Leesfragment: Quasikristallen

27 november 2015 , door Eva Menasse
| |

Op 4 november verschijnt Quasikristallen van Eva Menasse (Quasikristalle vertaald door Annemarie Vlaming). Wij publiceren voor. 'Xanes eerste ontmoeting met Claudia was naar eigen zeggen weggezonken in de nevelen der jeugd. Judith verdacht haar ervan iets achter te houden. Maar Xane leek zich daadwerkelijk niets speciaals te herinneren en beweerde dat ze jaloers was op Judith vanwege het concrete verhaal met de suikerspin, overigens de enige goede formulering die ze ooit uit Claudia's mond hadden gehoord. In Duits was ze later een superkneus, nog erger dan in de andere vakken, afgezien van biologie en tekenen.'

Wat weten we echt over onszelf? En wat weten anderen over ons? In dertien hoofdstukken ontleedt Eva Menasse de biografie van een vrouw. Aan het begin van de roman is Xane Molin veertien jaar oud en beleeft ze een dramatische zomer; aan het eind is ze oma en probeert ze nog één keer het roer om te gooien voor de jaren die haar nog resten. Vanuit de perspectieven van verschillende mensen die haar kennen - onder anderen een jeugdvriendin, een huisbaas, de echtgenoot, de minnaar - toont Menasse Xane als moeder en dochter, als vriendin, als huurster en als patiënte, als vage kennis en ontrouwe echtgenote. Een gedurfd vrouwenportret waarin als terloops de vragen naar waarneming en waarheid worden gesteld.

 

Niets was eenvoudig, bekend, veilig, voor waar aangenomen, gegarandeerd.
– Janet Frame

 

1

Zomervakantie. Judith was het erf van haar ouders in geen weken af geweest, de verwilderde tuin, het enorme bouwvallige huis, dat haar zusje in een mix van overmoed en onschuld onze villa noemde. Als jong meisje had Judiths moeder van een kasteeltje gedroomd en Judiths vader, die onlangs fel afstand van zijn ouders had genomen, omdat ze nazi’s waren geweest en evengoed het lef hadden gehad zijn jonge vrouw af te wijzen, was zo verliefd en hoteldebotel geweest dat hij de ruïne met geleend geld had gekocht. Omdat het theoretisch gezien jugendstil was. Maar nu, ruim veertien jaar later, groeide de renovatie hem op slinkse wijze boven het hoofd, alsof het huis maar al te goed wist dat hij zich nooit gewonnen zou geven en hem, de autodidactische bouwvakker, daarom tot levenslang veroordeelde.
De wetenschap dat er ooit zoiets als school had bestaan verdampte in de hitte. Haar verwoede overlevingsstrijd kort voor het eind van het schooljaar leek haar vanaf hier, in de diepte van haar tijdgraf, even vaag als het vooruitzicht op het onvermijdelijke nieuwe begin in de herfst, met wat kleine wijzigingen (Oudgrieks als nieuw vak, een zwangere wiskundelerares en misschien, voor de nodige sensatie, een nieuwe, ongetwijfeld ook nog gedragsgestoorde leerling) waar Judith met moeite huichelende interesse voor zou hebben kunnen opbrengen. Maar er was hier toch niemand.
Xane was, anders dan voorgaande jaren, aan het eind van het schooljaar meteen naar Frankrijk gestuurd. En Claudia bracht zoals elk jaar de hele vakantie bij haar grootouders door, in een dorp ergens ver weg in het westen. Judith en Xane wisten best dat haar brieven over verveling en heimwee beschaamde leugens waren, want Claudia was een geboren boerin, dat zag je al aan haar gezicht. Iedere keer dat ze elkaar langere tijd niet zagen, gingen Judith en Xane zich te buiten aan een minachting voor Claudia waardoor het aan het begin van het nieuwe schooljaar een tijdje onmogelijk leek om hun oude gewoontes weer op te pakken, dat wil zeggen, Claudia tot aanhoudende verbazing van leraren en medescholieren als goedmoedige, dienstbare satelliet achter zich aan te slepen. Xane en Judith waren een amazoneduo dat net deed of het te blasé was om met het voetvolk om te gaan. Niemand die het waagde het met hen aan de stok te krijgen. Wat Claudia te wachten stond als zij haar zouden laten vallen was niet helemaal duidelijk. Maar erg prettig zou het wel niet zijn.
Een goeie meid, had Xanes moeder ooit eens over Claudia gezegd, en sindsdien begonnen Xane en Judith hun korte, vergiftigde duetten vaak met de vraag: Hoe zou het eigenlijk met onze goeie meid gaan?
Vandaag was ik met oma paddenstoelen zoeken, zou de ander dan bijvoorbeeld met een piepstem antwoorden, een ansichtkaart van Claudia uit hun lagereschooltijd citerend. Maar inmiddels waren ze ouder en valser en zei de een: Waarschijnlijk mest ze de stal uit, en dan borduurde de ander daarop voort, en wast daarna haar haar met marseillezeep, waarop de een aanvulde, haar schaamhaar, zul je bedoelen, en de ander weer, onderdrukt lachend, ik hoop maar dat het niet het schaamhaar van haar opa is. Een tijdje geleden namelijk hadden ze, slechts op basis van foto’s, samen geconcludeerd dat Claudia’s grootvader eruitzag als een pederast.
Tot nog toe was het altijd goed gegaan, het in de herfst weer oppakken van hun vriendschap met Claudia. Dat was niet zonder reden. Ten eerste vertrokken Xane en haar familie normaal gesproken later in de zomervakantie en kwamen ze pas terug als de school weer begon. Tegen die tijd was de lol er altijd wel weer af en schaamden ze zich heimelijk voor de dingen die ze weken eerder hadden gezegd. En die dubbele schaamte, namelijk ook de schaamte dat ze zich daarvoor schaamden, zorgde ervoor dat het thema een tijdje taboe was.
Een andere reden was dat ze aan het begin van het schooljaar Claudia’s moeder vaker te zien kregen. Ze was nog jong, want ze had Claudia op scandaleuze leeftijd gekregen, wat zo ongeveer met het eind van haar eigen middelbareschooltijd moest zijn samengevallen. Bovendien was ze betoverend mooi, een engel zonder enige opsmuk. En ze was ongecompliceerder en hartelijker dan alle andere moeders die ze kenden, omdat de andere moeders doorgaans een koppige veiligheidsafstand tussen zichzelf en hun jeugdige concurrentes in acht namen.
Misschien – Judith kon dat in die tijd niet zo goed inschatten – was Claudia’s moeder, die iedereen Lizzie mocht noemen en tutoyeren, wel de reden waarom Xane en zij Claudia tolereerden. Maar natuurlijk lag het ook aan Claudia zelf, die ze allebei van klein af aan kenden, langer dan elkaar.
Claudia was even blond en vriendelijk als Lizzie, maar bij haar was alles wat grof uitgevallen. Haar neus stond vergeleken bij die van haar moeder maar een heel klein beetje meer omhoog, maar bij haar resulteerde dat meteen in een varkensneusje; ze bloosde continu en niet alleen op school, begon snel te zweten, struikelde over haar woorden en ging voortdurend met haar handen door haar haren, wat je ze goed aan kon zien. En terwijl je je bij Lizzie – of mevrouw Denneberg – in een vrolijke Franse film waande als ze een ijskoud stukje meloen in je vlierbessensap liet glijden, ervoeren de meisjes Claudia’s gastvrijheid, die steunde op de pijlers volkorenbiscuitjes en een zelfgemaakte theepot, als plomp en vermoeiend. Claudia was het levende voorbeeld van de slechte kopie. Dat begreep Judith pas toen ze volwassen was. Maar in die tijd wekte het feit dat het Claudia niet alleen aan elk talent ontbrak, maar ook aan het geringste vermogen om zichzelf anders voor te doen dan ze was, bij Xane en haar slechts agressie op.
Tegelijkertijd was dat juist de reden dat ze haar beschermden. Zij, van wie men had kunnen aannemen dat ze dit zachtaardige, onhandige, volgens alle jeugdige maatstaven enorm deerniswekkende meisje zouden pesten of op z’n minst verachten, hadden haar lang geleden tot hun vriendin verklaard. Bepalend daarin was de door hen bewonderde Lizzie Denneberg, die haar dochter met het onverstoorbare geduld van een kleuterleidster tegemoet trad en van wie ze destijds veronderstelden dat ze stiekem even erg onder Claudia’s traagheid leed als zijzelf deden. En tenslotte waren ze al lang geleden, in een toestand van kinderlijke onschuld, met Claudia vervlochten geraakt. Judith kende Claudia al vanaf de eerste schooldag en Xane, die op een andere lagere school had gezeten, woonde in hetzelfde gebouw.

Die eerste schooldag, op het feest van de versierde snoepzakken, had Judiths moeder het haar van haar dochter weer eens willen ontkennen. Ze begon al vroeg in de ochtend aan de procedure, waar koud water, citroensap, scherpgetande kammen en een krultang aan te pas kwamen. Judith raasde en tierde, haar moeders hand schoot een paar keer uit, zoals een draai om je oren destijds werd genoemd, haar jurk werd vuil omdat Judith tussendoor over de grond rolde en de zijden sjaal, die als een brede band haar haar in bedwang moest houden, paste qua kleur niet bij de enige andere jurk die ze nog had. In de auto verborg Judith haar mishandelde hoofd onder haar jas, Judiths moeder huilde stilletjes, Judiths vader speelde voor chauffeur en deed of zijn neus bloedde. Toen ze bij school aankwamen, waar opgedofte kinderen voor vaderlijke camera’s poseerden, bleek de driejarige Salome ongezien een groot deel van Judiths snoepgoed te hebben opgegeten en begon over te geven zodra ze op de stoep stond.
Judith droeg haar halflege snoepzak, waar de papieren slingers in flarden vanaf hingen, met kaarsrechte rug bij haar familieleden vandaan de school in, naar een klaslokaal dat nog naar verf rook. Ze negeerde dapper het eerste Pippi Langkousgefluister. Maar toen ze door de juffrouw werd aangespoord om enkele voorgedrukte peren in te kleuren die haar persoonlijke symbool voor kapstokje, sloffenkast en alle schoolboeken zouden worden, in elk geval tot ze kon lezen en schrijven, en ze ontdekte dat haar etui, als het volgende slachtoffer van het haardebacle, blijkbaar thuis was blijven liggen, kwamen de waterlanders. Op dat moment gaf een klein blond meisje een zetje tegen haar onderarm, schoof een zakdoekje haar kant uit, deelde alle viltstiften met haar en fluisterde later, toen ze weer buiten stonden, in vrijheid gesteld om terug te keren naar hun wachtende familieleden: Wat heb je mooie haren. Mag ik ze aanraken?
Judith knikte en Claudia aaide voorzichtig over haar hoofd, haar mond halfopen van inspanning, en zei vol verbazing: Net rode suikerspin.
Dat was het begin.
Xanes eerste ontmoeting met Claudia was naar eigen zeggen weggezonken in de nevelen der jeugd. Judith verdacht haar ervan iets achter te houden. Maar Xane leek zich daadwerkelijk niets speciaals te herinneren en beweerde dat ze jaloers was op Judith vanwege het concrete verhaal met de suikerspin, overigens de enige goede formulering die ze ooit uit Claudia’s mond hadden gehoord. In Duits was ze later een superkneus, nog erger dan in de andere vakken, afgezien van biologie en tekenen.
Kort voordat ze naar het gymnasium gingen hadden ze elkaar voor het eerst met z’n drietjes ontmoet. Lizzie Denneberg wilde de twee vriendinnen van haar dochter aan elkaar voorstellen, aangezien ze alle drie bij elkaar in de klas zouden komen. Lizzie nodigde ook de moeders uit. Xanes moeder was die dag naar de kapper geweest en zag er behoorlijk topzwaar uit, zeker vergeleken met mevrouw Dennebergs jeugdige paardenstaart. Ze probeerde deze imperfectie te verbloemen met uitbundige loftuitingen voor Lizzies fleurige balkon. De verlegenheid van Judiths moeder werd door de andere twee als elegante terughoudendheid beschouwd. Gelukkig zat ze net in een gezonde fase.
Terwijl de moeders koffiedronken trokken de meisjes zich terug in de kinderkamer. Claudia wilde bloemen van zijdepapier knutselen en legde haar bonte velletjes papier, het bloemendraad, de scharen en het plakband in een in haar ogen onweerstaanbare uitstalling op de vloer. Judith en Xane staarden elkaar als door de bliksem getroffen aan. Ze hadden allebei een soort tweede Claudia en een overeenkomstig kinderachtige middag verwacht. En nu waren ze door het dolle heen, vanwege de onvermoede nieuwe mogelijkheden, maar ook in de war vanwege hun verplichtingen ten opzichte van Claudia, die nietsvermoedend tot het vijfde wiel aan de wagen was geworden.

[...]

 

 

© 2013 Eva Menasse
© 2014 Nederlandse vertaling Annemarie Vlaming
Auteursportret © Ekko von Schwichow

Uitgeverij Atlas Contact

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum