Leesfragment: We worden steeds slimmer

27 november 2015 , door Clive Thompson
| |

Op 19 juni verschijnt Clive Thompsons We worden steeds slimmer (Smarter Than You Think, vertaald door Joost Mulder). Bij ons kunt u dit weekend alvast uit het boek voorproeven. 'Kasparov wist dat het gevecht tussen computers en mensen in het schaken uiteindelijk over snelheid ging. Computers die in alle partijen ruwweg zeven zetten vooruit konden denken, zouden iedere menselijke tegenstander op de knieën krijgen. Een mens zou een fout kunnen maken, maar de computer niet. Brute kracht wint. Terwijl hij nadacht over Deep Blue liet Kasparov zijn gedachten gaan over deze verschillende cognitieve benaderingen.'

We ervaren dagelijks hoe we dankzij slimme zoektermen op Google een bijna oneindig geheugen hebben. Uit onderzoek blijkt dat intensieve gebruikers van Twitter en Facebook voor bepaalde onderwerpen een vorm van intuïtie, ook wel 'ambient awareness', ontwikkelen die tien jaar geleden nog onbekend was. Wetenschappers gebruiken software om denkstappen te maken die met alleen hun hersenen onmogelijk zouden zijn. En miljoenen mensen blijken het schrijven van een e-mail te gebruiken om hun gedachten te ordenen.

In We worden steeds slimmer laat Clive Thompson zien dat onze denkwerelden rijker en complexer worden naarmate we meer op techniek vertrouwen. We leren en onthouden meer, nemen de wereld om ons heen anders waar en hebben zelfs totaal nieuwe gedachten. Thompson vertelt hoe we smartphones, social media, zoekmachines, tekstverwerkers en nog talloze andere technologieën kunnen gebruiken om de capaciteit van onze hersenen te vergroten. Zo kunnen we een samenwerkingsverband aangaan met de schaakcomputer, of een soort extern geheugen aanleggen - net als een 76-jarige miljonair die digitaal letterlijk alles opneemt wat er in zijn leven gebeurt.

Volgens Thompson zijn we bij elke technologische innovatie bang dat ons leven nooit meer hetzelfde zal zijn. Maar net als in het verleden leren we hoe we het nieuwe kunnen gebruiken en houden we vast aan wat goed is van het oude. We worden steeds slimmer presenteert in heldere taal een vernieuwend perspectief op het heden en de toekomst. Want ook onze huidige wereld is ooit sciencefiction geweest.

N.B. 26 juni spreekt Clive Thompson met Yvonne Zonderop bij De Nieuwe Poort (John Adams Institute). U bent welkom.

De opkomst van de centaurs

Wie is er beter in schaken – de computer of de mens?
Het is een vraag die waarnemers al lange tijd fascineert, misschien wel omdat schaken bij uitstek de verbeelding van menselijk denken lijkt te zijn: de spelers zitten zwijgend met denkrimpels in hun voorhoofd, net zoals de Denker van Rodin, en maken razendsnelle berekeningen. Het is pure cognitieve activiteit: logica als extreme sport.
Het idee van een machine die beter speelt dan een mens heeft altijd aanleiding gegeven tot zowel opwinding als angst. In de achttiende eeuw veroorzaakte Wolfgang von Kempelen opschudding met zijn machine de Mechanische Turk – een automaat die een griezelig goede partij schaak speelde en zelfs Napoleon Bonaparte versloeg. Het schouwspel was zo verontrustend dat toeschouwers van verbijstering schreeuwden toen het raderwerk van de Turk zich voor het eerst met een klik in beweging zette. Maar het raderwerk, en de machine zelf, waren nep: in werkelijkheid werd de automaat bestuurd door een schaakexpert die listig in de houten kast verborgen zat. In 1915 kwam een Spaanse uitvinder met een echte robot die daadwerkelijk kon schaken – dat wil zeggen: een eenvoudig eindspel met niet meer dan drie stukken. Scientific American schreef bezorgd dat de uitvinder ‘de menselijke geest wil vervangen door machinerie’.
Tachtig jaar later, in 1997, kwam deze intellectuele strijd tot een even verpletterend als treurig einde toen wereldkampioen Garry Kasparov door IBM’s supercomputer Deep Blue in een tweekamp over zes partijen werd verslagen. Tegen een machine die 200 miljoen stellingen per seconde kon doorrekenen, moest zelfs Kasparovs fameus agressieve en wendbare stijl het afleggen. In de laatste partij gebruikte Deep Blue zo’n slimme list – hij misleidde Kasparov zodat deze toeliet dat de computer een paard offerde – dat hij hem in negentien zetten verpletterde. ‘Ik verloor mijn vechtlust,’ zei Kasparov na afloop, en hij voegde eraan toe dat hij ‘helemaal leeg’ was. Gebiologeerd riep de verzamelde pers een winnaar uit. Op het omslag van Newsweek werd de gebeurtenis ‘The Brain’s Last Stand’ genoemd, het laatste verzet van het brein. Onheilsprofeten voorzagen het einde van het schaken zelf. Als machines beter en sneller konden denken dan zelfs Kasparov, waarom zou het spel dan interessant blijven? Waarom zou iemand nog spelen? Waar ligt nog de uitdaging?
Toen deed Kasparov iets onverwachts.

In werkelijkheid kwam de overwinning van Deep Blue voor Kasparov niet als een complete verrassing. Schaakgrootmeesters, die begrepen hoe verschillend de speelwijzen van mensen en computers waren, voorspelden al jaren dat de computer op termijn de mens zou verslaan. Menselijke schakers ontwikkelen zich als speler door jaren te besteden aan het bestuderen van ’s werelds beste openingen en eindspelen; ze spelen duizenden partijen en bouwen in hun hoofd langzaam een enorme bibliotheek op met winnende en verliezende strategieën. Ze analyseren de sterke en zwakke punten van hun tegenstanders, en ook hun stemmingen. Als zij naar het bord kijken, manifesteert die kennis zichzelf als intuïtie: een aha-moment waarop ze in één oogopslag de best mogelijke zet herkennen.
Een schakende computer, daarentegen, beschikt over geen enkele intuïtie. Hij analyseert de partij met behulp van brute kracht; hij bekijkt de stukken zoals ze op dat moment op het bord staan en rekent vervolgens alle mogelijkheden door. Hij gooit zetten die tot verliezende stellingen leiden weg, neemt vervolgens de veelbelovende zetten en rekent alles opnieuw door. Na dit een paar keer te hebben gedaan – en vijf of zeven zetten vooruit te hebben gekeken – komt hij uit op een aantal sterke voortzettingen. De manier waarop de machine ‘denkt’ is fundamenteel on-menselijk. Mensen zitten niet op elke mogelijke zet te kauwen, aangezien onze hersenen zoveel informatie ineens niet kunnen bevatten. Als je in een schaakpartij acht zetten vooruit doet, overtreft het aantal mogelijke voortzettingen het aantal sterren in ons melkwegstelsel. En als je alle mogelijke partijen optelt? Dan komt er een getal uit dat het aantal atomen in het ons bekende deel van het heelal overtreft. Vraag een schaakgrootmeester hoeveel zetten hij vooruit kan kijken, en je hebt grote kans dat je het antwoord krijgt dat de Cubaanse grootmeester José Raúl Capablanca naar verluidt ooit gaf: ‘Eén zet, namelijk de beste.’
Kasparov wist dat het gevecht tussen computers en mensen in het schaken uiteindelijk over snelheid ging. Computers die in alle partijen ruwweg zeven zetten vooruit konden denken, zouden iedere menselijke tegenstander op de knieën krijgen. Een mens zou een fout kunnen maken, maar de computer niet. Brute kracht wint. Terwijl hij nadacht over Deep Blue liet Kasparov zijn gedachten gaan over deze verschillende cognitieve benaderingen.
Het bracht hem op een stoutmoedig idee. Wat zou er gebeuren als mensen en computers de handen ineensloegen, in plaats van het tegen elkaar op te nemen? Wat als ze in teams samenspeelden: een computer en een mens die samen aantraden tegen een ander mens-computerduo? Op die manier zou iedereen misschien kunnen profiteren van de specifieke sterke punten van de teamgenoot. De computer zou een bliksemsnelle – zij het niet-creatieve – vaardigheid inbrengen: ziljoenen zetten doorrekenen, terwijl de mens intuïtie en inzicht zou meebrengen, het vermogen om tegenstanders te ‘lezen’ en te overbluffen. Samen zouden ze een eenheid vormen die schakers later een ‘centaur’ zouden noemen: een hybride wezen dat over de krachten van zowel mens als machine beschikte.
In juni 1998 speelde Kasparov de eerste openbare partij mens-computer-samenwerkingsschaak, dat door hem inmiddels ‘Advanced Chess’ was gedoopt, met als tegenstander Veselin Topalov, een grootmeester met een toprating. Beide spelers gebruikten een standaardcomputer met daarop een commercieel verkrijgbaar schaakprogramma en databases met honderdduizenden schaakpartijen, waaronder een aantal van de beste ooit gespeeld. Ze bekeken welke zetten de computer aanbeval en raadpleegden databases om te zien of mensen zich al eens eerder in een situatie als de hunne hadden bevonden. Vervolgens gebruikten ze die informatie als basis voor hun planning. Elke partij duurde maximaal een uur, zodat ze niet eindeloos de tijd hadden om de computers te raadplegen, maar snel te werk dienden te gaan.
Kasparov noemde de ervaring ‘net zo verwarrend als opwindend’. Bevrijd van de noodzaak om uitsluitend op zijn geheugen te vertrouwen, had hij zich meer kunnen richten op het creatieve element van zijn partij. Het was net als leren hoe je een raceauto bestuurt: hij moest als het ware de computer leren besturen – razendsnel kunnen aanvoelen welke strategie de computer zou moeten beoordelen, snel een zoektocht kunnen afkappen als die niets leek op te leveren en het advies van de computer kunnen overnemen dan wel negeren. ‘Zoals een goede formule 1-coureur zijn eigen auto door en door kent, moesten wij de werkwijze van het computerprogramma volledig leren doorgronden,’ schreef hij later. Topalov bleek zelfs een nog betere ‘formule 1-denker’ dan Kasparov. Zonder hulp van de computer was Kasparov de sterkere speler: een maand eerder had hij Topalov nog met 4-0 ingemaakt. Maar het centaurspel trok de kansen gelijk. Dit keer eindigde Topalovs strijd met Kasparov in een 3-3 gelijkspel.
In 2005 was er een ‘freestyle’ schaaktoernooi waarin een team kon bestaan uit een willekeurig aantal mensen of computers, in elke denkbare combinatie. Veel teams bestonden uit schaakgrootmeesters die al tal van gewone toernooien op hun naam hadden gebracht en een rating van 2500 (van de maximaal 3000) hadden gehaald. Maar in het winnende team zat geen enkele grootmeester. Het bestond uit twee jongemannen uit New England, Steven Cramton en Zackary Stephen (die met hun ratings van tussen de 1400 en 1700 betrekkelijke amateurs waren), en hun computers.
Hoe kon het dat deze verdienstelijke amateurs wonnen van schakers met veel meer ervaring en pure aanleg? Omdat Cramton en Stephen experts waren in het samenwerken met computers. Ze wisten wanneer ze op hun schaakgevoel moesten vertrouwen en wanneer ze het advies van de machine moesten volgen. Razendsnel werkend – ook deze partijen duurden maximaal zestig minuten – brainstormden ze over zetten, keken wat de computer ervan vond en raadpleegden ondertussen databases om te zien of de strategie al eens in eerdere partijen was opgedoken. Ze gebruikten drie computers tegelijk, waarop vijf programma’s draaiden; op die manier konden ze kijken of verschillende programma’s tot dezelfde zet kwamen. Maar ze namen niet klakkeloos over wat de machine accepteerde, en oude partijen na-apen deden ze ook niet. Als ze dachten dat ze hun tegenstanders daarmee psychologisch uit het lood konden brengen, kozen ze rustig zetten die door de computer als minder goed waren beoordeeld.
In feite was er een nieuwe vorm van schaakintelligentie aan het ontstaan. Je kon de teams als volgt rangschikken: (1) een schaakgrootmeester was goed; (2) een schaakgrootmeester met een laptop was beter. Maar zelfs die met een laptop uitgeruste grootmeester kon worden verslagen door (3) relatieve nieuwkomers, mits deze amateurs buitengewoon bedreven waren in het benutten van machinale assistentie. ‘Menselijke strategische leiding, gekoppeld aan de tactische scherpte van een computer, was overweldigend,’ concludeerde Kasparov.
Het werd nog leuker toen bleek dat deze slimme amateurs zelfs een supercomputer van het kaliber Deep Blue konden wegspelen. Een van de deelnemers aan het freestyle schaaktoernooi die door Cramton en Stephen werden verslagen, was een versie van Hydra, de krachtigste schaakcomputer van dat moment, die waarschijnlijk nog sneller en krachtiger was dan Deep Blue. Hydra’s eigenaren gaven de machine volledig de vrije hand en lieten hem zijn tegenstanders met pure logica en snelheid bestrijden. Een paar dagen na het Advanced Chess-evenement versloeg Hydra in een mens-tegen-machine-schaaktoernooi de op zes na sterkste schaakgrootmeester ter wereld.
Maar Cramton en Stephen versloegen Hydra. Ze deden dat met hun eigen talent en reguliere Dell- en Hewlett-Packard-computers van het type dat jij in 2005 waarschijnlijk op je bureau had staan, en waarop software draaide die voor zestig dollar te koop was. Wat ons terugbrengt bij onze oorspronkelijke vraag: wie is de beste schaker – de mens of de computer?
Geen van beiden.
Het zijn die twee samen, zij aan zij werkend.

[...]

 

© 2013 Clive Thompson
Nederlandse vertaling © 2014 Maven Publishing / Joost Mulder

Maven Publishing

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum