. Het is een plek waar mythen ontstaan, het toneel waarop de Russische staat zijn macht en zijn herkomst tentoonspreidt. Maar de vesting zelf heeft ook een unieke rol. Ik ging haar verleden onderzoeken omdat ik meer wilde weten over het heden, maar uiteindelijk ging ik helemaal op in haar eigen geschiedenis. Die vormt een verhaal waarin verdichtsels het vaak winnen van de inhoud, maar bevat ook heel vaak de ware feiten. Bij het schrijven ervan heb ik moeten nadenken over de verhalen die heersers over zichzelf vertellen en ook heb ik me onderwerpen eigen moeten maken die variëren van de ideologie achter het kroningsritueel tot de fijne kneepjes van de orthodox-christelijke theologie. Maar tegelijkertijd las ik over uurwerkmechanismen, kanonnengieterijen en de technieken om oud pleisterwerk te herstellen. Het verhaal omvat vele culturen en minstens twee continenten. Ik volgde de ontwikkeling van de legers die op de Aziatische steppe ontstonden en ik probeerde een beeld te vormen van de reis door bos en moeras die menig Europees vakman aan het plechtige, kille, aan rituelen gebonden Moskouse hof deed belanden. Steeds als het Kremlin werd vernield (het was niet zo eeuwig als het wel leek), probeerde ik te ontdekken hoe zijn heersers zich de wederopbouw ervan voorstelden. Pierre Nora, de Franse historicus, zou de vesting zeker een ‘lieu de mémoire’ hebben genoemd, maar zij is ook een plek van actie en verandering geweest, een theater waarin de drama’s handelden over het heden, ook al werden ze verpakt als een evocatie van het verleden.
Ik zag al snel dat de idee van voorbeschikte continuïteit erg oud was. Ik begon ook te begrijpen hoe de vertrouwde verhalen tot stand kwamen. Van monniken tot hofschrijvers en van Sovjetpropagandisten tot Poetins favoriete schoolboekenschrijvers, is het altijd gebruikelijk geweest dat Russische hovelingen hele hoofdstukken van het verleden herschreven. Zij deden dat meestal in een bewuste poging om een bepaalde persoon het gezag van de geschiedenis mee te geven, want de Russische staat had vaak te kampen met instabiel en kortstondig leiderschap en beleefde menig crisis in het centrum van de macht. Van vorsten en tsaren tot algemeen secretarissen en niet-gekozen presidenten, kon menig Russisch heerser nauwelijks een aanspraak doen gelden. Teneinde chaos of een mogelijke burgeroorlog af te wenden probeerden hun hoven echter een min of meer overtuigende serie opvolgingsmythen te scheppen. Sommigen beriepen zich op de godsdienst, anderen kwamen met de volkswil aanzetten, maar de geschiedenis vormde de basis van bijna ieder verhaal. De raadslieden van Ivan de Verschrikkelijke behoorden tot de vlijtigsten als het ging om het herschrijven van de oude kronieken: hij kreeg goddelijk gezag toebedeeld, alsmede een fabelachtige afk omst. Hun opvolgers in de 17e eeuw deden datzelfde werk voor de eerste Romanovtsaren. Ondanks hun nieuwlichtersretoriek riepen de bolsjewieken de geheiligde steun aan van een pantheon van dode helden. Ze maakten ook ten volle gebruik van de symbolische mogelijkheden van het Kremlin zelf. Door de ene na de andere crisis waren de omstandigheden zo moeilijk dat het volk van zijn kant bereid was zelfs een ongeloofwaardige troonpretendent in de armen te sluiten, als ze dachten dat hij aan een nostalgisch, haast sprookjesachtig ideaal voldeed. Het leven was zo hard en elke toekomst was zo hachelijk dat zelfs de eerste de beste boer hunkerde naar de zekerheden van vervlogen tijden. ‘Het hoogste goed in Moskovië was niet kennis maar de herinnering,’ concludeerde James Billington vijftig jaar geleden. ‘In een discussie was niets zo belangrijk als de “goede en sterke herinnering” aan de oudste beschikbare autoriteit.'
Maar we weten allemaal dat de herinnering veranderlijk is. Het Kremlin zelf is een weerslag van het verleden. Ook is het een geheiligde plaats, en de gebouwen ervan waren eens de heiligste plekken van Moskou. De rituelen die eromheen ontstonden, van gebeden en missen tot kroningen en koninklijke begrafenissen, waren oorspronkelijk bedoeld om het ware bestaan van een religieuze tijdloosheid te belichamen. Maar zelfs in de tijd van heiligen veranderde het ceremonieel. Van generatie op generatie kregen dezelfde woorden en dezelfde processies een volkomen nieuwe betekenis. De gebouwen bleven ook niet ongewijzigd, en van alle getuigen konden zij de verraderlijkste zijn. Als een muur werd overgeverfd of als een paleis gesloopt en herbouwd werd, leek zijn vroegere incarnatie nooit te hebben bestaan. De cyclus van vertrouwde gebeden kwam terug, met rijen iconen dragende priesters en hovelingen in gouden gewaden, maar de entourage was zo volledig veranderd dat zij volkomen nieuwe ideeën stimuleerde en, bij gebrek aan een betere term, valse herinneringen. Voor gebouwen, die zo concreet zijn, geldt dat het enige verleden is hetgeen er op dat moment staat. Het was een les die de bolsjewieken op dramatische wijze ter harte namen toen zij in 1929 de oude kloosters van het Kremlin sloopten. Ik merkte dat weinig mensen, ook Moskovieten, nu nog kunnen zeggen waar de gebouwen stonden. Sommigen twijfelen zelfs aan het bestaan ervan en kijken stomverbaasd naar de foto’s die het bewijs leveren.
Dit boek gaat over het Kremlin in de loop der eeuwen, maar het gaat evenzeer over het Kremlin nu. Toen ik eraan begon, ontdekte ik al snel de voordelen van een samenwerking – zelfs een eenzijdige – met Ruslands hoogste elite. Hoewel de onderzoeksmedewerkers van het Kremlin werken onder omstandigheden die slechter zijn dan die van een aan de universiteit verbonden historicus buiten de muren, is de algemene omgeving geweldig. Als ik met mijn met moeite verworven kartonnen pasje zwaaide naar de bewapende wachten bij de poort in de Borovitskajatoren en langs rijen vroege toeristen schoot, kreeg ik het superieure gevoel dat fellows van colleges in Oxford en Cambridge ongetwijfeld elke werkdag hebben. Ik liet de smog en de verkeersherrie van Moskou achter me. Voordat de rondleidingen beginnen, heerst binnen de muren een aangename rust, en zelfs nu, in dat land van diesel en sigaretten, voert de wind een vleugje wierook mee. De bibliotheek waar ik heen ging, had ook een mooie plek, in een bijgebouw van de Klokkentoren van Ivan de Grote, waar de medewerkers weinig ruimte hebben, maar waar geen toeristen komen.
Elk gevoel van erbij te horen is echter betrekkelijk, want dit is geen normale onderzoeksplek. In het Kremlin ziet de bezoeker wat hij mag zien. Zelfs de meest doortastende gast komt voor gesloten deuren te staan. Om dit boek te schrijven moest ik behoorlijk verder komen dan die leeszaal in de toren. Het pad leidde naar Italië, waar de architecten die de renaissancevesting ontwierpen vandaan kwamen, en naar bibliotheken in de Verenigde Staten en Groot-Brittannië. Als geschreven stukken geen uitkomst boden, spoorde ik deskundigen op. Onder de eerste mensen die ik interviewde zaten een paar politici en diplomaten die het Kremlin als werkplek hebben meegemaakt. Op een surrealistische avond, uren ten noorden van Stockholm, sprak ik in één keer met zes ex-ambassadeurs van Zweden in Moskou (‘U zult wel denken dat elke volwassen Zweed zijn land op deze manier moet dienen,’ grapte de laatste toen ik blijk van mijn verbazing gaf). Ik heb ook gesproken met een paar architecten en restaurateurs die de gebouwen door en door kennen. Kunsthistorici hebben me geholpen om de iconen en fresco’s te doorgronden. Deskundigen van minder bekende perioden van de geschiedenis hebben vragen beantwoord en nieuwe bronnen aangedragen. Ik heb in de loop van verscheidene jaren tijdens mijn bezoeken aan de Moskouse vesting zelfs de kans gehad de moeilijk te vangen valken te bewonderen die men houdt om de Kremlinkraaien te doden.
Eén verhaal lijkt echter de opwinding van de jacht te vangen, en voor mij was het een soort inleiding op zichzelf. Een van mijn moeilijkst te verwezenlijken ambities als onderzoekster was om een blik te werpen achter het voor iedereen zichtbare. Elke archeoloog weet dat je een heleboel te weten kunt komen over een cultuur, en vooral een verborgen cultuur, als je kijkt naar de dingen die zij weggooit. Het Kremlin is niet echt een plek om naar afval te zoeken, maar in één geval wist ik de lokale equivalent van een rommelzolder te bezoeken. De kans kwam als een onverwachte bonus toen een bedrijvige vrouw die een van de onderzoeksafdelingen van het Kremlin leidt, me een privérondleiding aanbood. Het idee was alle nog bestaande kerken te bekijken, en daar zijn er veel van.
Ik was er vroeg op de afgesproken ochtend, want ik was altijd graag even in de lege vesting om het subtiele herfstlicht op de kalksteen te zien spelen. Mijn gids, wier kantoor huisde in een bijgebouw van de Verkondigingskathedraal, had haar spullen nog niet klaar, dus kletsten we wat terwijl zij zorgvuldig een keuze maakte uit een doos met sleutels. Ik keek vol verbazing naar elke sleutel die zij op haar bureau legde, want sleutels als deze moesten uit meteorieten zijn gesmeed en door een draak zijn bewaakt. Sommige waren lang en zwaar, andere ingewikkeld, en de meeste waren zo rijkversierd dat ze moeilijk in één hand te houden waren. Ik had echter geen tijd om ze allemaal goed te bekijken, voordat de conservatrice klaar was met in haar kast te rommelen en zij een combinatietang tevoorschijn haalde. Die bleek bedoeld om de zegels te verbreken op de deuren van de talloze geheime paleisvertrekken.
Het eerste zegel doemde voor ons op boven aan de stenen trap die via een lichtovergoten atrium naar het oude gedeelte van het paleis voerde. Hier stond een verzegeld, prachtig gesmeed en verguld hek, en daarachter, ook gesloten en verzegeld, een flinke houten deur. Het zag er dreigend uit, maar de buigtang verbrak het zegel, de lange sleutel draaide vrij gemakkelijk, de houten deur zwaaide open en we kwamen in een 17e-eeuwse kerk met iconen van de meester Simon Oesjakov. De eerste verrassing was hoe donker en zelfs klam het vertrek leek na het felle licht van de kroonluchters daarbuiten. We vonden de schakelaar voor het elektrische peertje, en door het onbarmhartige licht daarvan zag ik waarom de duisternis van daarnet me zo had getroff en. Russische kerken moeten glinsteren en stralen, maar deze kerk had nergens goud of zilver en de kostbare iconen hingen aan een grof ogende houten iconostase. Het bleek dat het antieke zilver waarmee de wand eens was afgewerkt in de tijd van Lenin eraf gehaald en omgesmolten was, zogenaamd om brood voor het volk te kopen, maar in feite om de regering overeind te houden. Hetzelfde lot had andere kostbaarheden getroff en, zoals we achter volgende gesloten en verzegelde deuren ontdekten. Er waren meer kerken, meer onttakelde iconostasen, en onverlichte en in hun leegheid mysterieuze vertrekken. Maar er was nog veel te zien en een paar uur zigzagden we door het complex; op een gegeven moment pauzeerden we even om in de wintertuin te kijken waar vroeger Stalin zijn bioscoop had.
Mijn nieuwe vriendin trakteerde me ruimschoots op haar tijd en kennis, maar aarzelde even toen we de laatste trap afgingen. ‘Niet tegen de brandweer zeggen,’ mompelde ze. De gang vernauwde zich en de vloerkleden waren al lange tijd niet vervangen. We daalden af naar een 14e-eeuwse kerk die verloren was gewaand tot men hem ten tijde van tsaar Nicolaas I bij bouwwerkzaamheden herontdekte. Ruim zeshonderd jaar, en vele oorlogen, vele branden en vele herbouwplannen later is er van de kerk zelf niet veel meer over. De muren zijn gewit, maar er was nog heel wat anders te zien. In de gang en onder aan de trap stonden ladders, potten verf en lelijk ogende stapels kapotte stoelen. Ik zag een opgerolde rode vlag tegen een muur, een vergulde tafel uit een expositieruimte, stoflakens met spetters witsel, een kapotte radio. De expeditie via het paleis van Nicolaas, en dat van Michail Romanov, en dat van Ivan de Verschrikkelijke, en via de fundamenten van veel oudere vertrekken had niet alleen het karakter van een terugreis in de tijd, wat je kunt verwachten als je afdaalt in onderaardse krochten. Ik had meer het gevoel alsof een aantal afgedankte versies van het verleden van het Kremlin in een tijdscapsule waren gestopt, waarbij het ene decennium na het andere samensmolt tot één surrealistische tijdspanne.
De Russische geschiedenis zit vol sloop en herbouw: het land heeft echt wel zijn portie verandering gehad. Om ingewikkelde redenen, en niet altijd dezelfde, heeft de staat, in een reeks van verschillende vormen, het altijd voor het zeggen gehad, dit ten koste van de democratische rechten. Op elk crisismoment is een aantal keuzes gemaakt, vaak in het Kremlin, en altijd door specifieke mensen die een reeks kortetermijnbelangen moesten bewaken. Daar is niets onvermijdelijks aan, en de terzijde geschoven keuzes bevestigen de verbrokkelde aard van het verhaal. Als de huidige Russische leiders het hebben over de machtige staat, de zogeheten tradities die zij ‘soevereine democratie’ hebben genoemd, maken zij nog een andere keuze. De geschiedenis heeft daar niets mee te maken, want waar die rode vlag en die oude stoelen zo goed van getuigen: traditie is iets wat je als bloemen van de vorige week kunt weggooien. Er zijn veel Russische verledens geweest. Als zijn verzegelde deuren eenmaal zijn geopend, hoeft het Kremlin niet langer de steunpilaar van tirannen te lijken waar Custine zo op schold. In een cultuur die de geschiedenis zelf probeert te controleren, is het als overlevende een gênante, maar schitterende, fascinerende en uiteindelijk zeer geloofwaardige getuige van het verborgen hart van de Russische staat.

 

Copyright © Catherine Merridale, 2013

Uitgeverij Nieuw Amsterdam

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum