Leesfragment: Wibaut de machtige

27 november 2015 , door Herman de Liagre Böhl

15 november verschijnt de biografie Wibaut de machtige van Herman de Liagre Böhl. Wij publiceren voor. 'Zelden is een bestuurder van een grote gemeente zo geliefd geweest bij zijn achterban. Maar ook bij veel overige tijdgenoten was hij populair. Hij was een regent met in zijn houding en kleding altijd de inslag van de bohemien. In gezelschap was hij soms in zichzelf gekeerd en dan weer keek hij fel, bijna verstoord om zich heen, als een oude leeuw. Klein van stuk, maar stevig gebouwd en in elke groep of menigte het natuurlijk middelpunt.'

F.M. Wibaut (1859-1936) was de machtigste wethouder van Amsterdam in de twintigste eeuw en de grondlegger van het wethouderssocialisme in Nederland. Schatrijk geworden als houthandelaar in Middelburg, sloeg hij zijn vleugels uit en werd hij een van de invloedrijkste sociaaldemocraten van het land.
In Amsterdam was hij vanaf het begin van de Eerste Wereldoorlog tot in 1931 wethouder. Hij beheerde de cruciale levensmiddelenpolitiek tijdens de oorlog, was wethouder van Volkshuisvesting en bereikte het toppunt van zijn macht in de jaren twintig als wethouder van Financiën. Zijn grote inzet voor en invloed op de Amsterdamse gemeentepolitiek leidden ertoe dat hij als bijnamen 'de Machtige' en 'Onderkoning van Amsterdam' kreeg. Men zei wel: 'B&W = burgemeester en Wibaut.'
Wibaut de Machtige gaat niet alleen over de gemeentepolitiek, maar ook over Wibauts ondernemerschap en zijn betrokkenheid bij internationale organisaties zoals de Volkenbond. De Liagre Böhl gaat ook in op Wibauts rol als feminist en seksuele hervormer, en besteedt daarnaast aandacht aan zijn privéleven, inclusief zijn liefdesleven, zowel binnen als buiten zijn huwelijk.

Herman de Liagre Böhl (1943) is historicus en promoveerde op de politieke activiteiten van de dichter-communist Herman Gorter, over wie hij ook een biografie schreef. Van 1976 tot 2006 was hij (hoofd)docent aan de Universiteit van Amsterdam bij de vakgroep politicologie. Eerder verschenen van zijn hand Nederland industrialiseert! (1981), De bevrijding van Amsterdam (1989), Amsterdam op de helling (2010) en Steden in de steigers (2012).

Inleiding

Florentinus Wibaut (1859-1936) was afkomstig uit een gegoede katholieke ondernemersfamilie en werd aanvankelijk voor het priesterschap opgeleid. Hij stond jarenlang aan het hoofd van een welvarende houthandel in Middelburg, waarin zijn familie participeerde, en verdiende daar een fortuin. Hij had een sterke interesse voor economische vraagstukken, maakte kennis met de Fabian Society een gezelschap van prominente Engelse socialisten, en vertaalde in 1891 de door haar uitgegeven Essays in het Nederlands. Hij schreef in de periode 1895-1907 geregeld artikelen in de geest van het socialisme in het Sociaal Weekblad en tussen 1896 en 1907 vrijwel wekelijks in het vermaarde, maatschappelijk geëngageerde weekblad van P.L. Tak, De Kroniek. Met Tak behoorde hij tot het opvallend sterke contingent van intellectuelen uit de bourgeoisie dat in de jaren 1897-1899 toetrad tot de Sociaal-Democratische Arbeiders Partij (SDAP), zoals Herman Gorter, Henriëtte Roland Holst, Richard Roland Holst en J.W. Albarda, de latere partijleider.
In 1904 verhuisde Wibaut naar Amsterdam – hij was toen 45 – en verwierf daar spoedig een gezaghebbende positie onder de partijgenoten. Van 1907 tot 1931 was hij in de hoofdstad gemeenteraadslid, van 1907 tot 1922 lid van de Provinciale Staten van Noord-Holland en van 1922 tot 1935 lid van de Eerste Kamer. Vlak voor de Eerste Wereldoorlog werd hij tot wethouder van Amsterdam gekozen. Hij bleef als zodanig aan tot 1931, met een onderbreking in de jaren 1927-1929. Het wethouderschap was hem, de koopman, als het ware op het lijf geschreven. Zijn woningpolitiek was een baanbrekend voorbeeld van socialistisch beleid, dat na de Tweede Wereldoorlog tal van gemeenten in Nederland inspireerde.
Zijn financieel beleid muntte uit door voorzichtigheid, terwijl het tegelijkertijd de basis legde voor waardevolle sociale voorzieningen in de hoofdstad. Ook hiermee maakte Wibaut school in het hele land. In de Eerste Kamer pleitte hij herhaaldelijk voor versterking van de financiële positie van de gemeenten onder strenge handhaving van de autonomie. Wibaut werd tijdens het interbellum door zijn partijgenoten op handen gedragen. Maar ook buiten zijn partij werd hij gewaardeerd als bestuurder en politicus. Samen met zijn vrouw, de bekende feministisch-socialiste Mathilde Berdenis van Berlekom, publiceerde hij in 1932 het boek Wordend huwelijk, waarin hij de burgerlijke gezinsmoraal bekritiseerde. Dit boek deed uitzonderlijk veel stof opwaaien. Kort voor zijn dood, in 1936, schreef hij zijn memoires: het mooie en spannende boek Levensbouw.
Amsterdam heeft hem geëerd door zijn naam te geven aan een brede cityachtige invalsweg in Oost. De Wibautstraat is aangelegd in de jaren vijftig en zestig van de twintigste eeuw en er is een flink aantal kantoorkolossen langs gebouwd. Het autoverkeer breidde zich zodanig uit dat de allee een racebaan is geworden. Halverwege de boulevard verrees in 1968 het Wibauthuis: een massieve werkplek voor ruim tweeduizend ambtenaren, die in 2007 werd gesloopt. Aan Wibaut is ook eer bewezen met een borstbeeld op het Henriëtte Ronnerplein – een toonbeeld van de Amsterdamse School – in de Pijp, dat hijzelf in 1931 heeft onthuld. Als ereteken kreeg hij bovendien een meer dan levensgroot standbeeld in de naar hem genoemde straat, aan de voet van het Wibauthuis. Deze statue werd in de jaren 1964-1967 gemaakt door de beeldhouwer Han Wezelaar. Daar staat de grote wethouder met zijn hoedje in de hand, afgenomen voor de burgerij die hij diende, de wandelstok gehaakt aan een onderarm waar ook zijn jas overheen hangt. Een waardig heer, tot gemeenschapsdienst bereid. Het beeld werd op 18 maart 1967 onthuld door de wethouder voor financiën en kunstzaken (en latere burgemeester) van Amsterdam Wim Polak. In zijn toespraak verklaarde Polak dat Wibaut de meest vermaarde Amsterdamse wethouder van zijn eeuw was:

Wibaut heeft ons laten zien wat de Gemeente als maatschappelijk instituut kan en daarom ook móet betekenen voor burgers. De Gemeente is er niet om zichzelfs wil, maar als middel voor de collectieve behoeftenbevrediging van de burgers, als motor in het economische, sociale en culturele leven. En bij Gemeente denk ik dan in de eerste plaats aan de grote stad. Het is Wibaut geweest, die ons geleerd heeft wat je van het Stadhuis uit voor stadgenoten kunt doen. […] Als ik vandaag, morgen, over weken of maanden hier langs deze straat zal komen, dan zal ik telkens even dankbaar opzien naar het beeld van de man, die dit heeft geleerd, althans aan mij.

Sommigen in de stad dachten hier anders over: zij beschouwden Wibaut als een heerszuchtige regent die het boegbeeld was geweest van onderdrukking en uitbuiting. Vooral de radicale kraakbeweging, die tijdens de jaren zeventig en tachtig actief was in de stad, maalde niet om Wibauts nagedachtenis. In januari 1981 werd een groot kraakpand in Amsterdam-Oost, de Blaaskop, ontruimd. Hierop volgden rellen in de hele stad. Verhitte krakers trokken toen het beeld van de sokkel en plaatsten het voor de nabijgelegen Blaaskop, met een strop om de nek en een bord met de tekst: ‘Hoedt u voor de als links vermomde rechtsen, mijdt ze als de pest, want zij zijn erger dan de rest.’ Het standbeeld werd met verf besmeurd en liep zware beschadigingen op. De kraakbeweging verspeelde daarmee veel sympathie in de hoofdstad, waar de waardering voor Wibaut groot is.
Het heeft enkele jaren geduurd voordat het standbeeld weer was opgelapt, maar halverwege de jaren tachtig stond het weer op zijn voetstuk. De sloop van het Wibauthuis in 2007 maakte opnieuw een verwijdering van het standbeeld noodzakelijk. Twee jaar later werd het teruggeplaatst op de brug over de Singelgracht die ligt in de lengte van de Wibaustraat. De ‘heronthulling’ vond plaats op 23 juni 2009, in het kader van het programma ‘150 Jaar Wibaut’, een reeks van activiteiten ter gelegenheid van de 150ste geboortedag van de wethouder. Bij die gelegenheid stak Bouwe Olij, de stadsdeelvoorzitter van Amsterdam Oud-West en tevens organisator van de festiviteiten, in een speech de loftrompet over Wibaut:

Vandaag is het 150 jaar geleden dat Wibaut in Vlissingen werd geboren. Velen denken bij de naam Wibaut in eerste instantie aan de grote man achter de volkshuisvesting in Amsterdam. ‘Wie bouwt? Wibaut!’ was niet voor niets de verkiezingsleus van de sdap. Maar de betekenis van Wibaut voor de stad gaat veel verder. Van de 24 jaar dat hij in de gemeenteraad zat was hij 15 jaar wethouder. 10 jaar daarvan was hij wethouder Financiën. Daarnaast onder andere ook nog wethouder Levensmiddelenvoorziening, Gemeentebedrijven en Kunst. Het was een bestuurder van formaat die terecht ‘de machtige’ en ‘de onderkoning van Amsterdam’ werd genoemd.

Zelden is een bestuurder van een grote gemeente zo geliefd geweest bij zijn achterban. Maar ook bij veel overige tijdgenoten was hij populair. Hij was een regent met in zijn houding en kleding altijd de inslag van de bohemien. In gezelschap was hij soms in zichzelf gekeerd en dan weer keek hij fel, bijna verstoord om zich heen, als een oude leeuw. Klein van stuk, maar stevig gebouwd en in elke groep of menigte het natuurlijk middelpunt. Hij was een bezielend en bezield redenaar, een politicus met gevoel voor theater en de zekerheid van zijn gelijk. Zijn artistiekerige voorkomen bleek vooral uit het fijne, grijzende krulhaar dat nogal wild om zijn schedel wapperde, en een nonchalant gedeukt en iets te klein, slap en zwart rond hoedje dat hij buitenshuis altijd droeg. Hij was eenvoudig, maar degelijk gekleed, om zijn hals zat vaak een zwarte gestrikte das (lavallière) en op straat droeg hij een aktetasje. Zijn winterjas liet hij bij voorkeur thuis.
Hij was een opvallende figuur als hij over straat stapte – in zijn wethouderstijd te voet tussen de Vondelparkbuurt en het stadhuis – en voorop liep bij de vele optochten die de socialistische beweging organiseerde. Dan stootten de mensen elkaar aan en fluisterden: ‘Wibaut, Wibaut.’ Iedereen wist dat daar de man liep die zoveel voor de stad deed. In een necrologie heeft Ankersmit, de hoofdredacteur van Het Volk, hem als volgt gekenschetst: ‘Ook wanneer hij als gewoon burger langs de straat liep of een vrij plaatsje in het beroemde praatcafé Américain zocht, was er ontzag voelbaar. Met korte, afgemeten stapjes bewoog hij zich, het gezicht ietwat afwezig, de wonderlijke hoed op het vlokkende krulhaar, de onafscheidelijke actentas onder de arm, de ogen starend, niets bespeurende van de aandacht, die hij ongewild op zich vestigde. De “Machtige” werd hij genoemd. Ja inderdaad, dit is toch wel de kenmerkende betiteling van deze figuur.’
Wibaut had een scherp getekend gezicht met een vastberaden mond. In zijn wethouderswerkkamer op het Prinsenhof troonde hij achter een groot bureau, dat altijd begraven was onder de papieren. Daar zat een grand seigneur die in het gesprek wellevend en geestig was. Bij redevoeringen klonk hij vaak eentonig, maar soms liet hij zijn stem galmen. Dan was hij op dreef en overtroefde hij in de raad zijn tegenstanders met harde argumenten en gaf hun geen duimbreed toe. Ook op propagandabijeenkomsten kon hij zijn speeches laten vlammen. Dan hanteerde hij ongegeneerd theatrale effecten, zoals in het Concertgebouw op 14 september 1927 (zie hoofdstuk 16): ‘Daar staat voor U een weggejaagde […].’ Het was de bekende columnist van De Telegraaf Barbarossa (J.C. Schröder) die Wibaut ergens aan het begin van de jaren twintig de bijnaam ‘De Machtige’ heeft bezorgd. Bij Wibauts overlijden schreef Barbarossa daarover in zijn krant:

In een speelsche bui noemde ik hem eenmaal in een Raadsoverzicht ‘De Machtige’ en er was meer dan speelschheid in het los daarheen werpen van dit epitheton – er was bewondering voor den man, die jaren achtereen zijn stempel drukte op zoo goed als elke daad van den Raad. Te midden van een Dagelijksch Bestuur, dat lang niet uit onbeteekenende figuren bestond, troonde hij als een Caesar, zoo zelfs dat de Hongaarsche caricatuur-teekenaar Major, voor de eerste maal een Raadszitting bijwonende, vroeg: ‘Wie is die oude Romein daar achter de groene tafel?’

De benaming, die afkomstig was uit vijandelijk kamp, was dus niet bedoeld als een spotnaam, die aan een tiran of een dictator deed denken. Wibauts tegenstanders waardeerden hem om zijn bestuurlijke prestaties. Daarbij kwam dat Wibaut niet snel geneigd was om aan anderen zijn macht te laten voelen. Anders gezegd: hij was door aanleg en karakter een geboren leider, ook een regent, maar lust naar macht was hem vreemd. De bijnaam verwees naar de kundigheid van een bestuurder die af en toe autoritair kon optreden.

Over Wibaut is al het een en ander geschreven. Het belangrijkste werk dat aan hem is gewijd, bestaat uit het degelijke proefschrift van G.W.B. Borrie uit 1968, F.M. Wibaut, mens en magistraat: ontstaan en ontwikkeling der socialistische gemeentepolitiek. Borrie is niet alleen geschiedschrijver, maar hij is ook burgemeester geweest van diverse gemeenten, laatstelijk in Eindhoven (1979- 1987). Hij schreef biografieën van gemeentepolitici: behalve Wibaut zijn dat P.L. Tak (1973), Monne de Miranda (1993) en M.A. Reinalda (2005). Borrie is dus een echte gemeenteman en dat blijkt ook uit de ondertitel van zijn Wibaut- biografie: de lokale politiek van de Nederlandse socialisten staat bij hem voorop. In een interview naar aanleiding van zijn promotie in 1968 verklaarde hij tegen een journalist van Het Vrije Volk: ‘Het is geen complete biografie, ofschoon wel degelijk Wibauts ontwikkelingsgang, te beginnen met zijn jeugd in Zeeland, wordt gevolgd. Maar het accent ligt toch op zijn rol in de vaderlandse gemeentepolitiek.’
Wie Wibauts memoires uit 1936 leest – en dat is een aanrader – ziet onmiddellijk dat de ‘Machtige’ zich in zijn leven veel breder ontplooid heeft dan via het wethouderschap. Dat trof mij toen ik Levensbouw las, en daarom meende ik dat de geschiedschrijving over hem een opknapbeurt verdiende. Mijn boek gaat niet vooral over de gemeentepolitiek, maar ook over Wibauts betrokkenheid bij internationale organisaties zoals de Volkenbond en over zijn ondernemerschap als houthandelaar. Het gaat in op Wibauts rol als feminist en seksuele hervormer en besteedt aandacht aan zijn privéleven, inclusief zijn liefdesleven, zowel binnen als buiten zijn huwelijk. Daarbij ben ik telkens op zoek geweest naar antwoorden op een aantal vragen die mijn leidraad hebben gevormd. Hoe was zijn karakter? Wat voor soort bestuurder was hij? Welke interne spanningen heeft hij doorgemaakt en welke gevechten heeft hij met de buitenwacht geleverd? En vooral ook: wat was zijn invloed binnen de arbeidersbeweging en zijn betekenis voor de politiek in heel Nederland? Ik hoop dat het me via die zoektocht gelukt is, hem zo goed en zo kwaad als mogelijk tot leven te brengen.

 

Uitgeverij Prometheus

pro-mbooks1 : athenaeum