Leesfragment: Zelfportret in brieven

27 november 2015 , door Willem Wilmink
| | | | |

Op 29 april verschijnt Zelfportret in brieven, een selectie uit de brieven van Willem Wilmink samengesteld door Vic van de Reijt en Wobke Wilmink-Klein. Wij publiceren voor. 'Vaders trillende handen, waar jij een ontroerende beschrijving van geeft, waren niet het gevolg van teveel drinken: zijn handen trilden altijd al wel, Rutger heeft dat ook. Vader was in zijn vrijgezellentijd een vermaard cafébezoeker, met vrienden als Appie Mooiweer alias Albert Beautemps, maar moeder wist het thuis gezellig te maken voor hem én zijn vrienden, zonder dat het daar ooit uit de hand liep.'

In 2013 was het alweer tien jaar geleden dat Willem Wilmink overleed, schrijver van prachtige poëzie voor kinderen en volwassenen, essayist, liedjesschrijver, verhalenverteller maar ook groot brievenschrijver. Legendarisch was zijn afkeer van de telefoon wie ooit getuige was van zijn woedeaanvallen als dat kreng weer afging, verbaast zich over de humorvolle melancholie die hem overviel zodra hij de pen weer ter hand nam. Vanaf zijn studententijd in Amsterdam stuurde Wilmink brieven aan zijn ouders en dwepende brieven aan hartsvriendinnen; in zijn latere carrière aan collega-auteurs en uitgevers, aan vrienden en bewonderaars en personen met wie hij iets uit te vechten had. In zijn brieven had Wilmink altijd het hart op de tong, ze gáán altijd ergens over.

Wobke Wilmink-Klein en Vic van de Reijt stelden uit de rijke correspondentie een mooi chronologisch geordend brievenboek samen. Het boek is de ideale opmaat voor de biografie van Wilmink, waarvoor Elsbeth Etty de opdracht gekregen heeft.

 

Aan Enno Endt. Amsterdam, 4 januari 1973

Beste Enno.1
Zondag 4 januari. Een wat mistige dag in een winter die in ’t geheel geen winter is. Veel nieuws over hier hoef ik je niet te vertellen: dat op ons instituut het onderwijs nog steeds een vreugde en de organisatie nog steeds een groot verdriet is, weet je van Hans van den Bergh.2 Dat Ajax nog steeds twee punten achterstaat op Feijenoord, weet je van David.3 En dat onze grote stad gebouwd op palen nog steeds niet ommegevallen is, zullen de kranten je als het ware uit het ongerijmde bewijzen. Wel wordt het voortbestaan van Amsterdam met de dag een groter wonder, gezien snelverkeer en metrobouw – en van dat laatste valt te zeggen dat de gemeente voor minstens drie miljoen gulden is opgelicht door de betreffende aannemers – dat gaat een immense rel worden. Ik geef op het ogenblik twee B-blokken. Tot tevredenheid van de meeste studenten. Sommigen hebben als oordeel dat we te veel van de hak op de tak springen (een zeer juiste kritiek, maar wat doe ik eraan?) en dat ze de grote lijn missen die jij zo kundig, zij het niet overal zonder wat fantasie, wist te geven. Onze blokken zijn min of meer thematisch bezig: reflectie op de arbeiders door de tijd heen (van Jacob Jan Cremer4 tot en met de arbeiderdichters De Vries en Van Vollenhoven,5 die eind 1972 debuteerden), volks-, baker-, kinderliedjes, volksen kultuursprookjes door de tijd heen, maar daarnaast natuurlijk ook de items waar je niet omheen kunt: Gids,6 Nieuwe Gids,7 Forum,8 Multatuli, etc.
Als kulturele rampen valt te vermelden: de opheffing van Raster9 en SOMA, en de publicaties van Lidy van Marissing in De Volkskrant.10 Gek eigenlijk: zoveel Marxistische geschriften vervullen me met geestdrift – Kuttner’s Het hongerjaar 1566, Brecht’s Mutter Courage, Furcht und Elend des Dritten Reiches, Dreigroschenoper, en ook zijn zeer ondogmatische theoretische geschriften. Maar Jacques Vogelaar11 begrijp ik niet, Lidy van Marissing ergert me, en de marxistische stukken op ons instituut vind ik om op te schíeten, met uitzondering van het expressionisme-stuk van Prior c.s.12 Misschien is het wel de ongenuanceerdheid van dat maatschappij- vernieuwen-streven, het feit dat ze er niet onder lijden dat de Schoonheid zijn dubieuze kanten heeft. Ze zien Cruijff als een gruwelijk voorbeeld van het kapitalistische Brood en Spelen, kathedralen als de exponenten van ketterjacht en heksenvervolging, literatuur over persoonlijke dingen als een toonbeeld van decadentie. En het deprimerende daarbij is het gemak waarmee ze afzien van al die dingen. Voor mij valt een links standpunt wél te verenigen met bewondering voor een overdracht van puur-persoonlijke of puur-autonome literatuur en ik zou het een verraad aan mezelf en een verraad aan het vak vinden, om de kant van het grote maatschappelijke verbond van-alles-met-alles op te gaan. Bovendien: weet ik veel.
Hans heeft op een van de dinsdagmiddagvergaderingen een brief van jou voorgelezen (met uitzondering natuurlijk van de voor hem privé bedoelde fragmenten), en we weten dus dat het bestaan dat jullie in Suriname hebben, schaduwzijden heeft. Maar het is voor jou toch ook wel van het grootste belang dat je zicht krijgt op die situatie. Wie weet kun je met je ervaring iets doen aan de verbetering van de verhoudingen hier. Er begint hier namelijk ten opzichte van de Surinamers in de Bijlmer een houding te ontstaan die nogal troebel is, en niet vrij van racisme. Allemaal een kwestie van onwetendheid en onbegrip, en wellicht te verhelpen.
Enno, heel hartelijke groet, ook aan Paula,13
en ook van Noortje,
Willem

1 Enno Endt (1923-2007), collega van Wilmink op het Instituut; Endt verbleef destijds in Suriname.
2 Hans van den Bergh (1932-2011), collega van Endt en Wilmink op het Instituut.
3 David Endt, zoon van Enno, speler bij Ajax waarvoor hij later in verschillende functies werkzaam was.
4 Jacob Jan Cremer (1827-1880), roman-, poëzie- en toneelschrijver, auteur van Fabriekskinderen (1863) waarin hij ten strijde trok tegen de uitwassen van de industrialisatie.
5 Wim de Vries (1923-1994), metaalarbeider, en Pierre van Vollenhoven (1927), bouwvakker, publiceerden een gezamenlijke dichtbundel M’n woord een wapen tot verweer, Van Gennep 1972.
6 De Gids is het oudste literaire en algemeen culturele tijdschrift van Nederland, opgericht in 1837.
7 De Nieuwe Gids (1885-1943), het tijdschrift waarin de Tachtigers aan het woord kwamen.
8 Forum: Nederlands-Vlaams literair tijdschrift dat verscheen van 1932 tot 1935.
9 Raster: driemaandelijks literair tijdschrift in boekvorm, verscheen van 1967-1972. Het werd heropgericht in 1977 en beleefde in 2008 zijn laatste jaargang.
10 Journaliste Lidy van Marissing (1942) achtte in haar stukken de vraag naar de functie van kunst in de samenleving van grote betekenis.
11 Jacques Vogelaar (pseudoniem van Frans Broers, 1944-2013), experimentele schrijver, essayist, criticus, dichter en vertaler.
12 Frits Prior was een van de marxistische studentenleiders op het Instituut voor Neerlandistiek. Met Yves van Kempen, Anthony Mertens en Cyrille Offermans publiceerde hij Materialistiese literatuurteorie. De literatuurteoretiese opvattingen van Herman Gorter, Frans Mehring, Henriëtte Roland Holst, Th. W. Adorno, Walter Benjamin, Bertolt Brecht en Georg Lukács, SUN 1973.
13 Paula, echtgenote van Enno Endt.

 

Aan Herman Finkers. Enschede, 7 mei 1997

Beste Herman,
Bedankt voor je brief met al een heleboel prachtige ideeën.1 We maken het heel goed, ik kan alleen de dingen niet meer goed aan die ik vroeger ook al niet goed aankon: verjaardagsvisites, lange vakantiereizen, enzovoort. ’t Is ook niet zo eenvoudig met dat ‘20e eeuw’: de prachtige Almelose vergissing is begrijpelijk,2 in het Jordaanlied ‘De afgekeurde woning’ is sprake van ‘een huis uit de zeventiende eeuw’, maar toen stond in de hele Jordaan nog geen enkel huis – ja, wat boerderijen in ’t boerenland. Bedoeld is: een huis uit zestien-zoveel’, in de Italiaanse taal is de ‘vergissing’ zelfs officieel geworden: Quattrocento is de vijftiende, cinquecento de zestiende eeuw.
Even een mooi Middeleeuws verhaal. Een weduwe heeft een zoon die voor haar zorgt, maar in de gevangenis terechtkomt. Ze bidt vergeefs tot Maria en haalt dan, in haar parochiekerkje, het kindeke Jezus van Maria’s schoot af en zegt: ‘U krijgt uw kind terug als ik het mijne terugheb.’ De volgende dag komt de zoon vrij. Je titel zou ook kunnen luiden: ‘Het is mij niet gegeven’ en daarbij denk ik voor mezelf aan de uitvindingen die ik gedaan heb (vijfhoek in verband met Gulden Snede) en waarmee ik beroemd had kunnen worden als die uitvindingen eeuwen geleden niet al bekend waren geweest: het is mij niet gegeven iets uit te vinden dat niet al uitgevonden is. Je zou ook kunnen denken aan iemand die een meisje krijgt juist doordat hij niet kan dansen of doordat hij als laatste eindigt bij een hardloopwedstrijd: sommige meisjes worden vertederd door klungels. In troost bieden is de Twentenaar van oudsher sterk: toen mijn verkering uit was, zei mijn beste vriend: ‘Noa dissn weer n frissn’ en mijn vader vertelde als waar verhaal dat er drie broers samen op hun ouderlijke boerderij woonden. Een van de drie was getrouwd en toen zijn vrouw stierf, zeiden de anderen tegen hem: ‘Noe bin we tenminste weer onder mekoar.’ Het zal niet moeilijk zijn om Twentse zegswijzen te vinden die iemand die verdriet heeft nog een flink stuk verder in de put helpen. Toen mijn eerste vrouw zwanger was van ons eerste kind, ben ik een keer, zoals andere mannen ook wel deden, mee geweest naar zwangerschapsgymanstiek. Ik moest ‘meedoen’. Daar moest ik weer aan denken bij jouw ‘sterven voor beginners’: onder deskundige leiding solidair rochelen en samen de poorten van Jeruzalem open zien gaan (of die van het vagevuur), waarna de een écht sterft en de anderen ‘een stuk ervaring’ rijker zijn. Aan dat brainstormen doe ik graag mee, we zouden er eventueel ook een dagje op uit kunnen, met z’n tweeën of samen met onze weinig mystieke vrouwen (kunnen we kijken hoe ’t met je nieuwe huis staat): pas heb ik nog een schitterende tocht door Twente gemaakt, met Wobke. We hebben toen aangelegd bij café ‘De nieuwe roos’ in Ootmarsum, waar je quadrupel van La Trappe van de tap kunt krijgen: een bier waar Gods zegen op rust. En we hebben gegeten op het terras van Tante Sien in Vasse.
Dingen die je niet begreep of nog steeds niet begrijpt, passen natuurlijk ook in je programma. Zo dacht ik vroeger dat ‘haar tante’ in het Frans ‘sa tante’ was en ‘zijn tante’ ‘son tante’. Of: als God almachtig is, kan hij dan een steen maken, die zo zwaar is dat hij hem zelf niet op kan tillen? Een probleem uit de Middeleeuwen, waar je langs taalkundige weg waarschijnlijk wel uit kunt komen, net als bij Lewis Caroll, die op een briefje schreef: ‘De mededeling aan de ommezijde is onwaar’ en op de ommezijde: ‘De mededeling aan de ommezijde is onwaar.’
Bel jij even wanneer jij kunt/jullie kunnen?

Een recht hartelijke groet ook van Wobke en aan Hetty,
Willem

1 Ideeën voor Finkers’ theatervoorstelling Kalm aan en rap een beetje.
2 De gemeente Almelo kondigde aan: ‘We gaan vol vertrouwen de 20ste eeuw in.’

 

Aan Hans Wilmink. Enschede, 15 juni 1997

Lieve Hans,
Bedankt voor je brief, met verbazingwekkend gedetailleerde herinneringen. Vader ging inderdaad op in zijn werk en studie, van o.a. statistiek en calculatie, maar hij had in de Javastraat tijd en aandacht genoeg voor zijn gezin. De reorganisatie bij Textielfabriek Holland, die hem zijn baan kostte, was voor hem een klap die hij niet meer te boven kwam. De handel in ‘stukgoed’, dat is overgebleven stukken textiel of ‘lappen’ met weeffoutjes, lag hem niet, ook al niet omdat hij nooit achter de mensen aanzat die hem nog schuldig waren. Zijn bakbeest van een auto was een symbool van de vervreemding die zich van hem meester had gemaakt, hij onderging een shocktherapie en een rustkuur, had een tijd lang een psychiater die niet veel van hem begreep en had in mij de enige die in zijn denkwereld mee kon gaan: hij vond het verschrikkelijk als de vacantie in Usselo voor mij weer voorbij was.
De ansichtkaart die vader tijdens de meidagen van ’40 verstuurd had, kregen wij op het 12½-jarig huwelijksfeest van vader en moeder, precies op de dag zelf, thuisbezorgd. Dat was in maart 1948, jij was er nog net niet. Vader keerde niet met Schrama1 terug (leeft die nog? – een gesprek met hem over deze dingen kan ons misschien verder helpen), maar werd thuisgebracht door zijn in Princenhage wonende vriend Hein Röntgen, een carrosseriefabrikant die Duitser was en in de oorlog voor de bezetters werkte. Met vader en André heb ik in de jaren ’50 nog eens bij hem en zijn vrouw Jopie gelogeerd, ome Hein bleek er uiterst rechtse ideeën op na te houden en vader heeft het daarna nooit meer over hem gehad.
Vaders trillende handen, waar jij een ontroerende beschrijving van geeft, waren niet het gevolg van teveel drinken: zijn handen trilden altijd al wel, Rutger heeft dat ook. Vader was in zijn vrijgezellentijd een vermaard cafébezoeker, met vrienden als Appie Mooiweer alias Albert Beautemps, maar moeder wist het thuis gezellig te maken voor hem én zijn vrienden, zonder dat het daar ooit uit de hand liep. In de oorlog dronk hij geen druppel, daarna was het op vrijdagavond altijd gezellig met ome Johan Leusink en andere vrienden, in café Lutje Beerenbroek, maar problematisch werd het drinkgedrag pas, toen een huwelijk zonder geestverwantschap de klap van zijn vernederende ontslag niet kon opvangen. Hij dronk vermouth, aangelengd met jenever. De omgang met de Usselose buren was overigens, niet de omgang met ons, zonen, een troost in die zware jaren: hij kon dan vrolijk en geestig zijn. Maar in vroegere jaren zou hij toch wel verhaal zijn gaan halen over meester Alink en meester Wegman,2 terwijl hij toen niet doorzag hoe moeilijk jij het op school had, en hoe matig het met mijn studie ging – voor mij kwam daar in het voorjaar van 1958 een verandering ten goede in, maar ook mij is veel ontgaan van wat er in Usselo gebeurde, want ik was daar erg met mijn gedachten in Amsterdam.
Dat was het voor vandaag. We zullen doorgaan, maar haast je niet met een antwoord. Veel liefs van en aan allemaal,
Willem

1 Vader Wilmink had met Nico Schrama gevochten in de Peel van 10 tot 15 mei 1940. Op 24 oktober 1940 keerde hij terug naar huis.
2 Onderwijzers van Hans Wilmink op diens lagere school.

 

Aan Martine Moll. Enschede, 4 augustus 1998

Lieve Martine,
Voor jou en Laurens1 een hartelijke felicitatie met je verjaardag en de hartewens voor een gelukkige toekomst. Ik sluit als cadeau een geldbedrag in waar ik lang voor gespaard heb en dat je dus niet zomaar over de balk moet gooien. Het beste kun je er aandelen voor kopen, Wobke weet wel hoe dat moet. En in geen geval uitlenen aan Laurens, want die gaat er met zijn kameraden de beest van uithangen in de havenkroegen van Rotterdam!
Je moeder en ik zitten in ons rustige huis gezellig te dementeren, we zitten bijvoorbeeld hand in hand naar een detective op de televisie te kijken en hebben dan na afloop geen van tweeën ook maar enig idee wie de dader was. We keken ook samen naar de voetbalwedstrijd Nederland- Mexico. De uitslag was volgens ons 8-8, maar misschien hebben we de herhalingen per ongeluk meegeteld.
Nog onlangs werd onze rust verstoord door Jan met je zus,2 die steeds meer een combinatie wordt van Marilyn Monroe en Marlene Dietrich. Ze hadden samen een nieuwe auto gekocht, een Rolls Royce met zilveren bumpers. Waar halen ze het geld vandaan, zou je zeggen. Toen ik zo oud was als zij, reed ik op een tweedehands fiets, die ik voor 15 gulden op het Waterlooplein had gekocht.1 Laurens Rogier, geliefde van Martine. 2 Jan Deckers, geliefde van Marieke. 3 De beruchte ‘Tour dopage’ van 1998. Hebben jullie de Tour de France3 nog gevolgd? Veel spannender dan in voorgaande jaren en een goed voorbeeld voor het voetbal: de Nederlandse competitie zou veel spannender worden als de politie zo nu en dan eens wat spelers van het veld zou halen, liefst van Ajax en PSV. Ik neem aan dat Laurens het hiermee eens is.
Vier maar fijn feest. Je hoort nog van me.
Liefs van
Willem

1 Laurens Rogier, geliefde van Martine.
2 Jan Deckers, geliefde van Marieke.
3 De beruchte ‘Tour dopage’ van 1998.

 

Copyright © Erven Willem Wilmink 2014 

Uitgeverij Nijgh & Van Ditmar

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum