In samenwerking met Recensieweb.nl richten we de schijnwerpers op Nederlandse prozadebuten. Deze maand vindt u op onze site uitgebreide leesfragmenten uit de debuten van Hans Boland, Bart Meuleman, Stefan Pop en Niña Weijers. Begin deze maand verscheen Stefan Pop, Moet je nou eens horen. Wij brengen een uitgebreid fragment.
'Ik denk dat die personen best op die gedachte hadden kunnen komen. Natuurlijk niet meteen in de eerste week dat ze elkaar leerden kennen. Maar als je ergens lang genoeg woont en je kent elkaar, dan komt uiteindelijk echt wel iemand op het idee om te kijken welk figuur hun gezamenlijke slaapkamerlichten voor de buitenwereld vormen.Als ze dat hadden gedaan, dan hadden ze dat vierkant bij mij thuis kunnen bekijken en had ik deze twaalf personen ook leren kennen. Ervan uitgaande dat eenieder van hen zich netjes zou voorstellen als ze mijn huis binnen zouden treden. Maar van die vriendelijkheid ga ik uit.'
Of het verhaal nu gaat over een overnachting in een vijfsterrenhotel, de laatste klanken van de muziek op de Titanic, iemands favoriete skilift of over een man die een promo probeert te maken voor een datingprogramma, in Moet je nou eens horen word je steeds op een geestige manier verrast door de fantasierijke geest van Stefan Pop. Een bundel die je hardop doet lachen in de stiltecoupé van een trein, die je alle drukte een moment doet vergeten wanneer je jezelf weer eens verliest in een van Pops veertig grappige verhalen.Moet je nou eens horen is een bundel om te koesteren, te herlezen en om telkens met een grote glimlach dicht te slaan.Stefan Pop (1985) begon op vijftienjarige leeftijd met optreden in comedyclub Toomler in Amsterdam, om niet veel later lid te worden van het gezelschap Comedytrain, tekstschrijver en uitvoerder te worden bij verscheidene radio- en televisieprogramma's en maker van twee solocabaretprogramma's. Moet je nou eens horen is zijn eerste boek.
‘Zoals u weet wonen er twaalf personen in de flat tegenover mij. Hoogstwaarschijnlijk wonen er meer personen in de flat, maar het gaat mij om deze twaalf personen. Deze twaalf personen vormen, als zij alle twaalf het licht van hun slaapkamer aan zouden doen, een vierkant. Een vierkant van licht dat uit hun flat straalt. En dat vierkant kan je dan vanuit mijn woning aanschouwen. Ik moet eerlijk bekennen dat ik weinig weet over deze twaalf personen. Ik weet alleen waar ze wonen. Of ze elkaar onderling kennen, dat weet ik zelfs niet. Hoewel de kans groot is dat enkelen elkaar wel kennen. Dat ze elkaar allemaal kennen, acht ik vrijwel uitgesloten. Als ze elkaar allemaal zouden kennen, dan waren ze op een dag zelf wel op het idee gekomen om met het licht van hun slaapkamers een vierkant te vormen. Dat is althans wat ik denk. Mijn moeder denkt van niet, maar ik denk van wel. Ik denk dat die personen best op die gedachte hadden kunnen komen. Natuurlijk niet meteen in de eerste week dat ze elkaar leerden kennen. Maar als je ergens lang genoeg woont en je kent elkaar, dan komt uiteindelijk echt wel iemand op het idee om te kijken welk figuur hun gezamenlijke slaapkamerlichten voor de buitenwereld vormen. Als ze dat hadden gedaan, dan hadden ze dat vierkant bij mij thuis kunnen bekijken en had ik deze twaalf personen ook leren kennen. Ervan uitgaande dat eenieder van hen zich netjes zou voorstellen als ze mijn huis binnen zouden treden. Maar van die vriendelijkheid ga ik uit.
Op deze bewuste nacht hadden elf van deze personen hun slaapkamerlicht al aangedaan. De kans dat alle twaalf personen het vierkant zouden vormen met hun licht was nog nooit zo groot geweest. Nog één lampje moest er aan. Eén lampje, dan was het vierkant compleet! Ik zat in opperste spanning achter mijn raam te wachten totdat dat lichtje aan zou gaan, voordat de andere lichtjes uit zouden gaan; helaas het leek te lang te gaan duren. Daarom, edelachtbare, kon ik mij niet meer bedwingen. Ik ben die flat in gerend, ik ben de vijfde woning op de zevende verdieping binnengestormd en heb daar het licht in de slaapkamer aangedaan. Om vervolgens op het bed een naakte vrouw te zien liggen, die, en dat kan ik niet vaak genoeg benadrukken, al dood was voordat ik de kamer binnenkwam. Maar omdat ik wist dat het vierkant van licht op dat moment compleet zou zijn, ben ik met grote haast weer vertrokken naar mijn eigen huis om van het schouwspel te genieten, totdat het lawaai van de sirenes ervoor zorgde dat ook alle andere lichten in de flat aansprongen.
Zo. Nu kent u ook mijn kant van het verhaal.’
© Stefan Pop