Leesfragment: En route

27 november 2015 , door Lorànt Deutsch
| | |

12 juni verschijnt het nieuwe boek van Lorànt Deutsch: En route. Op reis door de geschiedenis van Frankrijk, vertaald door Martine Woudt. Wij publiceren voor. 'Ik kom aan in Camaret- sur-Mer, de punt van het continent, Finistère, wat letterlijk 'einde van de aarde' betekent. Bocht naar rechts. Een weggetje loopt langs een vergeeld veld, onkruid, een paar robuuste Bretonse huizen en dan kaarsrechte rijen rechtopstaande stenen. Vaal en hoekig kijken die op een rij gezette stenen naar de hemel, ze reiken naar het oneindige als in een gebed.'

In En Route neemt Lorànt Deutsch de lezer mee op een reis door de geschiedenis van Frankrijk. Daarbij volgt hij het spoor van oude wegen: handelsroutes, Romeinse heirbanen, pelgrimsroutes en oude Keltische wegen, waarlangs het verleden zijn sporen heeft nagelaten. Op even lichtvoetige als eigenzinnige wijze laat Deutsch de mooiste verhalen uit de Franse geschiedenis de revue passeren. Wist u dat de Kelten al hun eigen versie hadden van het sprookje van Klein Duimpje? Dat het strooien van stenen voor reizigers ooit een manier was om de weg terug te vinden en dat menhirs ook als oriëntatiepunt gebruikt werden? En wist u dat de Romeinen de Galliërs haantjes noemden, omdat ze hen zo schreeuwerig, kleurrijk en verwaand vonden?

In En route brengt Lorànt Deutsch de mooiste verhalen uit de geschiedenis van Frankrijk op een aanstekelijke wijze tot leven.

 

Inleiding

Aan de oorsprong van de weg...

Langs de weg van Herakles

De rue Saint-Jacques loopt omhoog tegen de flank van de Sainte- Geneviève en verdwijnt recht en resoluut, alsof hij andere horizonten wil gaan verkennen. Over deze weg, die de grote noordzuidas van de Romeinen was, de cardo, waaromheen het hele leven van Lutetia zich afspeelde, rijd ik. Algauw kom ik bij de porte d’Orléans; met zijn onafgebroken stroom verkeer vormt de périphérique de ultieme vesting rond de stad. In Parijs wordt de grens, net als elders, aangegeven met een weg.
Wegen fascineren me al lang. Net als de metrolijnen in Parijs zijn het allemaal levenslijnen, die tot de ontdekking van het onbekende leiden. Paden, weggetjes, stegen of boulevards, keienstraatjes of asfaltbanen, snelwegen, spoorrails of rivieren: het zijn allemaal deuren die op een kier staan, aan de andere kant kan zich altijd iets onverwachts voordoen. Wegen betekenen beweging, mensen die zich verplaatsen, beschavingen die ontdekt worden. Hoe kunnen we de loop van de geschiedenis begrijpen zonder stil te staan bij de wegen die gebaand zijn door gewone mensen en legers, door eenzame wandelaars en grote volksverhuizingen? Hoe kunnen we een land begrijpen zonder ons eerst te buigen over de verbindingswegen die zich er vertakken en het zenuwstelsel van dat grote lichaam vormen? Hoe kunnen we een volk begrijpen zonder in te zien wat die veroveringen op de natuur hebben betekend, zonder de betekenis van die verbintenis tussen de mens en zijn stuk aarde te doorgronden?
Nog een paar afslagen en dan voert de snelweg me naar het westen. Morgenavond sta ik op het toneel in de buurt van Angers, de streek van mijn jeugd, ik zal daar in Midzomernachtdroom van Shakespeare spelen. Maar eerst sla ik af en rijd wat op goed geluk, ik laat me leiden door mijn nieuwsgierigheid, die me naar Bretagne voert. Voor mij bepaalt de weg hoe de reis wordt, en bepaalt niet de reis welke weg ik neem. Onderweg volgen steden en gehuchten elkaar op, ze liggen verspreid in de verte, maar ik zie alleen de borden: Le Mans-Centrum, richting Rennes... De rit leidt niet door de schaduw van een oude stad, vanwege het tempo van de snelweg wordt het verleden omzeild en is nostalgie onmogelijk. Alles is ontworpen om op te schieten, snel op te schieten, er is altijd de angst om tijd te verliezen. Als er gestopt moet worden, is dat bij een benzinestation, om de tank vol te gooien, een broodje, cola of koffie te kopen en zo snel mogelijk weer naar het grijze lint terug te gaan om kilometers te vreten.
Ik rijd nog steeds. Afslag. De snelweg wordt rijksweg en versmalt daarna om te veranderen in een b-weg. Ik kom aan in Camaret- sur-Mer, de punt van het continent, Finistère, wat letterlijk ‘einde van de aarde’ betekent.
Bocht naar rechts. Een weggetje loopt langs een vergeeld veld, onkruid, een paar robuuste Bretonse huizen en dan kaarsrechte rijen rechtopstaande stenen. Vaal en hoekig kijken die op een rij gezette stenen naar de hemel, ze reiken naar het oneindige als in een gebed.
Ik sta voor de steenrijen van Lagatjar, zo’n zeventig menhirs die zijn overgebleven van de zeshonderd die in de achttiende eeuw nog zijn geteld. Die stenen vormen een lijn van tweehonderd meter, onderbroken door twee dwarsrijen van andere menhirs.
In Bretagne heeft de toename van dit soort velden met stenen tal van legenden opgeleverd, die generaties lang zijn doorverteld als men ’s avonds bij elkaar zat. Op de ene plaats ging het over een grote, uit de hemel gevallen kei die langzaam in de grond wegzakte en ooit volledig zou verdwijnen, als aankondiging van de laatste grote ramp, het einde van de wereld. Op een andere plaats werd verteld dat God soldaten had doen verstenen die achter de heilige Cornelius aan zaten. Ergens anders ging het verhaal dat er in bepaalde nachten, als de maan de heidevelden verlichtte, boze geesten rond de menhirs kwamen staan. En weer ergens anders wist men zeker dat de rechtopstaande stenen vroeger vanzelf in de velden groeiden, maar dat de verontrustende toename ervan was gestopt door de gebeden van de parochianen.
Wat betekenen die vreemde opstellingen eigenlijk echt? Eren ze de doden, roepen ze de goden aan, begrenzen ze een gebied? In het begin van de mensheid verplaatsten volkeren zich om verderop, altijd verderop, nieuwe gronden, jachtterreinen, weidevelden, graasgebieden te vinden. Na door vlaktes, over bergen en door rivieren te zijn getrokken, na daar voorbij te zijn gegaan, kwamen ze aan bij deze grenzen. Verderop was er niets, alleen de enorme zee en de stille horizon, die zijn rechte lijn trok als om een definitieve streep te zetten. Hoe konden ze vermoeden wat er daarginds viel te ontdekken, zo ver weg, voorbij het zichtbare? Ze stelden zich een eeuwigdurende nacht boven onstuimige wateren voor, ze verbeeldden zich gevleugelde demonen als alleenheersers over een ijzig universum.
Moesten de nomadenvolkeren niet een andere manier vinden om hun tocht voort te zetten, aangezien de door hen gevolgde weg hier ophield? De reis verlengen op een bovennatuurlijke manier, om dichter bij de goden en alle hogere machten te komen?
Ik wandel tussen de steenblokken die hier al minstens vierduizend jaar geleden zijn neergezet, lang voor de Galliërs en onze geliefde Obelix. Wat een inspanningen zijn er geleverd om deze stenen te verplaatsen, te houwen, rechtop te zetten! Wat een inspanningen om de geduchte goden eer te betuigen en de wegen te openen naar een hemel, bevolkt door het denkbeeldige! Wat een inspanningen om op die manier de hypothetische weg aan te geven die naar de wereld van de onsterfelijkheid zou leiden!
Die rijen stenen dienden ongetwijfeld ook om de sterren te bestuderen en de tijd te berekenen: door hun specifieke hoek maakten ze het waarschijnlijk mogelijk de verplaatsing van de hemellichamen te volgen. En vermoedelijk hielden die hemelobservaties een religieuze rite in stand, waar niets over bekend is, maar waarmee de zon en de maan in verband gebracht konden worden.
Ik stel me graag voor dat die stenen hun volle betekenis kregen tegenover de Morgenster, die met zijn schittering de kracht van de goden uitdrukte. Ik wil graag geloven dat die steenrijen ons een weg wijzen, de eerste weg die de mens, geconfronteerd met de zin van het bestaan, heeft vormgegeven: een weg die naar een leven voorbij het leven leidde, een weg die richting gaf aan de mysteries van de wereld en die het voor de mens mogelijk maakte zijn lot te aanvaarden.
Zo bezien was de eerste weg die werd bedacht en uitgevoerd dus niet bedoeld om twee dorpen of twee stammen met elkaar te verbinden, probeerde hij niet de mensen vanwege het nut nader tot elkaar te brengen, maar voerde hij naar het absolute. Men volgde hem, men bestudeerde hem, men geloofde de eeuwigheid te benaderen.
Daarna zijn die volkeren verdwenen, de weg naar het oneindige is vergeten en de meeste stenen zijn neergehaald, gestolen of verplaatst. Toch komt de eenentwintigste-eeuwse mens nog steeds in de resten van die rijen witte zandsteen zoeken naar de overgang naar een hiernamaals, dat altijd beangstigend en mysterieus is gebleven.
Maar al zijn de wegen naar de eeuwigheid de mens altijd blijven obsederen, toch hebben de bewoners van de aarde tegelijkertijd ook andere wegen aangelegd, echte wegen, wegen waardoor ze nieuwe middelen van bestaan konden vinden, andere aardbewoners konden ontmoeten en hun geschiedenis vorm konden geven. Al lijken ze ook daarbij bovennatuurlijk te zijn geleid, door tussenkomst van een halfgod. Laten we hem volgen: hij zal ons meenemen naar de poorten van het Franse land!

*

Veroordeeld tot twaalf zware werken moest Herakles – want over hem gaat het – als tiende prestatie de heldendaad verrichten om naar het land van de Iberiërs te gaan en van daar een beroemde kudde runderen met scharlaken huid mee terug te brengen. Laten we met hem mee de zee op gaan en zuidwaarts varen, langs het Iberisch schiereiland en dan het Middellandse Zeegebied in via de Straat van Gibraltar, de zuilen van Hercules, zei men in de oudheid – Hercules was de Latijnse naam van Herakles.
Voor de Grieken gaven die steile rotsen de grens van de bekende wereld aan: daarachter lag het vijandige onbekende, misschien wel het dodenrijk. We passeren de zuilen, varen nu verder met de Spaanse kust aan bakboord en komen bij nieuwe oevers... De kust die we nu volgen en die van de Pyreneeën naar de Alpen loopt, was precies de route die Herakles nam, vroeger, in de tijd dat de goden nog leefden.
Nu moest hij zich nog meester maken van de bewuste kudde. Hij kon die niet zomaar stelen, de mythologische held moest eerst de eigenaar van het vee doden, het monster Geryones, een meervoudig wezen met drie hoofden, drie rompen en zes armen. Toen Geryones eenmaal uitgeschakeld was, moest Herakles nog thuis zien te komen met de dieren, een lange tocht waarbij de halfgod als een cowboy een grote vlakte moest oversteken en de kudde voor zich uit moest drijven. Twee zonen van Poseidon, de god van de zee, verschenen om hem zijn moeizaam verkregen runderen afhandig te maken. Herakles doodde hen allebei, maar het Ligurische volk, dat zich in de streek had gevestigd, achtervolgde de held, ongetwijfeld om ook te proberen zich de kudde toe te eigenen. Ook voor een halfgod is het moeilijk om weerstand te bieden aan een horde agressieve Liguriërs. Herakles verdedigde zich met al zijn uitzonderlijke kracht, maar er kwam een moment dat hij de laatste pijl uit zijn koker gebruikte. Toen knielde hij uitgeput en gewond neer en begon zachtjes te snikken. Boven in de hemel hoorde Zeus zijn zoon huilen: de eer van de Olympus moest worden gered! De oppergod wierp een hagelbui van kiezelstenen over de vlakte, waardoor de slechteriken uiteen werden gejaagd en in een dolle vlucht een goed heenkomen zochten. Zo kon Herakles verder, op weg naar zijn lotsbestemming en zijn laatste werken.
Maar men vernietigt niet ongestraft een stuk vruchtbare aarde. Toen hij Herakles te hulp schoot, veranderde Zeus de voorheen vruchtbare velden in een stenige, woeste steppe.

Waar liggen de kiezelstenen van Zeus?

Laten we Herakles langs de Côte d’Azur volgen en een klein stukje voor Marseille stoppen, in Saint-Martin-de- Crau, waar we een bocht naar het zuiden maken om bij de vlakte van La Crau te komen, tegenwoordig het ‘Réserve naturelle des Coussouls de Crau’. Sinds Herakles is er niets veranderd! De kiezelstenen liggen er nog steeds. Ze bedekken de steppe en het vergeelde gras heeft flink wat moeite om op deze rotsachtige vlakte te groeien.
Sommige mensen beweren dat Zeus hier niets mee te maken heeft. Deze kiezels zijn meegevoerd door de Durance, die hier een delta vormde en zich rechtstreeks in zee stortte. Achttienduizend jaar geleden veroorzaakte de beweging van de continenten een natuurramp, waardoor de rivier van loop veranderde en opeens een zijtak van de Rhône werd. De delta droogde op, maar de rivierstenen, afgerond en gladgeschuurd door het water, bleven liggen.

De door Herakles afgelegde route, de tocht van het land van de Iberiërs naar dat van de Etrusken – met andere woorden: van Spanje naar Italië, via de Middellandse Zeekust van het huidige Frankrijk –, wordt door de Grieken de weg van Herakles genoemd. Langs dit duizenden jaren oude tracé loopt tegenwoordig een snelweg, de A9 naar Arles. Eenmaal voorbij de Rhône zijn er twee wegen om in Italië te komen, die beurtelings de voorkeur van archeologen hebben: de kustweg en de weg door het binnenland, die de Durance stroomopwaarts volgt en bij de Montgenèvre- pas de Alpen oversteekt. Later leggen de Romeinen op deze twee trajecten de Via Julia Augusta en de Via Domitia aan.
Als we de legende mogen geloven, heeft Herakles de Grieks- Romeinse oudheid dus de eerste weg geschonken, de eerste weg door het Franse land. Hoe dan ook vertegenwoordigt dat tracé voor ons de mythe die aan de weg ten grondslag ligt, de weg die het onbekende verkent, de weg die het de mensen mogelijk maakt elkaar te leren kennen en herkennen.
Zo herleven, bij het volgen van deze en een heleboel andere routes, al degenen die ze hebben uitgestippeld, die ze in stand hebben gehouden, die ze hebben gevoed met hun hoop, hun volharding en hun bezieling om uiteengevallen provincies te verenigen en een natie te laten ontstaan. Door hun verplaatsing hebben volkeren zich geschaard achter een idee dat Frankrijk zal worden.

Lorànt Deutsch

 

Copyright © 2013 Éditions Michel Lafon
Copyright Nederlandse vertaling © 2014 Martine Woudt

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum