Leesfragment: Amnesie

27 november 2015 , door Peter Carey
| |

Op 26 maart verschijnt Amnesie van Peter Carey (Amnesia, vertaald door Hien Montijn). Wij publiceren voor.
'Ik was obees en kortademig, maar ik was er trots op aangeklaagd, gehoond, veracht en een verliezer genoemd te worden door de herschrijvers van persberichten. Ik putte er troost uit, en dat was maar goed ook, want elders was geen troost te vinden. Zoals in de weken erop volgend bevestigd zou worden, zou geen van mijn oude makkers me redden uit de langzaam zielvernietigende molen van werkloosheid.'

Wanneer activiste Gaby Bailleux het Angel Worm-virus loslaat in het gevangenissensysteem van Australië, krijgen honderden asielzoekers de mogelijkheid om te ontsnappen. Maar er wordt ook nog iets anders duidelijk: de Amerikaanse gevangenissen zijn gekoppeld aan de Australische en ook daar worden de deuren van 5000 huizen van bewaring geopend. De banden tussen Amerika en Australië blijken veel hechter te zijn dan gedacht. Was dit een onbedoelde bijkomstigheid van de actie van Gaby of was het opzet? Felix Moore - een linkse journalist van de oude stempel - kent geen twijfel: haar daad was onderdeel van het conflict tussen de twee landen dat teruggaat op de lang vergeten Battle of Brisbane uit 1942. Financieel ondersteund door zijn beste vriend Woody Townes besluit Felix de biografie van Gaby te schrijven. Maar hoe kan hij haar vertrouwen winnen? En welke rol speelt haar moeder, een bekende filmster? En wat wil Woody nu eigenlijk echt van Felix?

1

Het was een lenteavond in Washington dc; een kille herfstochtend in Melbourne; het was exact 22.00 uur gmt toen een worm het gecomputeriseerde controlesysteem van talloze Australische gevangenissen binnenkwam en de sloten van vele andere huizen van detentie opende, waaronder verblijven waarvan de hacker niet eens het bestaan kon hebben vermoed. Omdat in het jaar 2010 de beveiliging van Australische gevangenissen hoofdzakelijk ontworpen en verkocht werd door Amerikaanse bedrijven, infecteerde de worm onmiddellijk 117 federale strafinrichtingen, 1700 gevangenissen en meer dan 3000 departementale huizen van bewaring in de vs. Overal waar hij ging, verplaatste hij zich ondergronds, in het donker, als een bosbrand die via de wortels van de bomen woedt. Bij aankomst op de plaats van bestemming kondigde hij zichzelf aan: wij hebben het bedrijf onder controle. de engel verklaart u vrij.
Deze boodschap en andere gedetailleerdere werden, in het Engels, gelezen door cipiers in Texas, contractors in Afghanistan en Koerdistan, in detentiekampen voor immigranten in Australië, in Woomera, black site-gevangenissen in de Kimberley, geheime uitleveringscentra in het Amerikaanse ‘satellietgrondstation’ bij Alice Springs. Soms ontsnapten er gevangenen. Soms werden ze beschoten en gedood. Verbijsterde Afghanen en Filipino’s, een door geschutvuur gewonde Indonesische tiener, een aan dehydratie lijdende Britse moslim, al die voorheen onbekende individuen waren, zwervend op ver afgelegen wegen, te zien op de publieke televisie.
Op de bewakingsmonitoren in het detentiecentrum van Villawood, Sydney, stond te lezen: de engel van de heer des nachts opende de gevangenisdeuren en voerde hen uit. Mijn voormalige collega’s vroegen: Wat vertelt dit taalgebruik ons over de dader?
Het interesseerde mij geen bal. Ik was blij met een verhaal dat belangrijk genoeg was om mij van de voorpagina te verdringen waar ik me al lijdzaam een pinocchioneus had laten aanmeten. Ik bracht mijn dagen door in het hooggerechtshof van New South Wales waar ik Nigel Willis qc vijfhonderd dollar per uur betaalde zodat ik gedagvaard kon worden voor smaad. Nigels ‘factureerbare uren’ groeiden aan tot ver voorbij het stadium waarop duidelijk werd dat hij een zakkenwasser was en ik geen schijn van kans had, maar kop op, maat, hij wedde drie tegen twee op een succesvol appel. Dat mijn advocaat ook een renpaard bezat deed er niet toe.
Intussen restte mij niets anders dan de kranten lezen. volgens fbi is engel een australische worm.
‘Wil gedaagde zo goed zijn te zeggen waarom hij een krant zit te lezen.’
‘Ik ben journalist, e’elachbare. Dat is mijn werk.’
Toen werd de aandacht op de staat van mijn tweedjasje gevestigd. Ha ha, e’elachbare. Toen het hof zijn grap had gemaakt, werd de zitting onderbroken voor de lunch en ik, op die bijzondere dag slechts in mijn befaamd slonzige eentje, ging naar de Botanische Tuinen waar ik de Daily Telegraph las. In de rozentuin, omringd door paardenmestcompost, las ik dat de terrorist die eerst ‘onmiskenbaar’ een mannelijke, christelijke fundamentalist was geweest, nu de dochter van een Melbournse actrice bleek te zijn. De verraadster zag er erg bleek en veel jonger dan haar vierendertig jaar uit. Dick Connolly’s naam stond bij de foto, maar zijn redacteur had haar gefotoshopt, want in levenden lijve zou ze een klein, compact creatuur blijken te zijn met sterke, stevige benen, helemaal niet die magere lat uit de Telegraph. Ze kwam uit Coburg, ten noorden van Melbourne, een vlakke, vergeten industriële voorstad waar toevallig ook de Pentridge-gevangenis staat. Om de aanklacht aan te horen verscheen ze in een zwart sweatshirt met capuchon, het hoofd gebogen, vermoedelijk om te verdoezelen dat onze eerste terroriste van eigen bodem een prachtig gezicht had.
Engel was haar pseudoniem, Gaby was haar naam in wat kennelijk ‘hel’ (het echte leven) wordt genoemd. Ze werd als Gabrielle Baillieux in staat van beschuldiging gesteld en ik kende haar ouders al heel lang – haar moeder was de actrice Celine Baillieux, haar vader Sando Quinn, een parlementslid voor Labor.
Ik keerde gedeprimeerd terug naar mijn eigen rechtszaak, niet vanwege de uitkomst van mijn zaak, die van tevoren vaststond, maar vanwege het besef dat mijn leven in de journalistiek bezig was vernietigd te worden op het tijdstip dat ik mijn moment in de schijnwerpers had mogen verwachten.
Ik had meerdere boeken gepubliceerd, vijftig hoofdartikelen, een duizendtal columns, hoofdzakelijk in verband met het trauma dat mijn land in 1975 heeft opgelopen door toedoen van onze Amerikaanse bondgenoten. Terwijl mijn collega’s al snel tot de conclusie kwamen dat het de hacker er slechts om te doen was bootvluchtelingen uit Australische detentie vrij te krijgen, was ik dezelfde mening toegedaan als onze Amerikaanse bondgenoten, namelijk dat dit een aanval was op de Verenigde Staten. Voor mij was het meteen al duidelijk dat de gebeurtenissen van 1975 het eerste bedrijf waren in deze tragedie en dat de Engelworm een vergelding was. Als Washington gelijk had, was dit het verhaal waar ik mijn hele leven naartoe had geleefd. Als ‘de gebeurtenissen van 1975’ voor u vaag of nietszeggend zijn, dan is dat precies waar het mij om gaat. Ze maken allemaal deel uit van ‘De grote amnesie’. U hoort nog meer.
In de rechtbank luisterde ik terwijl mijn uitgever er van de rechter van langs kreeg en ik zag zijn gezicht toen hij uiteindelijk begreep dat hij mijn boek zelfs niet als ramsj kon verkopen.
‘Vernietigen?’ zei hij.
‘Inclusief het exemplaar in uw hand.’
Ik werd veroordeeld tot het betalen van een schadevergoeding van honderdtwintigduizend dollar. Was ik verzekerd? Ik wist het niet.
De menigte buiten was even opgewekt als bij een ophanging.
‘Flix, Flix,’ riep de kerel van de News International. ‘Hier, Felix.’
Het was Kev Dawson, een stiekeme kleine klootzak die zijn geld verdiende met het herschrijven van persberichten.
‘Kijk even, Flix.’
‘Wat vind je van de uitspraak, Flix?’
Wat ik vond was: onze enige overgebleven linkse journalist was afgezeken vanuit een machtige hoogte. En wat had ik misdaan? Persberichten herhaald? Nee, ik had melding gemaakt van een gerucht. In de wereld der volwassenen is een gerucht evenveel een ‘feit’ als rook. Verzuimen rook te melden, is verzuimen te melden dat een landschap gevaar loopt.
Voor het hooggerechtshof van New South Wales was dat smaad.
‘En nu, Felix?’
Een bank beroven? Mezelf voor de kop schieten? Niemand zou me nu het Engelverhaal geven al was ik beter toegerust (Wired, let op) om het te schrijven dan al die knappe jongelui die ingehuurd zouden worden om de klus te klaren. Maar ik was, zoals het de rechter had behaagd aan te duiden, niet langer bruikbaar ‘in uw voormalige werk’. Ik was een vooraanstaand schrijver geweest, een columnist, een zogenaamde onderzoeksverslaggever. Ik was een vaste gast van de perstribune van Canberra geweest, waar mijn ‘geruchten’ enige invloed hadden. Ik denk zelfs dat Alan Ramsey me wel mocht. En gedurende een korte tijd, midden jaren zeventig, was ik presentator geweest bij Drivetime Radio op abc. Ik was een kostwinner op leeftijd met een belachelijke hypotheek. Bijgevolg had ik als scriptschrijver gewerkt en in mijn vrije uren romans geschreven. Ik had zowel geschiedenis geschreven als politieke satire, thrillers en criminele onderzoeksjournalistiek. De televisiebewerking van mijn boek Barbie and the Deadheads was een workshop geweest op Robert Redfords Sundance Institute.
Maar ondanks mijn gebuig en gebedel om een ‘startkapitaal’ los te krijgen van de Australische Film Commissie bleef ik al die tijd een socialist en dienaar van de waarheid. Ik was achtennegentig keer gedagvaard voordat ze me met deze aanklacht onderuithaalden en ondertussen had ik de handelingen van Kerry Packer en Rupert Murdoch (overigens beiden oud-leerlingen van de Geelong Grammar School) aan de kaak gesteld, wat voor een huisvader altijd een gevaarlijke bezigheid is en kennelijk doodeng voor degenen die op zijn hulp rekenen. Terwijl de deuren van de voornaamste media dichtgingen voor eenieder die naïef genoeg was om de waarheid te schrijven, schreef ik nog steeds ‘Lo-tech Blog’, een op zuur papier gedrukte nieuwsbrief die werd gelezen door de voltallige perstribune van Canberra plus het hele parlement. Vraag niet hoe we onze elektriciteitsrekeningen betaalden.
Ik werkte als journalist in een land waar de informatiestroom door drie instituten werd gecontroleerd. Hun vermogen om de ‘waarheid’ te manipuleren maakte het stemrecht in hoge mate betekenisloos, maar ik was een journalist. Ik deed mijn best. In ‘Lo-tech Blog’ onthulde ik hoe de Australische pers laf de gouvernementele leugens aangaande de vluchtelingen aan boord van de noodlottige Oolong publiceerde.
‘Ik kan niet begrijpen hoe echte vluchtelingen hun kinderen overboord gooien,’ zei onze minister-president.
Opnieuw was dit, net als in 1975, een leugen van goebbelsiaanse omvang. De media lieten een volledig land geloven dat vluchtelingen beesten en zwijnen waren. En velen denken dat nog steeds.
Maar vluchtelingen hoorden hier. Ze zouden zich in onze betere kringen hebben thuis gevoeld. Wij hebben een geschiedenis van moed en volharding, van inventiviteit ondanks isole- ment en doodsbedreiging. Tegelijkertijd hebben we helaas ook laten zien in wat voor verschrikkelijke mate we laf, kontlikkers, crimineel, middelmatig en zelfverrijkers zijn.
Ik was obees en kortademig, maar ik was er trots op aangeklaagd, gehoond, veracht en een verliezer genoemd te worden door de herschrijvers van persberichten. Ik putte er troost uit, en dat was maar goed ook, want elders was geen troost te vinden. Zoals in de weken erop volgend bevestigd zou worden, zou geen van mijn oude makkers me redden uit de langzaam zielvernietigende molen van werkloosheid.

 

Copyright © 2014 Peter Carey
Copyright Nederlandse vertaling © 2015 Hien Montijn

Uitgeverij De Bezige Bij

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum