Leesfragment: Pogingen iets van het leven te maken

27 november 2015 , door Hendrik Groen
| | |

In samenwerking met Recensieweb.nl richten we de schijnwerpers op Nederlandse prozadebuten. Deze maand vindt u op onze site uitgebreide leesfragmenten uit de debuten van Hendrik Groen en Eva van Esch.

Deze week verscheen Hendrik Groens Pogingen iets van het leven te maken. Wij brengen een uitgebreid fragment. 'Áls de natuur al een opbeurende rol kan spelen in het leven van een mens, dan in ieder geval niet in de woon-slaapkamer van de Nederlandse bejaarde. Daar is de staat van de huiskamerplant meestal een getrouwe afspiegeling van de situatie waarin zijn verzorger zich bevindt: wachtend op een troosteloos einde. Omdat ze niks anders te doen hebben of erg vergeetachtig zijn geven de oudjes zo'n plant drie keer per dag water. Daar kan op den duur zelfs een sanseveria niet tegen.'

Hendrik Groen is wel oud maar niet dood, en niet van plan zich eronder te laten krijgen. Toegegeven: zijn dagelijkse wandelingen worden steeds korter omdat de benen niet meer willen en hij moet regelmatig naar de huisarts. Technisch gesproken is hij bejaard. Maar waarom zou het leven dan alleen nog maar moeten bestaan uit koffie drinken achter de geraniums en wachten op het einde? In korte, ogenschijnlijk luchtige, maar vooral openhartige dagboekfragmenten laat Hendrik Groen je een jaar lang meeleven met alle ups en downs van het leven in een bejaardentehuis in Amsterdam-Noord. Op de laatste dag van het jaar zal het nog moeilijk zijn om afscheid te nemen van dit charmante personage...

Dinsdag 1 januari 2013

Ik hou ook het komend jaar niet van bejaarden. Dat geschuifel achter die rollators, dat misplaatste ongeduld, dat eeuwige klagen, die koekjes bij de thee, dat zuchten en steunen.

Ik ben zelf 831/4 jaar.

Woensdag 2 januari

Er was royaal poedersuiker gemorst. Om de tafel beter af te kunnen nemen met een vaatdoekje zette mevrouw Smit de schaal met appelflappen even op een stoel.
Mevrouw Voorthuizen kwam aanlopen en ging met haar enorme reet midden in de schaal met flappen zitten zonder het zelfs maar te merken.
Pas toen mevrouw Smit de schaal ging zoeken om hem terug te zetten kwam iemand op het idee onder mevrouw Voorthuizen te kijken. Toen die opstond plakten er drie appelflappen aan haar bloemetjesjurk.
'Ze passen mooi bij het motiefje,' zei Evert. Ik stikte haast van het lachen.
Dit prachtige begin van het nieuwe jaar had moeten leiden tot algemene hilariteit maar gaf, in plaats daarvan, aanleiding tot drie kwartier gezemel over de schuldvraag. Ik werd van verschillende kanten boos aangekeken vanwege het feit dat ik het blijkbaar grappig had gevonden. En ik, ik mompelde excuses.
In plaats van nog harder te lachen, mompelde ik excuses.
Ik, Hendrikus Gerardus Groen, ben namelijk altijd correct, innemend, vriendelijk, beleefd en behulpzaam. Niet omdat ik dat ook allemaal ben maar omdat ik niets anders durf te zijn. Zelden zeg ik wat ik zeggen wil. Altijd kies ik voor de veilige weg. Mijn specialiteit: het sparen van kool én geit. Mijn ouders hadden een vooruitziende blik toen ze m. Hendrik noemden: veel braver zul je ze niet snel tegenkomen.'Kent gij Hendrik niet, die altijd zoo beleefd zijnen hoed afneemt als hij voorbij gaat?' Dat ben ik.
Ik word nog depressief van mezelf, dacht ik. Toen heb ik het besluit genomen om ook iets van de ware Hendrik Groen te laten horen: precies één jaar lang zal ik mijn ongecensureerde kijk geven op het leven in een bejaardenhuis in Amsterdam-Noord.
Als ik voor het eind van het jaar dood ga is dat overmacht. In dat geval zal ik mijn vriend Evert Duiker vragen om op mijn begrafenis een kleine bloemlezing te houden uit mijn dagboek. Als ik opgebaard lig in de kleine zaal van crematorium eDe Einderf, netjes gewassen en gestreken, zal de ongemakkel.ke stilte doorbroken worden door de raspende stem van Evert die enkele aardige passages zal voorlezen aan het onthutste publiek.
Over één ding maak ik mij zorgen: stel dat Evert eerder doodgaat dan ik?
Dat zou niet netjes zijn van hem, vooral omdat ik nóg meer ziektes en gezwellen heb dan hij. Op je beste vriend moet je kunnen rekenen. Ik zal het er met hem over hebben.

Donderdag 3 januari

Evert was enthousiast maar wilde niet garanderen dat hij langer zou leven dan ik. Hij had ook een paar bedenkingen. De eerste was dat hij na de voordracht uit mijn dagboek waarschijnlijk uit moest zien naar een andere aanleunwoning. De tweede zorg was de staat van zijn kunstgebit. Dat laatste had te maken met een onzorgvuldige biljartstoot van Vermeteren. Sinds hij staar heeft aan zijn rechteroog moet Vermeteren geholpen worden bij het mikken. Evert, nooit de beroerdste, had achter hem gestaan om aanwijzingen te geven, neus op keuhoogte. 'Iets naar links en een beetje diep raken en...' en voor hij klaar was had Vermeteren met de achterkant van zijn keu het gebit van Evert doormidden geramd. Carambole!
Evert loopt erbij of hij aan het wisselen is. Hij is nauwelijks te verstaan omdat hij zo slist. Dat gebit moet gerepareerd worden voor hij kan voorlezen aan mijn baar. Maar, het zal nondedju niet, de kunstgebittenreparateur heeft een burn-out. Twee ton per jaar, een pracht van een assistente, drie keer per jaar naar Hawai en toch overspannen; hoe is het mogelijk. Misschien somber geworden van al die valse oude tanden waar de etensresten soms zo lang tussen zaten dat er maden aangetroffen zijn. Bij wijze van spreken.
De oliebollen die ze beneden in de conversatieruimte serveren, hebben ze dit jaar uit de kringloopwinkel gehaald. Gistermorgen nam ik uit beleefdheid een bol, en daar heb ik twintig minuten over gedaan, met daarbij de aantekening dat ik ook nog een losse veter heb moeten voorwenden om onder tafel het laatste stuk bol in mijn sok te kunnen stoppen.
Vandaar dat er nog schalen vol stonden. Normaal is alles wat hier gratis is binnen een mum van tijd op.
In de conversatieruimte wordt gewoonlijk om 10.30 uur koffie geserveerd. Is de koffie er om twee minuten over half elf nog niet dan beginnen de eerste bewoners al heel overdreven op hun horloge te kijken. Alsof ze nog meer te doen hebben. Voor de thee, die om 15.15 uur geserveerd hoort te worden, geldt hetzelfde.
Een van de spannendste momenten van de dag: wat voor koekje wordt er vandaag geserveerd? Eergisteren en gisteren dus bij de koffie en bij de thee bejaarde oliebollen. Want 'we' gaan natuurlijk geen eten weggooien. Dan stikken we er nog liever in.

Vrijdag 4 januari

Ik heb gisteren een wandelingetje gemaakt naar de bloemenstal en daar bollen in een bakje gekocht. Heb ik over een week, als de hyacinten uitkomen, toch mooi de lente weer gehaald.
In de meeste kamers van dit tehuis staan in april de kerststukjes nog. Naast een stokoude sanseveria en een terminale primula. 'Zonde om weg te gooien.'
Áls de natuur al een opbeurende rol kan spelen in het leven van een mens, dan in ieder geval niet in de woon-slaapkamer van de Nederlandse bejaarde. Daar is de staat van de huiskamerplant meestal een getrouwe afspiegeling van de situatie waarin zijn verzorger zich bevindt: wachtend op een troosteloos einde. Omdat ze niks anders te doen hebben of erg vergeetachtig zijn geven de oudjes zo'n plant drie keer per dag water. Daar kan op den duur zelfs een sanseveria niet tegen.
Mevrouw Visser heeft me voor morgenmiddag uitgenodigd voor een kopje thee. Ik had moeten weigeren, al is het maar omdat ze stinkt, maar ik heb gezegd dat ik graag even bij haar langskom. Daar gaat mijn middag. God, wat ben ik toch een slappe zak. Er schoot me op het beslissende moment geen smoes te binnen dus dat wordt prietpraat en droge cake. Hoe ze erin slaagt om van de natste cake in korte tijd stoffig karton te maken is een raadsel. Per plakje heb je drie kopjes thee nodig. Ik ga morgen een daad stellen en het tweede plakje weigeren. Het begin van een nieuw leven.
Een nieuw leven op netjes gepoetste schoenen. Daar ben ik de halve ochtend mee bezig geweest. De schoenen zelf gingen redelijk snel. Ik was vooral veel tijd kwijt om de schoensmeer uit de mouwen van mijn overhemd te krijgen. Maar ze glimmen nu aardig. De schoenen. De mouwen heb ik uiteindelijk maar opgerold. Die kreeg ik niet meer schoon.
Daar zal commentaar op komen. 'Hoe krijgt u toch altijd die mouwen zo vies, meneer Groen?'
Het leven bestaat hier uit nóóit of áltijd. Het eten is de ene dag 'nóóit op tijd en áltijd te heet' en de volgende dag 'áltijd te vroeg en nóóit eens warm'. Ik heb mensen wel eens voorzichtig herinnerd aan nogal tegenstrijdige eerdere uitspraken, maar van logica is men hier niet gediend. 'U weet het zeker weer beter he, meneer Groen?'

[...]

Copyright © Hendrik Groen en J.M. Meulenhoff bv

 

pro-mbooks1 : athenaeum