Leesfragment: Skios

27 november 2015 , door Michael Frayn

Skios van Michael Frayn is een van onze zomerboeken. We publiceren een uitgebreid fragment:

'Alle lezingen, hoe uniek en speciaal ook, waren uiteraard afgrijselijk, maar sommige waren afgrijselijker dan andere. Er moest een lezing worden gehouden. Waarom? Omdat er altijd een lezing was gehouden. Zolang de stichting bestond was er elk jaar een Fred Toppler Lezing geweest.'

Op het zonovergoten Griekse eiland Skios wordt de gelauwerde wetenschapper dr. Norman Wilfred verwacht als eregast van de Fred Toppler Foundation. Hij blijkt verrassend jong en charmant te zijn, helemaal niet de intimiderende geleerde die men zich had voorgesteld. Al snel zijn alle gedistingeerde gasten verkocht. Niet in de laatste plaats Nikki, de mooie en doortastende organisatrice.

Aan de andere kant van het eiland arriveert op hetzelfde moment Nikki s oude schoolvriendin Georgie voor een heimelijke vakantie met jetsetter en notoire rokkenjager Oliver Fox, met wie ze heeft afgesproken in een prachtige vakantievilla. Maar hij komt niet opdagen, en ze blijkt door een onfortuinlijke samenloop van omstandigheden de villa te moeten delen met een pedante, kalende professor die de weg én zijn koffer kwijt is. Het enige wat hij nog bij zich heeft is zijn vreselijk belangrijke speech waar wetenschappers van over de hele wereld reikhalzend naar uitkijken.

Michael Frayn (Londen, 1933) begon zijn carrier als journalist bij The Guardian and The Observer. Hij schreef vele romans waaronder Towards the End of the Morning, The Trick of It en A Landing on the Sun [e-book]. Headlong [e-book] (1999) stond op de shortlist van de Booker Prize en Spies (2002) won de Whitebread Novel Award. Verder schreef hij vijftien succesvolle toneelstukken en is hij getrouwd met biografe en critica Claire Tomalin. Skios stond op de longlist van de Booker Prize 2012.

1

‘Rest mij nog onze eminente gast hartelijk te bedanken,’ zei Nikki Hook, ‘dat hij ons zo’n geweldige en fascinerende avond heeft bezorgd. Eentje waarvan ik zeker weet dat geen van de aanwezigen hem ooit zal vergeten…’
Ze stopte met typen, las de zin nogmaals hardop aan zichzelf voor, wiste vervolgens ‘geweldige’ en ‘fascinerende’ en voegde ‘unieke’ en ‘speciale’ in, wat ietsjes, nou ja, unieker en specialer klonk. Een beetje meer als iets wat mevrouw Fred Toppler zou zeggen ook, en daar ging het om, aangezien mevrouw Fred Toppler en niet Nikki degene was die zo dankbaar zou zijn en het allemaal zo buitengewoon zou vinden. Nikki was slechts de PA van mevrouw Fred Toppler. Zij verstrekte de gedachten die mevrouw Toppler kon denken, maar uiteindelijk was mevrouw Toppler degene die ze moest denken.
Achter de ramen van Nikki’s kantoor lagen de tuimelende tuinen en heuvels van de Fred Toppler Foundation er felgekleurd bij in het schijnsel van de mediterrane middagzon. Watervallen van goed bewaterde bougainvilles en plumbagos leken het verzadigde blauw van de lucht uit te dagen. De vissershuisjes langs de kade en de motorjachten die voor anker lagen te schommelen op de begoochelende zee waren net zo oogverblindend wit en hemelsblauw als de Griekse vlag die lethargisch wapperde aan de vlaggenmast.
Maar Nikki was, terwijl ze naar buiten keek en mevrouw Topplers gedachten voor haar componeerde, zo discreet koel als de airco. Haar discreet geblondeerde haar strak in het gelid, haar witte blouse en blauwe rokje een discrete echo van de Griekse witten en blauwen buiten. Haar gezichtsuitdrukking stond op een prettige maar discrete manier open voor de wereld. Ze was op een discrete manier Brits omdat mevrouw Toppler, die Amerikaans was, dat net als wijlen meneer Fred apprecieerde. Europeanen in het algemeen belichaamden in haar ogen de beschaafde waarden die de Fred Toppler Foundation beoogde te promoten, en Britten waren Europeanen die zo tactvol en verstandig waren om Engels te spreken. Hoe dan ook, iedereen mocht Nikki graag, niet alleen mevrouw Toppler. Ze was zo aardig! Op haar derde was ze al een heel aardig meisje geweest. Dat was ze ook toen ze zeventien werd, een leeftijd waarop aardigheid een veel zeldzamer prestatie was, en bijna twintig jaar later was ze het nog steeds. Discreet gebruind, discreet blond, discreet effectief en discreet aardig.
Terwijl Nikki toekeek, begonnen er mensen uit de vissershuisjes te komen en naar de tafeltjes te scharrelen die her en der in de schaduw stonden van de grote boom op het centrale plein. Het waren geen vissers; ze waren niet eens Grieks. Het waren ook geen toeristen of vakantiegangers. Het waren de Engelssprekende gasten voor de jaarlijkse Great European House Party van de stichting. Ze hadden de hele dag seminars bijgewoond over Minoïsche kookkunst en vroegchristelijke meditatietechnieken, tijdens workshops gekeken naar demonstraties van traditionele Macedonische dansen en laatmiddeleeuws bloemschikken. Ze hadden hun inspanningen afgewisseld met stukjes zwemmen en siësta’s, met beschaafde conversaties tijdens het ontbijt en de koffie halverwege de ochtend, tijdens een drankje voor de lunch, de lunch, de koffie na de lunch, tijdens een kopje thee ’s middags en de nodige snacks. Nu waren ze op weg naar meer intellectuele versnaperingen tijdens het diner en verscheidene drankjes voor en na de maaltijd.
Morgenavond zou al die beschaving zijn climax bereiken tijdens een champagnereceptie en een chic diner, waarna de gasten geestelijk voorbereid zouden worden op het belangrijkste event van de House Party, de Fred Toppler Lezing. De lezing was een van de hoogtepunten op de Griekse culturele agenda. De deelnemers zouden gezelschap krijgen van hoge gasten uit Athene, die door de lucht en over zee naar het eiland vervoerd zouden worden. Er zouden negatieve commentaren in de kranten verschijnen over de keuze van het onderwerp en de spreker, vol klaagzangen over de treurige neergang in kwaliteit van beide.
Als het God behaagde, zou het dit jaar niet al te afgrijselijk worden, bad Nikki. Alle lezingen, hoe uniek en speciaal ook, waren uiteraard afgrijselijk, maar sommige waren afgrijselijker dan andere. Er moest een lezing worden gehouden. Waarom? Omdat er altijd een lezing was gehouden. Zolang de stichting bestond was er elk jaar een Fred Toppler Lezing geweest. Er waren lezingen gehouden over de Crisis in zus en de Uitdaging van zo. Er was een Enigma van geweest, een Werwaarts en een Waarom?, drie Vooruitzichten voor en twee Heroverwegingen van. Naarmate de directeur van de stichting excentrieker en teruggetrokkener was geworden, werden zijn keuzes wat betreft het uitnodigen van sprekers ook steeds buitenissiger. De Post-syncretistische Benadering van wat-het-ook-was van het voorgaande jaar had zelfs mevrouw Toppler, die bereid was bijna iedereen voor bijna alles te bedanken, doen struikelen over die taak, wat misschien de onbewuste reden was voor het feit dat ze het ‘niet’ was vergeten in de zinsnede dat dit ‘een gelegenheid was die ze niet snel zouden vergeten’. Nikki had gebruikgemaakt van het feit dat de directeur afwezig was, in retraite in Nepal, om de spreker van dit jaar zelf te kiezen.
‘Dr. Norman Wilfred behoeft geen introductie,’ zou mevrouw Fred Toppler morgen zeggen als ze hem introduceerde. Nikki bekeek de onnodige introductie die volgde, waarin ze het cv parafraseerde dat de persoonlijk assistent van dr. Wilfred haar gestuurd had. Zijn lijst van publicaties en benoemingen, van fellowships en toegekende prijzen was verbluffend. Lucinda Knowles, Nikki’s evenknie aan het J.G. Fledge Instituut had haar verzekerd dat dr. Wilfred zowel een serieuze expert op het gebied van wetenschappelijk management als een heuse beroemdheid was. Haar vriendin Jane Gee, van het Cartagena Festival, zei dat hij de spreker was die iedereen op het moment wilde hebben.
Dus dit jaar werd het: Innovatie en bestuur: de belofte van scientometrica. Iets aan het woord ‘belofte’ zorgde ervoor dat Nikki plotseling de moed in de schoenen zakte. Haar keuze zou net zo afschuwelijk uitpakken als alle andere. En op datzelfde moment hing hij op acht kilometer hoogte in de lucht, op weg vanuit Londen, boven Zwitserland of Noord-Italië. Ze had een duidelijk en ontmoedigend beeld van hem, zoals hij daar in de businessclass van zijn gratis champagne zat te nippen. Al die comités en internationale lezingen hadden ongetwijfeld hun tol geëist. Zijn wangen zouden zwaar zijn van belangrijkheid, zijn taille breed en zijn haar dun. Hij had zijn Innovatie en bestuur de hele wereld over gezeuld, van Toronto naar Tokio en van Oslo naar Oswego, tot het manuscript geel was van de alpenzon, traanbevlekt van de tropische regen en uitgeput door de eindeloze herhalingen.
Ze printte de onnodige introductie en het hartelijke dankwoord, de solide boekensteunen die al wat komen ging zouden omsluiten. Het was nu toch te laat om te veranderen wat dat zou worden. Het suisde met zevenhonderd kilometer per uur op hen af.
Ze keek op haar horloge. Ze had nog precies genoeg tijd om de teksten aan mevrouw Toppler te overhandigen en daarna nog een paar dingen op haar lijstje te dubbelchecken voor ze naar het vliegveld ging. Ze liep haar kantoor uit, tegen de bakstenen muur van de namiddaghitte op.

2

Waarom doe ik het nog? dacht dr. Norman Wilfred, terwijl hij van zijn gratis businessclasschampagne nipte en afwezig neerkeek op de wereld, zeven kilometer onder hem. Waarom dóé ik het nog?
Steeds maar weer in dezelfde tredmolen. Weer een uitzicht als alle andere, op een of ander ondefinieerbaar deel van het aardoppervlak dat zeven kilometer buiten je bereik lag. Vervolgens het zoveelste vliegveld en de zoveelste klaarstaande auto. Opnieuw de verzekering dat iedereen zo had uitgekeken naar je komst. Het zoveelste gastenverblijf met twee handdoeken en een zeepje op het bed. De Fred Toppler Foundation had in academische kringen de reputatie erg goed voor haar gastsprekers te zorgen, dat was waar. Hij kon uitzien naar drinkbare wijn en comfortabele stoelen die waren klaargezet in zacht zonlicht of warme schaduw. Maar als hij dacht aan het optreden dat hij zou moeten geven om die kleine compensaties te verdienen, voelde hij evengoed een vertrouwde vermoeidheid in het merg van zijn botten.
‘Dr. Norman Wilfred?’ zouden mensen zeggen als hij werd voorgesteld, en hij zag nu al voor zich hoe de uitdrukking op hun gezichten zou veranderen. Hij kon voelen hoe hij zou glimlachen en zijn hoofd lichtjes buigen. Hij zou voor de zoveelste keer de onderwerpen aansnijden die hij achter de hand had voor het verplichte rondje keuvelen met zijn medegasten. Voor de zoveelste keer zijn voorraadje ongebruikelijke weetjes, originele gedachten en interessante opinies van stal halen. Hij zou de roddels presenteren die hij paraat had, en de beproefde verhalen opdissen.
En dan de lezing zelf. De gezichten die verwachtingsvol naar hem opkeken. De overdreven introductie met een overzicht van zijn carrière geparafraseerd uit het cv dat Vicki hun had toegestuurd en dat steevast was teruggebracht tot een hanteerbare lengte door de belangrijkste publicaties en benoemingen te schrappen. Zijn hoofd bescheiden naar beneden, terwijl hij het hele verhaal voor de zoveelste keer aanhoorde, om zo te onthullen hoe zijn hoge voorhoofd zich met de jaren over de bovenkant van zijn schedel had uitgebreid.
Het applaus als hij naar de lessenaar loopt en de tekst van zijn lezing openslaat…
Zijn lezing! Had hij die wel bij zich? Hij voelde nog een keer in zijn handbagage, voor de zekerheid. Ja, daar was ze in al haar geruststellendheid. Op reis hield hij de tekst van zijn lezing altijd bij zich. Hij was door de jaren heen te vaak van zijn bagage gescheiden om nog risico’s te nemen. Tandenborstels en pyjama’s konden vervangen worden; de lezing was onderdeel van hemzelf, vlees van zijn vlees en een bot van zijn gebeente. Hij haalde haar uit zijn tas, voor de dubbele zekerheid. Dezelfde versleten bruine map die al zo veel duizenden vermoeide kilometers met hem was meegereisd, getekend door een wijnvlek die hij had opgelopen in Melbourne, de uitgesmeerde resten van een of ander tropisch insectje in Singapore. Hij zou nog een paar inleidende opmerkingen toevoegen, zoals hij meestal deed, om duidelijk te maken hoe buitengewoon relevant de lezing was in deze specifieke tijd en op deze specifieke plek, maar het leeuwendeel van de tekst had, net als zijn schedel, in de loop van vele jaren langzaam zijn huidige vorm gekregen. Een compleet leven aan gedachten en studie was neergeslagen op deze pagina’s, de uitdrukking ervan geleidelijk verfijnd en aangepast aan de omstandigheden, zoals alle menselijke kennis. De zorgvuldig geformuleerde zinnen waren net zo vertrouwd en geruststellend als de wijnvlek en het dode insect. ‘Wellicht een van de voornaamste uitdagingen waar we heden ten dage mee te maken hebben… De angsten en verlangens van de mensheid… Binnen een algeheel kader van maatschappelijke verantwoordelijkheid…’
Hij zag de woorden naar hem opkijken in het warme bad van licht op de lessenaar, als goedgemanierde kinderen naar hun liefdevolle vader. ‘Deze problemen moeten met ferme hand worden aangepakt… En hier is een waarschuwend woord op zijn plaats…’ Hij hoorde de deskundige maar schijnbaar nog altijd spontane voordracht. De kleine geïmproviseerde variaties en terzijdes. Het gelach. Het redelijk lange applaus aan het eind. De waarderende woorden van zijn gastheer – ‘scherp, fascinerend, tot nadenken stemmend’ – die wellicht niet geheel onoprecht waren…
Maar waarom deed je het nog? Als je ook achter je bureau kon zitten aan het instituut en echt wetenschappelijk werk kon doen. Je kon inspannen om de laatste onderzoeken te begrijpen van jongere rivalen die een geheel nieuw, onbegrijpelijk vocabulaire hadden geschapen; of je de banksaldi van het instituut meester maken voor de volgende vergadering van het bestuurscomité; of orde scheppen in de chaos waarin het manuscript van je nieuwe boek leek te zijn vervallen.
In plaats daarvan zat je hier weer, zeven kilometer boven de grond met een glas champagne in je hand. Waarom, waarom, waarom?
Goed, er viel ook enige bevrediging te ontlenen aan dr. Norman Wilfred zijn. Puur vanwege het feit dat hij was wie hij was, werden serieus verwoorde documenten, opgesteld dankzij de inspanningen van anderen, ter ondertekening aan hem voorgelegd. Zijn advies en zijn vaardigheden als voorzitter gingen niet ongewaardeerd voorbij. Als mensen zijn naam hoorden, wisten ze precies wat ze zouden krijgen. Ze werden nooit teleurgesteld. Dr. Norman Wilfred was wat ze verwachtten, en dr. Norman Wilfred kregen ze ook.
En als dr. Norman Wilfred zijn zo zijn voordelen had, dacht hij terwijl de stewardess zijn glas bijschonk, dan had hij die absoluut verdiend. Hij was maar langzaam en door aanhoudende inspanningen geworden wie hij was, gedachte na gedachte, opinie na opinie, afspraak na afspraak. Er waren gaandeweg vele teleurstellingen geweest; mislukkingen, afwijzingen en sneren; ochtenden waarop hij in de scheerspiegel had gekeken en iemand had gezien wiens gezicht hem niet erg aanstond. Zelfs nu had hij nog zo zijn problemen. Zijn bloeddruk moest onder controle gehouden worden, hij had een ernstige uienallergie ontwikkeld en hij leed misschien onder een lichte neiging zichzelf te serieus te nemen.
En aan de schijnbaar ongeneeslijke gewoonte om in vliegtuigen te belanden met een glas champagne in zijn hand en met nog meer verlammend comfort en vleierij in het verschiet.

3

Nikki liep langzaam over het groene terrein van de stichting, over de kronkelpaden door de heuvels die uitkeken op de baai en de zomerse stapelwolken. Het licht begon zachter te worden nu de middag vergleed in de avond. Er hing een suggestie van goud in de lucht.
Ze was dol op deze plek. Alles was hier zo op zijn gemak met zichzelf, zo perfect in evenwicht, als het binnenwerk van een goed horloge, of de natuur zelf. Het web van pijpleidingen en sprinklers dat alles groen hield was discreet verborgen. Net als de stroom geld die de sproeiers aan het sproeien hield. Het was een complete wereld, een miniatuurmodel van de Europese beschaving die het moest promoten, en ze kon bijna voelen hoe die in haar handpalm lag, terwijl het raderwerk zachtjes zoemde. Het enige onderdeel van de machinerie dat een beetje stroef liep, dat ervoor zorgde dat de hele klok lichtjes achterliep, was het deel dat verscholen lag achter de gesloten luiken van Empedocles, de villa die hoog boven alle andere uit torende en waarin de uitgedroogde en falende directeur weggestopt zat. Hoewel, misschien niet veel langer meer…
Uit de visserloze vissershuisjes langs de kade en uit de suites in villa’s die over de hele kaap die de stichting bestreek tussen de bomen verscholen lagen, uit Leucippus en Anaximander, uit Xenocles, Theodectes, Menander, Aristofanes en Antifanes, kwamen steeds meer House Party-gasten tevoorschijn, op zoek naar eten en drinken. Er was al minstens twee uur verstreken sinds ze voor het laatst werden gevoederd en bewaterd.
Ze stelde zich voor dat ze het allemaal voor het eerst zag, zoals dr. Wilfred dat binnenkort zou doen. Hoe zou het in zijn ogen afsteken bij de andere stichtingen en instituten over de hele wereld waar hij gesproken had? Ze stelde zich voor dat hij naast haar liep, waarderend keek en luisterde terwijl zij alles aan hem uitlegde. Misschien was hij wel sympathieker dan ze zich had voorgesteld toen ze zijn cv uitschreef. Dat was hij inderdaad, ze voelde het gewoon. Het was iemand met wie je kon praten.
‘De meeste gasten komen uit de States,’ vertelde ze hem, haar woorden voor ieder ander even onhoorbaar als hij onzichtbaar was. ‘Allemaal gruwelijk rijk, uiteraard, anders zouden ze hier niet zijn. Maar vreselijk aardige mensen, anders zouden ze niet geïnteresseerd zijn in het soort dingen dat we hier doen.’
Ze zwaaide naar een ouder echtpaar met appelwangetjesglimlachen. ‘Hé, hallo!’ riep ze. ‘O, Nikki, liefje,’ riep de vrouw, ‘we hebben het zo naar ons zin! En allemaal dankzij jou, natuurlijk! En we weten dat je morgen een traktatie voor ons in petto hebt!’
‘Meneer en mevrouw Chuck Friendly,’ mompelde Nikki tegen de lichaamloze traktatie die naast haar liep. ‘Ik heb begrepen dat ze het op twee na rijkste echtpaar in de staat Rhode Island zijn. Ze komen al vanaf de eerste House Party elk jaar na Skios. Lief! De meeste gasten zijn echtparen, en de rest hoopt dat te worden, dus pas maar op!’
Twee mannen kuierden samen bedachtzaam in de schaduw van de Tempel van Athene. Een van de twee haalde zijn pijp uit zijn mond en hief die als een glas wijn, de ander salaamde.
‘Alf Persson,’ legde ze uit aan dr. Wilfred, ‘de Zweedse theoloog. Behoorlijk bekend, geloof ik, in theologische kringen. En V.J.D. Chadhury, de grootste autoriteit op het gebied van relatieve onderontwikkeling. Twee van onze embedded intellectuelen! U bent niet de enige eminente bezoeker, weet u!’
Ze staken het eeuwenoude marktplein over, waar mannen cateringtafeltjes, goudkleurige stoelen, tapijten en balen linnen uit elektrische vrachtwagentjes laadden. ‘Die stenen vloer is drieduizend jaar oud,’ bracht ze de voorman in herinnering. ‘Zorgt u er wel voor dat de tapijten erop liggen voor er iets van metaal mee in aanraking komt?’
Tegen dr. Wilfred voegde ze daar bescheiden aan toe: ‘Mijn Grieks is na vijf jaar nog steeds tamelijk rudimentair… O, en daar heb je nog een van onze embedded intellectuelen.’ Ze zwaaide naar een jonge man die somber uit een raam van Epictetus staarde. ‘Een Brit, deze, net als ik. Chris Binn, writer in residence… Chris, wil je me een plezier doen? Als we morgen toekomen aan de vragen na de lezing en niemand durft de eerste te zijn, dan willen we niet dat er weer zo’n vreselijke stilte valt, zoals vorig jaar. Dus wil jij een vraag voorbereiden?’
‘Een vraag?’ zei Chris Binn, alsof hij het woord nog nooit eerder was tegengekomen.
‘Over wat dan ook,’ zei Nikki. ‘Over zijn werk. Vooruitzichten met betrekking tot internationale controle. Kijk maar. Je verzint wel iets. Je bent tenslotte een schrijver. Gewoon om de boel op gang te brengen… Bij de lezing. Je komt toch wel naar de lezing, morgen?’
‘Tuurlijk,’ zei Chris. ‘Zeker. Absoluut.’
‘Hij gaat zo op in zijn werk!’ fluisterde Nikki tegen dr. Wilfred, terwijl ze hun weg vervolgden. ‘Hij wist niet eens dat er morgen een lezing wás!’
‘Misschien komt het door de aanblik van jou dat hij alles vergeet,’ stelt ze zich voor dat dr. Wilfred zal zeggen. Ze lacht. ‘Nou, nou!’ Hij was écht charmanter dan ze had verwacht. En hij was een stuk jonger en slanker geworden.
‘Jezus, Nikki,’ zei een oudere dame die met een in eau de cologne gedrenkte kanten zakdoek haar voorhoofd depte terwijl ze vlak langs de Afroditefontein liepen, ‘jij ziet er ook altijd uit alsof je uit een deodorantreclame komt gewandeld. Ik weet niet hoe je ’t voor elkaar krijgt.’
‘Ik denk koele gedachten, mevrouw Comax,’ zei Nikki.
Haar koele gedachten behelsden dat zij zelf op net zo’n discrete manier onmisbaar was voor het reilen en zeilen van de stichting als het water in de begraven pijpleiding of de mysterieuze stroom van fondsen door de boekhouding. Dat zei ze niet graag tegen dr. Wilfred, maar dat zag hij zelf waarschijnlijk ook wel in. Zeker als ze een klein uitstapje achter de schermen met hem maakte. Afgeschermd door dichte struiken lag daar een wereld die niet bestond uit traditionele stenen cottages of villa’s vernoemd naar filosofen en dichters, maar uit geprefabriceerde hutjes die helemaal nergens naar vernoemd waren.
‘Hier woont het personeel,’ legde ze uit. ‘Wilt u hier even wachten? Ik moet alleen een kijkje nemen in de keuken.’
‘Wat nou weer?!’ schreeuwde Yannis Voskopoulos, de chef de cuisine, boven het gekletter van roestvrij staal, het geraas van de afzuigkappen en het eindeloze Levantijnse popgekweel van een vrouw op de radio uit. ‘Ik weet niet wat jij gaat vertellen, maar je hebt me al verteld! Twee keer! En wij hebben gedaan! Twee keer ook!’
Een paar van de in wit gehulde spoken keken op van de ovens en werkbladen, en zwaaiden vriendelijk met pollepels en vleesmessen naar Nikki. Sommige keken op en herkenden haar niet.
‘Maar die nieuwe jongens, Yannis,’ zei ze, niet in het Grieks maar in Amerikaans Engels omdat Yannis in Amerika had gewerkt en de taal graag bijhield. ‘Die jongen van het uitzendbureau. Hou je die wel in de gaten?’
‘Hou iedereen in de gaten, Nikki. Iedereen en alles. Net als jij.’
‘Vorig jaar vergat je de koosjere gerechten.’
‘Nikki, jij wil koosjer zien? Kijk: koosjer. Halal. Suikervrij. Vegetarisch. Glutenvrij, zonder noten, zoutloos. Vegetarisch koosjer. Suikervrij halal. Glutenvrij én suikervrij. Zoutloos, zonder noten en vegetarisch. Wegwezen hier, Nikki!’
‘En zonder uien?’
‘Zonder úíen?!’
‘Zoutloos en zonder uien! Voor de gastspreker! Dat heb ik toch gezegd!’
Yannis keek naar het plafond en veegde vervolgens zijn gezicht af met de ovenwant die hij bij zich had. Hij zuchtte.
‘Toen ik kind was in Piraeus,’ zei hij, ‘wij hadden maar twee soorten eten. Er was eten en was geen eten.’
‘Ziet u nu waarom ik alles controleer?’ zei Nikki.
Ze voegde zich weer bij de denkbeeldige dr. Wilfred en liep met hem door naar Parmenides, het rustige, luxueuze gastenverblijf waar hij zou logeren. Hij was nu al onder de indruk, zag ze, terwijl ze de heuvel beklommen. Toen ze binnen de luiken had geopend om het grootste panorama van de baai beneden binnen te laten, de gestapelde cumuluswolken boven de horizon en de schommelende motorjachten langs de kade, dacht ze hem naar adem te horen happen. Het was maar goed dat hij het nu zag – tegen de tijd dat hij daadwerkelijk arriveerde, was het waarschijnlijk al donker. Ze controleerde of de airco het deed, vulde het water in de vazen met gele lelies en witte rozen bij en deed een zich eindeloos herhalend schijfje in de cd-speler. Een kalm gemompel van orthodoxe kerkzang verzachtte de lucht.
‘De monniken van het plaatselijke klooster,’ legde ze uit.
Ze haalde de whisky uit de buffetkast en zette hem naast de tumblers erbovenop. ‘Een tamelijk zeldzame straight malt,’ zei ze. ‘Is dat goed?’
Ze liep de slaapkamer in, sloeg de lakens om en legde de witte badjas en slippers klaar die zo weelderig en zacht waren als de vacht van een subtropische ijsbeer. Liep verder naar de studeer - kamer: briefpapier op het bureau, ja, lijst van geboden diensten, beknopte geschiedenis van de stichting. De keuken: champagne in de koelkast, met twee flutes, een goede lokale witte wijn en twee liter gekoeld water.
‘Uit de eigen bron van de stichting,’ vertelde ze hem. ‘Die is befaamd om zijn zuiverheid.’
Ze haalde de druiven uit de koelkast en een schaal uit de buffetkast om ze op te draperen. ‘Gemaakt in de pottenbakkerij van de stichting,’ legde ze uit. ‘Er is dat stukje uit Homeros op te zien waarin Odysseus aankomt op Skios, vermomd als een rondreizende messenslijper.’
Ze keek nog een keer rond voor ze vertrok… Die lelies… O mijn god! Dat moest ze ook maar extra controleren…
Ze raakte ‘Vicki’ aan op haar telefoon. Ze had het nummer er de afgelopen zes maanden in staan.
‘Vicki… Met mij weer, ben ik bang – Nikki. Het spijt me ontzettend… van PA tot PA – dat bekende overleg achter de schermen! Zit hij in het vliegtuig…? Ja, nou, ik denk dat we wel klaar zijn voor hem, alleen raakte ik op de valreep nog even in paniek… Lelies! Ik heb lelies in zijn kamer gezet! En ik dacht net: wacht eens even, als hij allergisch is voor uien…! Uien – bollen… Bollen – lelies…! Nee? O, fantastisch… Dank je wel… Sorry voor het lastigvallen. We zijn allemaal zo opgewonden dat hij komt!’
Veel te opgewonden in haar geval, dacht ze terwijl ze de telefoon weer in haar tas stopte. Dr. Wilfred was plotseling weer de te dikke, van zichzelf vervulde figuur die ze oorspronkelijk had verwacht. Maar je wist het nooit. Hij was volgens zijn cv tenslotte maar zestien jaar ouder dan zij. Ze herinnerde zich een discrete maar lyrische affaire, drie jaar geleden, met ‘De Uitdaging van Postmoderne Topologie’. Het gelach in de warme duisternis – zijn lippen die dicht bij de hare kwamen – de zachtjes binnendringende handen… Er bestonden verrassingen in het leven. Ze herinnerde zich ook dat ze hem de volgende ochtend terugreed naar het vliegveld, om terug te vliegen naar zijn vrouw…
Er stond, voor zover ze zich kon herinneren, in dr. Wilfreds cv niets over een huwelijk. Niet dat ze zelf ambities in die richting had. Ze vond het hier heerlijk, ze vond haar werk heerlijk. Maar evengoed…
Evengoed was het tijd om naar het vliegveld te gaan.

 

Copyright: © 2012 Michael Frayn
Copyright Nederlandse vertaling: © 2013 Dirk-Jan Arensman en J.M. Meulenhoff bv, Amsterdam

Uitgeverij Meulenhoff

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum