Leesfragment: De mooie voedselmachine

27 november 2015 , door Giulia Enders
|

Zondag 26 oktober treedt Giulia Enders op in NRC Restaurant Café met haar boek De mooie voedselmachine. Alles over een onderschat orgaan (Darm mit Charme, vertaald door Jolanda te Lindert). Fragment: ‘Mijn huisgenootje kwam de keuken binnen en vroeg: “Giulia, jij studeert toch medicijnen? Hoe poep je eigenlijk?” [...] Toen ik het antwoord wist, was ik stomverbaasd. Iets doodgewoons als poepen was veel ingewikkelder en indrukwekkender geregeld dan ik ooit had gedacht. Onze stoelgang is een topprestatie, want twee zenuwstelsels werken nauwgezet samen om ons afval zo discreet en hygiënisch mogelijk af te voeren.’

Als je lekker in je vel wilt zitten, gezond oud wilt worden en gelukkiger wilt leven, moet je goed voor je darmen zorgen. Die zijn de belangrijkste adviseur van ons brein. Een verkeerde balans in je darmflora kan zelfs samenhangen met overgewicht, depressie, alzheimer en allergieën.

Giulia Enders heeft een vrolijk, open en informatief boek geschreven over de spijsvertering. Makkelijk te lezen, vol feiten, fabels, grapjes en de recentste wetenschappelijke inzichten. Haar doel is: iedereen meer kans geven op gezondheid.

 

Voorwoord

Ik ben met een keizersnee ter wereld gebracht en kon geen borstvoeding krijgen. Daardoor ben ik het perfecte voorbeeldkind van de darmwereld in de eenentwintigste eeuw. Als ik toen al meer over de darm had geweten, had ik weddenschappen kunnen afsluiten over welke ziekten ik in de toekomst zou krijgen. Eerst had ik last van lactose- intolerantie. Ik heb me nooit afgevraagd waarom ik vanaf mijn vijfde opeens wel weer melk kon drinken, en soms was ik dik en dan weer mager. Daarna ging het lange tijd goed met me, tot ‘de wonden’ opeens verschenen.
Op mijn zeventiende kreeg ik zomaar een wondje op mijn rechterbeen. Dat wondje wilde maar niet genezen en daarom ging ik na een maand naar de dokter. Zij wist niet echt wat het was en schreef me een zalfje voor. Drie weken later zat mijn hele been onder de wonden, en kort daarna mijn beide benen, mijn armen en rug. Vaak ook mijn gezicht. Gelukkig was het winter en dacht iedereen dat ik herpes had en dat het wondje op mijn voorhoofd een schaafwond was.
Geen dokter kon me helpen, ze gingen ervan uit dat het wel neurodermitis zou zijn. Ze vroegen of ik erg gestrest was en of ik me psychisch misschien niet goed voelde. Cortison hielp een beetje, maar zodra ik daarmee stopte, kwam alles gewoon weer terug. Een jaar lang droeg ik ’s winters én ’s zomers kousen, om te voorkomen dat mijn wonden vochtig werden door mijn broek. Op een bepaald moment begon ik me erover op te winden en ging ik zelf op zoek naar informatie. Puur toevallig kwam ik een artikel tegen over eenzelfde soort huidziekte: een man had er last van gekregen nadat hij antibiotica had geslikt. Ook ik had een paar weken voor de eerste wondjes antibiotica moeten nemen.
Vanaf dat moment behandelde ik mijn huid niet langer als de huid van iemand met een huidziekte, maar als de huid van iemand met een darmziekte. Ik at en dronk geen melkproducten en bijna geen gluten meer, zorgde dat ik verschillende soorten bacteriën binnenkreeg en ging gezonder eten. In die tijd heb ik een paar rare experimenten uitgevoerd... Als ik toen al medicijnen had gestudeerd, zou ik niet meer dan de helft hebben aangedurfd. Ik heb zelfs een paar weken achter elkaar een veel te hoge dosis zink geslikt met als gevolg wekenlang last van een uitermate versterkte reukzin.
Met een paar trucjes kreeg ik mijn ziekte ten slotte goed onder controle. Het ging echt heel goed; mijn eigen lichaam bevestigde de uitspraak dus dat kennis macht is. En toen ging ik medicijnen studeren.
In het eerste semester zat ik tijdens een feest naast een jongen die uit zijn mond stonk, erger dan ik ooit eerder had meegemaakt. Het was een heel vreemde geur, niet die zurige waterstofgeur van oudere, gestreste heren of de zoetig-weeë geur van te veel snoepende tantes. Na een tijdje ging ik ergens anders zitten. De volgende dag was hij dood – hij had zelfmoord gepleegd. Ik moest er steeds weer aan denken: was het mogelijk dat een erg zieke darm zo stinkt en dat zo’n ziekte ook iemands stemming kan beïnvloeden?
Een week later had ik genoeg moed verzameld om met een goede vriendin over mijn vermoedens te praten. Een paar maanden later kreeg deze vriendin een zware buikgriep en ze voelde zich ellendig. De volgende keer dat we elkaar zagen, zei ze dat mijn theorie best een kern van waarheid zou kunnen bevatten: ook zij had zich psychisch al heel lang niet meer zo slecht gevoeld. Dat was voor mij de aanleiding me nog meer in dit onderwerp te verdiepen en ik ontdekte een volkomen nieuw onderzoeksgebied: de relatie tussen de darmen en de hersenen. Dat is een snelgroeiend onderzoeksgebied; ongeveer tien jaar geleden verschenen hierover nog maar weinig publicaties, maar inmiddels zijn er al honderden wetenschappelijke artikelen gepubliceerd. De manier waarop de darmen onze gezondheid en ons gevoel van welzijn beïnvloeden, is een van de nieuwe onderzoeksgebieden van deze tijd. De beroemde biochemicus Rob Knight schreef in Nature dat deze minstens zo veelbelovend zijn als stamcelonderzoek. Ik was in een onderzoeksgebied beland dat me steeds meer fascineerde.
Tijdens mijn studie merkte ik hoe stiefmoederlijk dit onderwerp in de geneeskunde werd behandeld. Toch is de darm een volkomen uniek orgaan. Hij beslaat twee derde van ons immuunsysteem, haalt energie uit broodjes of tofoe, en produceert meer dan twintig eigen hormonen. De meeste artsen leren tijdens hun opleiding maar bitter weinig over dat onderwerp. Toen ik in mei 2013 in Lissabon een congres over darmbacteriën en gezondheid bijwoonde, was het gezelschap overzichtelijk: ongeveer de helft was afkomstig van instellingen die het zich financieel konden permitteren om er ‘als eerste’ bij te zijn, zoals Harvard, Yale, Oxford en het emcl, een multidisciplinair onderzoekslaboratorium in Heidelberg.
Ik schrik er vaak van als wetenschappers achter gesloten deuren over belangrijke ontdekkingen discussiëren zonder dat het publiek hierover wordt geïnformeerd. Vaak is wetenschappelijke terughoudendheid beter dan een overhaaste bewering, maar angst kan ook belangrijke kansen om zeep helpen. Binnen de wetenschap wordt inmiddels erkend dat mensen met bepaalde spijsverteringsproblemen vaak een storing hebben in het zenuwstelsel van hun darm. Hun darm stuurt dan signalen naar een gebied in de hersenen dat onaangename gevoelens verwerkt, hoewel ze helemaal niets ergs hebben gedaan. Deze mensen voelen zich niet prettig en weten niet hoe dat komt. Als hun dokter hen dan als irrationele psychiatrische patiënten behandelt, is dat uiterst contraproductief. Dit is slechts één reden waarom men veel onderzoeksresultaten sneller bekend zou moeten maken!
Dat wil ik met dit boek bereiken: ik wil kennis concreter maken en tegelijkertijd bekendmaken wat wetenschappers in hun publicaties schrijven of achter de deuren van congrescentra vertellen, terwijl veel mensen op zoek zijn naar antwoorden. Ik snap heel goed dat veel patiënten met een onaangename ziekte teleurgesteld zijn door de medische wereld. Ik kan natuurlijk geen wondermiddeltjes verkopen en ook een gezonde darm zal niet elke ziekte genezen. Maar wat ik wel kan, is op een leuke manier vertellen wat er in de darm gebeurt, welke nieuwe ontdekkingen er zijn en hoe we met deze kennis ons leven van alledag prettiger kunnen maken.
Dankzij mijn studie geneeskunde en mijn doctoraalscriptie aan het Institut für Medizinische Mikrobiologie kan ik uitkomsten beoordelen en samenvoegen, en dankzij mijn persoonlijke ervaring ben ik in staat deze kennis dichter bij de mensen te brengen. Mijn zus zorgt ervoor dat ik niet afdwaal, want als ik haar mijn tekst voorlees, kijkt ze me met een brede grijns aan en zegt: ‘Dit moet je even anders formuleren.’

1
De charme van je darmen

De wereld zou er veel grappiger uitzien als we niet alleen konden zien wat zichtbaar is, maar de rest ook. Dan lijkt een boom namelijk niet op een lepel; dat is namelijk extreem vereenvoudigd alleen maar de vorm die we met onze ogen waarnemen: een rechte stam met een bolle kroon. Over deze vorm zeggen onze ogen: ‘lepel.’ Maar onder het aardoppervlak zitten nog minstens evenveel wortels als takken in de lucht. Onze hersenen zouden dan eigenlijk iets moeten zeggen als ‘halter’, maar dat doen ze niet. De meeste input krijgen onze hersenen van onze ogen en een enkele keer van een afbeelding in een boek waar een volledige boom op te zien is. Dus beschrijven de ogen gehoorzaam het voorbijschietende bos met de woorden: ‘Lepel, lepel, lepel, lepel.’
Terwijl wij met die ‘lepelachtige blik’ door het leven wandelen, missen we geweldige dingen. Onder onze huid is bijvoorbeeld altijd iets aan de hand. We stromen, pompen, zuigen, slaan, pletten, herstellen en vormen. Een grote groep uitgekiende organen werkt zo perfect en efficiënt samen dat een volwassen mens per uur ongeveer evenveel energie nodig heeft als een gloeilamp van 100 watt. Elke seconde filteren onze nieren ons bloed minutieus schoon – veel beter dan een koffiefilter – en meestal houden ze het ook nog eens ons hele leven vol. Onze longen zijn zo slim ontworpen dat we eigenlijk alleen tijdens het inademen energie verbruiken; het uitademen gebeurt feitelijk vanzelf. Als we doorzichtig waren, zouden we kunnen zien hoe mooi een long eruitziet – als een grote opwindbare auto – en dat hij slap en longvormig is. Terwijl een mens zich vaak druk maakt dat niemand hem meer aardig vindt, draait zijn hart de zevenduizendste vierentwintiguursdienst om de boel draaiend te houden. Het is dus misschien een beetje onterecht om dat motortje zo te bejegenen.
Als we meer konden zien dan wat zichtbaar is, zouden we ook kunnen zien hoe klompjes cellen in de baarmoeder van een vrouw zich ontwikkelen tot een mens. Dan zouden we opeens begrijpen dat we ruwweg uit drie ‘buisjes’ ontstaan. Het eerste buisje loopt door ons lichaam en verspreidt zich vanuit het midden; dat is ons bloedvatenstelsel met ons hart als centrale vaatknoop. Het tweede buisje ontstaat bijna parallel op onze rug, dwaalt naar het bovenste uiteinde van ons lichaam en blijft daar; dat is ons zenuwstelsel, in het ruggenmerg, vanwaaruit de hersenen zich ontwikkelen en waar alle zenuwen in ons lichaam vandaan komen. Het derde buisje loopt van boven naar onderen door ons lichaam; dat is het darmkanaal.
Het darmkanaal regelt onze ‘binnenwereld’, alles in ons lichaam. Het vormt knoppen die steeds verder naar links en rechts uitlopen. Deze knoppen worden onze longen. Een stukje verder naar beneden krijgt ons darmkanaal een bobbel, onze lever. Het vormt ook de galblaas en de alvleesklier. Maar het buisje wordt vooral steeds vindingrijker: het is betrokken bij de geperfectioneerde bouwwerkzaamheden van de mond, vormt een slokdarm die kan ‘breakdancen’ en een klein maagzakje, zodat we ons eten een paar uur kunnen opslaan. Tot slot vormt het darmkanaal zijn meesterwerk, waar hij naar is vernoemd: de darm.
De beide ‘meesterwerken’ van de andere buisjes – hart en hersenen – genieten hoog aanzien. Het hart wordt beschouwd als noodzakelijk voor het leven, omdat het bloed door het lichaam pompt; de hersenen worden bewonderd omdat ze elke seconde verbijsterende gedachten bedenken. Maar de darm, dat denken de meeste mensen tenminste,gaat ondertussen hoogstens een keer naar het toilet. Verder hangt hij waarschijnlijk nietsdoend in de buik of hij poept af en toe. De speciale vaardigheden van de darm kent eigenlijk niemand, dus je zou kunnen zeggen dat we de darm een beetje onderschatten. Eerlijk gezegd onderschatten we de darm niet alleen, we schamen ons zelfs vaak voor ons darmkanaal!
Daar zou dit boek verandering in moeten brengen. Wij gaan proberen te doen wat een boek zo geweldig kan: concurreren met de zichtbare wereld. De darm is geweldig!

Hoe poep je eigenlijk? En waarom zou je dat willen weten?

Mijn huisgenootje kwam de keuken binnen en vroeg: ‘Giulia, jij studeert toch medicijnen? Hoe poep je eigenlijk?’ Die vraag was natuurlijk geen geniale openingszin voor mijn proefschrift, maar voor mij wel een eyeopener. Ik liep naar mijn kamer, ging op de grond zitten en verdiepte me in drie verschillende boeken. Toen ik het antwoord wist, was ik stomverbaasd. Iets doodgewoons als poepen was veel ingewikkelder en indrukwekkender geregeld dan ik ooit had gedacht. Onze stoelgang is een topprestatie, want twee zenuwstelsels werken nauwgezet samen om ons afval zo discreet en hygiënisch mogelijk af te voeren. Vrijwel geen enkel dier doet dat even goed en netjes als wij. Ons lichaam heeft hiervoor een hele serie trucs en een complete installatie ontwikkeld. Dat begint al bij de ingenieuze manier waarop ons sluitmechanisme in elkaar zit: vrijwel iedereen kent alleen de buitenste sluitspier, die je bewust kunt openen en sluiten. Maar een paar centimeter verderop zit de vrijwel identieke binnenste sluitspier, die we niet kunnen aansturen.
Samen verdedigen deze twee sluitspieren de belangen van een ander zenuwstelsel. De buitenste sluitspier gehoorzaamt aan ons bewustzijn: wanneer onze hersenen vinden dat dit geen geschikt moment is om naar de wc te gaan, sluit hij alles hermetisch af. De binnenste sluitspier gehoorzaamt aan ons binnenste: het maakt hem niets uit of tante Truus het wel of niet prettig vindt als ze een wind ruikt. Deze sluitspier houdt zich uitsluitend bezig met het welzijn van ons binnenste. Zit er te veel gas in onze darm? Dan zal onze binnenste sluitspier er alles aan doen om het ons lijf naar de zin te maken. Wat hem betreft mag tante Truus rustig wat vaker een wind laten. Zolang het maar goed gaat met onze darm en er nergens iets in de weg zit.
De twee sluitspieren moeten wel samenwerken. Zodra de restanten van ons verteerde voedsel bij de binnenste sluitspier aankomen, gaat hij vanzelf open. Maar hij laat niet alles in één keer door naar zijn collega aan de buitenkant en begint met een testhapje. De ruimte tussen de beide sluitspieren zit vol sensorcellen die het aangeleverde testhapje analyseren. Ze bepalen of het vast of gasvormig is, en sturen deze informatie door naar de hersenen. De hersenen concluderen dan of je naar de wc moet of alleen een wind hoeft te laten. Vervolgens doen ze wat ze ‘bewust’ zo goed kunnen: ze stellen zich af op onze omgeving. Ze nemen informatie in zich op via onze ogen en oren, en voegen daar hun ervaring aan toe. In een fractie van een seconde schatten ze de situatie in en seinen hun conclusie door naar de buitenste sluitspier: ‘Ik heb even rondgekeken en we zijn nu in de woonkamer van tante Truus. Een wind kan nog net, maar alleen als je hem heel zachtjes laat ontsnappen. Poepen kan nu echt niet.’
De buitenste sluitspier begrijpt de bedoeling en sluit de uitgang nog beter af dan hij al deed. De binnenste sluitspier merkt dat en respecteert voorlopig de beslissing van zijn collega. Vervolgens werken ze samen en zetten ze het testhapje in de wachtkamer. Dat testhapje moet er natuurlijk wel een keer uit, maar niet hier en niet nu. Wat later zal de binnenste sluitspier het gewoon weer proberen met een testhapje. Als we op dat moment gezellig thuis op de bank zitten, is er geen enkel probleem meer: eruit!
Onze binnenste sluitspier is een stoere kerel en zijn stelregel is: Wat eruit moet, moet eruit! Dat laat dus niet veel ruimte voor discussie. Maar de buitenste sluitspier heeft voortdurend met de veel gecompliceerdere buitenwereld te maken. Ja, misschien kan ik wel naar dat onbekende toilet, maar zal ik dat wel doen? Ken ik hem of haar nu zo goed dat ik me niet meer hoef te schamen als ik een wind laat, zal ik de eerste zijn die het aandurft? Als ik nu niet naar de wc ga, kan ik pas vanavond weer, en daar kan ik in de loop van de dag behoorlijk last van krijgen!
Onze sluitspieren hebben dus niet bepaald hoogdravende gedachten, maar ze stellen wel fundamentele vragen over ons mens-zijn. Hoe belangrijk vinden we wat er in ons lichaam gebeurt? Welke compromissen vinden we acceptabel voor de buitenwereld? De een probeert koste wat het kost te voorkomen dat hij een wind laat en gaat met buikpijn naar huis. De ander voert op het familiefeestje van oma een hele show op rond zijn luidruchtige scheten. Voor de lange termijn is de gulden middenweg tussen deze beide extreme voorbeelden waarschijnlijk de beste oplossing.
Wanneer we onszelf vaak verbieden om naar de wc te gaan terwijl we wel aandrang voelen, maken we de binnenste sluitspier bang. Op die manier voeden we hem zelfs opnieuw op: hij en de spieren eromheen zijn dan zo vaak door de buitenste sluitspier tot de orde geroepen dat ze de moed verliezen. Dat heeft een negatieve uitwerking op de communicatie tussen de beide sluitspieren en dat kan uiteindelijk tot verstopping leiden. Datzelfde kan gebeuren bij een vrouw die een kind baart, zelfs zonder dat ze haar stoelgang bewust heeft onderdrukt. Dat komt doordat tijdens een bevalling zenuwen beschadigd kunnen raken die de beide sluitspieren normaal gesproken voor hun onderlinge communicatie gebruiken.
Het goede nieuws is dat zenuwen ook weer aan elkaar kunnen groeien. Of deze zenuwen nu zijn beschadigd door een bevalling of door een andere oorzaak: voor dergelijke gevallen is er gelukkig de biofeedbacktherapie, waarbij sluitspieren die ruzie met elkaar hebben leren om weer met elkaar samen te werken. Deze behandeling wordt uitgevoerd in klinieken die in het maag-darmkanaal zijn gespecialiseerd. Een apparaat meet hoe de samenwerking tussen de buitenste en de binnenste sluitspier verloopt. Gaat dat goed, dan word je beloond met een bepaald geluid of een groen lichtje. Het heeft wel wat weg van een tv-quiz, waarbij zodra iemand het goede antwoord geeft alle lampen in de studio beginnen te knipperen en het publiek begint te juichen. Alleen zit je hier niet in een tv-studio, maar lig je op de behandeltafel van een arts met sensoren in je achterste. Toch is het wel de moeite waard: als de binnenste en de buitenste sluitspier weer goed met elkaar kunnen opschieten, ga je toch meteen een stuk vrolijker naar het toilet.
Sluitspieren, sensorcellen, bewustzijn en sensoren in je achterste – een antwoord met zoveel interessante details had mijn huisgenootje natuurlijk niet verwacht. En al helemaal die keurige studentes bedrijfskunde niet, die inmiddels in onze keuken stonden omdat er iemand jarig was. Toch werd het nog een gezellige avond, en ik kwam tot de ontdekking dat vrij veel mensen belangstelling hebben voor het onderwerp ‘darm’. Er werden ook een paar goede, nieuwe vragen gesteld. Klopt het dat we allemaal verkeerd op de wc zitten? Hoe kun je gemakkelijker boeren? Hoe is het mogelijk dat wij energie halen uit vlees, appels of gebakken aardappelen, terwijl een auto alleen uit de voeten kan met een bepaalde soort brandstof? Waarom heb je een blindedarm? Waarom heeft poep altijd dezelfde kleur?
Ondertussen weten mijn huisgenoten precies hoe ik kijk als ik de keuken binnenstorm om hun de nieuwste darmwetenswaardigheden te vertellen. Zoals over piepkleine hurktoiletten of over lichtgevende poep...

 

© 2014 by Ullstein Buchverlage GmbH, Berlin © 2014 Nederlandse vertaling Uitgeverij Luitingh-Sijthoff B.V., Amsterdam
Vertaling: Jolanda te Lindert

Uitgeverij Luitingh-Sijthoff

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum