Leesfragment: De twaalf Caesars

30 maart 2014 , door Matthew Dennison
| |

Op 1 april verschijnt De twaalf Caesars van Matthew Dennison, wij publiceren voor uit het hoofdstuk over Julius Caesar. 'Zijn aard was bij tijd en wijle kil, en zijn vurige ambitie vormde het verweer tegen de eenzaamheid van zijn legendarische hoogmoed. Dat is wat we ook aan de man zelf zien op het handjevol portretten dat uit zijn eigen tijd bewaard is gebleven: een lange neus en een breed voorhoofd, krachtige jukbeenderen, een resolute, directe blik en de terugwijkende haargrens die hem zoveel leed bezorgde.'

Begin tweede eeuw beschreef Gaius Suetonius Tranquillus in Keizers van Rome de levens van de keizers Julius Caesar tot en met Domitianus. Suetonius’ smakelijke anekdotes en pikante details maakten zijn boek in de middeleeuwen bijzonder populair. In De twaalf Caesars treedt Matthew Dennison in het spoor van de klassieker, en voegt daar vaart, moderne inzichten en bellettrie aan toe. In de vorm van portretten beschrijft hij de historie, de liefdes en de ondeugden van de eerste twaalf keizers van Rome.

 

Julius Caesar

(100-44 v.Chr.)

In eenzame verhevenheid verbergt de 'kale vrouwendief' Gaius Julius Caesar de meest innerlijke bewegingen van hart en verstand voor ons. Zo was het altijd. Herhaaldelijk kwam hij, zag en overwon. Hij schreef ook, en met hartstochtelijke gebaren en een hoge, indringende stem vroeg hij zijn tijdgenoten zo niet om liefde, dan toch om aanvaarding, hulp, erkenning, ontzag, bijval, iets als bezieling en, bovenal, bewondering en actie. Hij verlaagde zich niet tot nadere uitleg, maar beweerde zonder blikken of blozen dat de publieke reputatie die de Romeinen dignitas noemden, en die hij volgens Cicero belangrijker achtte dan moreel fatsoen, hem dierbaarder was dan het leven zelf.
De formidabele schaal van zijn prestaties verbijsterde zijn tijdgenoten en wekte weerzin. Hetzelfde gold voor de manier waarop hij de strikt formele vereisten van de officiële ambten die hij door omkoping, wilskracht en puur charisma verwierf, aan zijn laars lapte. Klassieke bronnen, waaronder de brieven van Cicero, verraden deze tweeslachtigheid: ze noemen geen enkele andere motivatie bij Caesar dan ronkende zelfverzekerdheid. Hij beschouwde zichzelf openlijk als de leider van de staat, kon geen gezag boven zich tolereren en zei ooit dat hij het perspectief van superioriteit in een achtergebleven berggebied verkoos boven een positie als tweede man in Rome. Suetonius zegt dat hij'zich eerbewijzen liet toekennen die de menselijke maat te boven gaan (...) Er was geen overheidsfunctie die Caesar niet naar eigen willekeur voor zichzelf nam of anderen verleende'. We weten maar al te goed hoe het afliep.
Zijn aard was bij tijd en wijle kil, en zijn vurige ambitie vormde het verweer tegen de eenzaamheid van zijn legendarische hoogmoed. Dat is wat we ook aan de man zelf zien op het handjevol portretten dat uit zijn eigen tijd bewaard is gebleven: een lange neus en een breed voorhoofd, krachtige jukbeenderen, een resolute, directe blik en de terugwijkende haargrens die hem zoveel leed bezorgde. De stijl was nog niet geevolueerd naar die milde idealisering die het publieke gezicht van zijn opvolger Augustus van een autocratisch wonderkind in een tijdloos marmeren droombeeld zou veranderen. Zoals de geschreven bronnen bevestigen, had Caesar niet het uiterlijk van een held, en ook mildheid behoorde niet tot zijn karaktereigenschappen. Hij kleedde zich flamboyant, voorzag zijn tuniek van de brede purperen strepen van de senatorenstand (tunica laticlavia) van lange mouwen met franjes en droeg zijn riem losjes om zijn middel. Later ontwikkelde hij een voorkeur voor rode leren laarzen. Zijn aan pure ijdelheid grenzende kieskeurigheid ging zo ver dat hij zijn schaamstreek onthaarde. Het was dit soort details waarmee de Romeinen gewoonlijk de zwakke plekken van hun helden opzochten, en we kunnen ze desgewenst ook naast ons neerleggen.
Van de drieëntwintig steekwonden die Caesar op de iden van maart 44 v. Chr. werden toegebracht door een samenzwering van vrienden, Romeinen en lieden van buiten de stad - om maar te zwijgen van bedrogen echtgenoten en voormalige collega's - was er slechts één fataal, poëtisch genoeg de dolksteek in of dicht bij het hart. Het was echter niet de dood van een dichter, hoewel Caesar poëzie had geschreven, een werk dat passend De reis heette en tijdens de tocht van vierentwintig dagen van Rome naar Zuid-Spanje (Hispania Ulterior) was geschreven. Het was eerder de dood van een man die op grote schaal gezaaid en geoogst had. Zoals hij tijdens het diner bij Marcus Lepidus verklaarde, terwijl het verzet al gistte, was zijn voorkeur altijd uitgegaan naar een snelle dood. De samenzwering dwarsboomde die laatste wens niet. Gezien zijn openlijke onverschilligheid wat een goede verstandhouding met Rome's heersende klasse betrof, was zijn lot, zoals Plutarchus concludeerde, 'niet zozeer onverwacht als wel (...) onvermijdelijk'.
Caesar was dwangmatig overspelig en verslaafd aan het afrodisiacum van de macht. Hij weigerde op enig ander gebied van zijn leven iemand als meerdere te erkennen en cultiveerde een mythe van persoonlijke voortreffelijkheid en grenzeloze dapperheid waar niemand sterker in geloofde dan hijzelf. Caesar leefde in een tijd waarin de meeste zonen van senatoren een ongebreidelde eigendunk ingeprent kregen, en hij gaf zich er op grootse wijze aan over. Hij droomde, zo legde een waarzegger hem uit, dat hij voorbestemd was om de wereld te overheersen. Een rusteloze geest, een tomeloze energie en een irrationele drang naar heerschappij dreven hem in de richting van dat ongerijmde doel.'Caesars vele successen,' schreef Plutarchus, 'verlegden zijn natuurlijke ondernemingsdrang en ambitie niet naar het genieten van wat hij met zoveel inspanningen had bereikt, maar dienden als brandstof en aansporing voor toekomstige prestaties en wekten plannen in hem voor toekomstige daden, een hartstocht voor nieuwe glorie, alsof hij alles wat hij had, al had opgebruikt.' Die prestaties hielden een verandering van het politieke landschap van Europa in, en een koerswijziging in de westerse geschiedenis. De ongerepte landen van het noorden kwamen in contact met de cultuur, en later de geloofssystemen van het zuiden. Daarbij vergeleken vallen een correctie van de kalender en een maand die naar Caesar werd genoemd haast in het niet. Wat Suetonius beschrijft als een 'onvoorstelbaar uithoudingsvermogen' maakte stripboekachtige staaltjes van moed en waaghalzerij mogelijk, en volharding bij alle tegenwerking waarmee hij, in verschillende vormen, onophoudelijk te maken had.
Na de moord op Caesar verscheen zeven nachten op rij een komeet van enorme helderheid in de nachtelijke hemel boven Rome, die door het bijgelovige volk algemeen beschouwd werd als de ziel van de dode. Ook de zon zou het hele jaar nog slechts bleek schijnen, zonder uitstraling, vermeldt Plutarchus. Na zijn dood werd hij vergoddelijkt, maar zijn legende was tijdens zijn leven al begonnen. Als er iets van het kwaad dat hij bedreef bleef voortleven, zoals Shakespeare Marcus Antonius in zijn lijkrede voor Caesar laat aannemen, dan staat daar tegenover dat al het goede evenmin met zijn beenderen is begraven. Het revisionisme begon bij de laatste steekwond die hem werd toegebracht. Zelfs Cicero, wiens verhouding met Caesar berucht slecht was, moest toegeven dat diens karakter 'een amalgaam was van genialiteit, orde, nadenkendheid, cultuur, degelijkheid, intellect en ijver'.

Caesar was op elk niveau de schepper van zijn eigen mythologie. We zullen nog zien dat dit een karaktertrek is van degenen die naar superioriteit streven. De zeven boeken van zijn Oorlog in Gallië beslaan de periode van zijn proconsulaat in Gallië van 58 tot 52 v.Chr. en presenteren zijn zelfopgelegde taak om Gallië te onderwerpen voor het rijk - en voor hemzelf - in het kader van militaire manoeuvres die noodzakelijk waren voor de nationale veiligheid. De waarheid is zowel anders als minder eenduidig. Degenen die bijdroegen aan zijn successen, in het bijzonder zijn onderbevelhebber Quintus Atius Labienus, komen nauwelijks voor in dit verhaal vol militaire verheerlijking. En de zeldzame tegenslagen worden niet erkend als fouten of verkeerde inschattingen van de kant van Caesar. Het is daarom ook niet verrassend dat Labienus later partij koos tegen Caesar. Het zou makkelijk zijn om hem weg te zetten als een bedrieger en een oplichter, maar niemand was oprechter van zijn gelijk overtuigd dan hijzelf. In het verslag van Suetonius is het Caesars geloof in zijn eigen bovenmenselijke bestemming dat zijn gedachten tijdens zijn hele carriere bepaalt, zoals aangetoond wordt door de ongebruikelijk grote hoeveelheid directe citaten die de biograaf geeft. Voor hem was dit de sleutel tot het begrijpen van Caesar, en ook de eigenschap die hem interessant maakte als onderwerp van een biografie. Het verklaart waarschijnlijk ook waarom Suetonius de verovering van Gallië met een enkele paragraaf kon afdoen, om zich vooral te richten op de eigenschappen die Caesar in staat stelden een zo grote onderneming te laten slagen: door een relatie van haast liefdevolle wederzijdse toewijding op te bouwen en te onderhouden met zijn soldaten, die hem jaar na opwindend jaar volgden en zelfs aanboden om zonder betaling voor hem te vechten. Voor de Caesar van Suetonius, achtervolgd door schulden, was de aantrekkingskracht van het proconsulaat in Gallië dat deze provincie 'hem voldoende zou opbrengen en mooie kansen bood om triomfen te vieren'. Door zijn ijzeren wilskracht en de onophoudelijke inzet van bloed en staal, kwam zijn verwachting uit. Dit was geen heroïek ten behoeve van de senaat en het volk van Rome. Door eigenbelang te laten prevaleren boven dienstbaarheid, handelde Caesar in de geest van zijn tijd. De noodlijdende republiek slaagde er niet in die mechanismen te handhaven - of in te stellen - die nodig waren om de ambities van gevaarlijke mannen in toom te houden. In zijn Parallelle levens, geschreven in de eeuw na Caesars dood, zette Plutarchus hem naast Alexander de Grote. Caesar, niet bekend om zijn bescheidenheid, maakte dezelfde vergelijking, waarbij hij het betreurde een laatbloeier te zijn als hij naar de wonderbaarlijk goed bestede jeugd van Alexander keek. Net als zijn alles overwinnende voorganger, schreed hij na verloop van tijd als een kolossus over de aarde. Maar uiteindelijk kon een dergelijke macht niet verenigd worden met een republiek die vijf eeuwen lang toegewijd was geweest aan het beteugelen van individuele superioriteit.

Uitgeverij Kosmos

pro-mbooks1 : athenaeum