Leesfragment: Bleib gesund!

28 november 2015 , door Heere Heeresma
| |

1 december is de presentatie van Heere Heeresma, Bleib gesund! Brieven, in de reeks Privédomein, onder redactie van Hein Aalders. Wij publiceren voor.

'Dit is toch eigenlijk het ergste wat je kan overkomen: De machteloosheid om iets te doen voor Hongarije. Ik heb eraan gedacht om het russische consulaat in brand te steken met tien liter benzine en een lont maar we werden tegengehouden door agenten met blozende gezichten en een groningse tongval en wat ik wilde zeggen van hoe bevalt het jullie nou om een nederzetting van russen te bewaken werd gewoon hoe kom ik op de Scheveningse weg.'

Heere Heeresma geldt als een van de meest markante Nederlandse schrijvers van na de oorlog. Hij groeide op in Amsterdam-Zuid als zoon van een onorthodoxe godsdienstonderwijzer en werd in de jaren zestig en zeventig bekend door romans als Een dagje naar het strandHan de Wit gaat in ontwikkelingshulp en Zwaarmoedige verhalen voor bij de centrale verwarming.

Van de deftige kringen en officiële instanties in de letteren hield hij zich verre. Voortdurend voer hij zijn eigen, grillige, vaak tegendraadse koers, laverend tussen schrijnend en hilarisch, maar altijd honderd procent Heeresma.

Al tijdens zijn leven waren er plannen om de correspondentie van Heeresma uit te geven. Zijn epistels waren bij vriend en vijand – en vijanden had hij – befaamd. Voor het eerst verschijnt er nu een bloemlezing die heel zijn leven beslaat. Hein Aalders, hoofdredacteur van De Parelduiker, presenteert een verzameling brieven die recht doet aan alle aspecten van Heeresma’s bestaan als internaatsjongen, dichter, vriend, familielid, Schriftkenner, beantwoorder van fanmail, minnaar, jager, ritselaar, boze buurman, querulant, familiehistoricus en last but not least schrijver.

Heere Heeresma (1932-2011) heeft tientallen boeken op zijn naam staan. Vertalingen van zijn werk verschenen in twaalf verschillende landen. De Arbeiderspers publiceerde onder andere Een dagje naar het strand (1962), Han de Wit gaat in ontwikkelingshulp (1972), Een jongen uit plan Zuid (2005) en Kijk een drenkeling komt voorbij (2006).

  • Een van de beste vertellers van de Nederlandse literatuur. – NRC Handelsblad
  • Meesterlijke comeback van een eertijds veelgelezen ironisch schrijver, die ferm en ontroerend het jongetje terugroept dat vol verbazing leerde wat volwassenen elkaar kunnen aandoen. – de Volkskrant over Een jongen uit plan Zuid ’38-’46

 

Aan Nico Scheepmaker, Amsterdam

Den Haag, 5 november 1956

Beste Nico,

Dit is toch eigenlijk het ergste wat je kan overkomen: De machteloosheid om iets te doen voor Hongarije.[i] Ik heb eraan gedacht om het russische consulaat in brand te steken met tien liter benzine en een lont maar we werden tegengehouden door agenten met blozende gezichten en een groningse tongval en wat ik wilde zeggen van hoe bevalt het jullie nou om een nederzetting van russen te bewaken werd gewoon hoe kom ik op de Scheveningse weg.

Thuis heb ik Hongaarse muziek gedraaid en gedacht om door de vijver te waden en aan de overkant onder de brug door te lopen want Els kent daar goed de weg maar ook dat was zo voorbij. En dus een brief omdat je in godsnaam toch iets doen moet.

Het ontbreekt ons aan veel maar vooral aan overtuiging. Een critische zin, veroorzaakt doordat wij te veel aan onszelf zijn overgelaten, maakt alle spontaniteit op zijn minst bedenkelijk en wij zijn helaas iets te oud geworden voor een impulsief wijsje.

Wat ik mis is een vaandel en grote groepen anderen en vooral veel medelijden om voor te vechten want dat wil ik nu wel. Zij het voorzichtig en op grote afstand.

Maar dat is natuurlijk onzin. Ik zou weer lachen, me geërgerd, verveeld of mistroostig voelen omdat ik iets anders wil met een vaandel en enz.

Misschien is dit een oplossing: Wij zijn niets anders dan slaven van het detail. De vissers naar dingen. Een laars, een gepofte broek, bloemetjes van woorden maar dit is weer eens iets geheel anders met andere wetten en uiteindelijk, na het moment van opwinding, ook verrukkelijker.

Maar over het detail. Dat mannetje met die vlag blijft belachelijk en de spreker lijkt op die van artikel 31 en de zaal lijkt met dit licht zo op een schelp en dat is het dan als je dichter bent. Je mag en kan in de wereld niet meedoen met de dingen van buitenaf. Leve daarom Jan Elburg die bij monde van de andere modernisten (kon hij het niet alleen, zie boven) de wereld met blote handen een stuk brood ging afdwingen. Een carrière zogezegd van de B.P.M. naar de Kunstnijverheidschool.

Zo zie je dat ik het weer over mijzelf en anderen had en niet over Hongarije (ben ik zelf zo klein een Hongarije) waar toch nog gevochten wordt en zoveel doden en gewonden en een regiem maar waar niet in de wereld en heb ik toch zo’n voorval nodig?

Je boft toch maar dat je in Amsterdam woont. Daar wordt tenminste voor je georganiseerd.

Her

 

Aan Roman Polanski, Los Angeles, usa

Rijswijk, August 12th, 1969

Dear Mr. Polanski,

I don’t know what to say.[ii] Who could, for that matter? But maybe I find myself rather nearer to you than most other people, because a few weeks ago I lost my brother and only pal, who was killed in an accident.[iii] He was my dearest ‘chawwer’[iv] and recently we combinedly wrote a unique spy-special.

I could cite to you what the Gaon of Wilna said. Or the Rabbi of Berditsjew in his Bet Ha-Midrash. But might not such words of comfort, meant to be a guide in sorrow, intensify your grief instead?

In any case I want you to understand, Mr. Polanski, that there is in Holland at least one soul that is deeply sharing your feelings.

 

Aan mevrouw Heeresma-Van der Zwan, Amsterdam

Amsterdam-Bijlmermeer, 9 juni ’71

Lieve moeder!

Ik dacht dat het wel aardig was u als een der eersten bij de ochtendpost te feliciteren. Maar ik schrijf u ook omdat een Heeresma altijd wat wordt geremd wanneer hij iets wil zeggen waarbij zijn gevoelens zijn gemoeid.

Ik hoop dat u nog heel heel lang voor mij en de mijnen gespaard mag worden. En niet alleen omdat u nu eenmaal mijn moeder bent want, hoe mooi ook ongetwijfeld, dat is een natuurlijke band. Maar vooral omdat ik steeds meer ga inzien hoe vreselijk gelijk u altijd heeft.

Natuurlijk, eenieder heeft zijn hebbelijkheden en we zullen best nog wel eens woorden hebben. We ontsnappen immers niet aan onze instinkten en noem dat hele skala maar van menselijke zwakheden. Maar bovenal ga ik steeds meer door ú inzien hoe eminent G’ds Woord is. Hoe logisch en hoe waar. Welke perspektieven De Schrift biedt. Waarlijk, deze Leer is groter dan de mens. Het is de enige leer die de mens boven zichzelf kan doen uitstijgen.

Uw inzicht in deze, De Dingen, is mij doorlopend een inspiratie. Door uw konsekwente houding die u eruit put bent u me een voorbeeld. Ik ben trots op u. U bent het die in de jongens het zaad zaait zoals u dat eenmaal in uw eigen kinderen heeft gezaaid en dat nu bij mij, hoe onvolkomen ik ook mag zijn, wortel schiet en niet meer uit te roeien is, hoe de omstandigheden en ook ikzelf daar soms hun best voor doen.

Steeds beter ook leer ik uw omstandigheden, uw eenzaamheid en strijd begrijpen. Het leven heeft u op alle fronten niet gespaard maar heeft toegeslagen waar de kans zich ook maar voordeed. En toch bent u trouw gebleven aan Hem, geprezen zij Zijn naam. Hoe vaak alleen moet u niet geweest zijn. Je kan wel getuigen, het de mensen vertellen maar of ze u willen of kunnen verstaan? Laat staan dat u het met anderen kunt beleven. Van de mens uit gezien is dat het toppunt van eenzaamheid. Wie dit engagement met de G’d van Abraham, Izak en Jacob, de Al-Formator die zichzelf in zijn zoon gaf, ambieert, is dwaas. Maar ik teken ervoor om als zo een dwaas door de mensen getekend te worden want aan u zie ik dat, hoe zwaar het in de wereld ook te dragen is, hoe het Kwaad keer op keer toeslaat, de gemeenschap met Hem, die wapenrusting Gods, het elikser van Het Woord meer, veel meer is dan alles wat de wereld te bieden heeft.

Ik dank u wel moeder dat ik dat door u steeds meer ga inzien en steeds beter ga begrijpen.

Blijf lang bij ons, dat zal mijn gebed zijn.

En verder maar tot onze volgende ruzie. Uw zoon

Heere

 

Aan Bert Bakker

Vals les Bains, 25.6.’75

So sorry, beste Bert Bakker, maar ik ben je adreskaartje kwijt dus stuur ik je deze brief toch maar via Contact.[v]

Ik respekteer je haagse want ietwat trage wijze van handelen maar ten eerste heb ik zo mijn eigen tempo en in de 2de plaats ben jij zowel als ik ronduit gebaat bij een snelle konkretisering van onze voornemens i.v.m. herdrukken en nieuw werk. Jij weet dan waaraan je toe bent en kan dan rustig je plannen met mijn boeken ontplooien, en ik kan mij er verder dan van losmaken en mij volledig konsentreren op het werk dat ik voor je onder handen heb.

[…]

Nieuw werk: de roman Maranatha (met de ondertitel: Zie, Hij komt!). Ik zal zorgen dat je dit boek volgend jaar september kan uitgeven. […]

En dan heb ik op mijn verlanglijstje de twee volgende boeken die ik graag bij je onderbracht: van K.A. den Breejen[vi] een zeer opmerkelijke visie op De Schrift onder de titel De verborgen God en van Heere Heeresma sr. (mijn vader) een keuze van door mij bewerkte en ingeleide artikelen uit zijn tijdschrift De Flambouw (1932-1941).

Dit alles is een omvangrijk pakket. Het is óók een literair interessant en zakelijk lukratief pakket. Het is tevens mijn inbreng in onze relatie. Niet gering. Daarbij dien je er rekening mee te houden dat Thomas Rap graag een paar van hier genoemde titels zou willen voeren terwijl Elsevier mij heeft aangeboden de hele zaak in één keer over te nemen tegen een zelfs voor mij astronomisch bedrag. Waarom dat niet gedaan? Als ik met jou in zee wil gaan heb je recht op het antwoord. In het eerste geval: Thomas is, als het erop aankomt, toch te veel een bloempjesplukker in de hof der letteren. Ik werk dolgraag met hem samen maar dat neemt niet weg dat mijn werk weer eens sterk evalueert en dan vind ik meer aansluiting bij mijn wat oudere boeken. Laat ik het zo zeggen: wat ik met Han de Wit… startte en vervolmaakte in de Zwaarmoedige verhalen wordt nu nog aangevuld door de atmosfeer van Een dagje naar het strand en bijv. het laatste verhaal van Juweeltjes van waterverf, ‘Op weg naar Meester’. En dit alles is weer nodig om als basis te dienen voor mijn engagement waar ik mij zo langzamerhand rijp genoeg voor acht om het erover te hebben, erover te schrijven. Mijn vak ken ik nu. Ik heb zowel de lachers als de huilers op mijn hand. Het wordt tijd dat ik dat vakmanschap in dienst ga stellen van de bron waarop ik mijn visie baseer. Dit moet, in dit bestek, voorlopig maar even voldoende zijn.

En waarom Elsevier niet? Ik heb eens gehoord dat elke man zijn prijs heeft. Wel, dan moet mijn prijs wel zó groot zijn dat ik ’m zelf niet ken. Met andere woorden: ik ben niet te koop.

En dan nu mijn verlangens. Welaan, ze vinden volledig onderdak in jouw voorstellen. Waar ik echter uiteindelijk naar streef is een zo vaste relatie met een uitgever dat hij mij, inklusief de sociale lasten, op de loonlijst plaatst. En niet alleen als schrijver die hem manuskripten levert maar ook als adviseur want er liggen bij mij talenten braak die ronduit zonde zijn omdat ze niet aangesproken worden. En dit zowel op het terrein van de verkoop, de publiciteit als wel literair waar ik enkele gebieden bestrijk en er ook entree in heb die in het nederlandse taalgebied een witte vlek zijn. We zullen zien waar onze samenwerking (=geven en nemen in gelijke mate, geen politiek en geen diplomatie maar zo nodig de achterkant van de tong laten zien, ongeacht of dit nu wel of niet een schoon tafereel biedt) toe leidt.

Om te starten stel ik het volgende voor:

In de komende maand (juli) kom je naar Frankrijk. Ik zal voor jou en de jouwen een kamer bespreken in hotel Viverais, gelegen naast het casino in Vals les Bains, waar ik altijd mijn relaties ontvang. Het is dus het beste wat er is. In deze schitterende omgeving en in alle rust geef ik je verder alle inside-information van datgene wat ik in deze brief heb aangestipt. In mijn huis zal ik je ontvangen opdat je een goed idee krijgt van de man achter het werk. Dit alles lijkt me broodnodig voor jou als uitgever, ook gezien de omvangrijkheid van onze gezamenlijke onderneming. Ik heb immers leergeld betaald met andere uitgevers. Wat ik wil bereiken is een relatie die op volwassenheid is gebaseerd en ik wil dit bereiken in de kortste keren.

Jij neemt mee:

A een kontrakt of concept daarvan. We kunnen de verdere puntjes hier wel aanslijpen.

B een cheque, gebaseerd op de eerste 5, aan het begin van mijn brief genoemde titels. En wel als volgt: 15 % over een oplaag van 3000 eksemplaren per titel tegen een winkelprijs van f.10,- = f.22.500,-. Dit bedrag wordt aangevuld met een x-bedrag i.v.m. mijn definitieve overgang van Kluwer in het algemeen en naar jou in het bizonder. De grootte van dit bedrag bepaal je maar zelf. Het gaat mij alleen om het principe.

Het is niet uitgesloten, lijkt mij zelfs waarschijnlijk, dat de winkelprijs hoger zal liggen (om niet te spreken over de oplagen) waardoor ook mijn royalty’s hoger komen. We verrekenen dat dan wanneer je de boeken in produktie hebt in ’76.

Voor de andere projekten, o.a. de verzamelbundel, geef ik alle uitstel van betaling. Laat deze zaken eerst maar eens tot rijping komen.

Dit was het dus. Bevestig even p.o. de ontvangst, een eerste kommentaar en de tijd ongeveer dat je komt.

Heere Heeresma

ps Vergeet niet de boeken van Anaïs Nin even naar me te laten opsturen!

 

Aan Marcus Heeresma, Amsterdam

13.6.’85

Beste Aurelius, bovenste plank!

Nee hoor, wanneer je geen zin hebt in de gesprekken binnen het door mij voorgestelde kader, dan is dat geen punt. Daar behoefde je echt niet zoveel woorden aan te wijden. Ik had er, zoals ik je schreef, al bij voorbaat geen vertrouwen in en deed je dit voorstel ‘om een reden die hier verder niet toe doet’. Overigens sprak ik over ‘enigszins bekwame leiding’ en ‘bijv. een jou behandelend arts’. Gesprekken als therapie dus. En dat is toch niet zo mal? Iemand die gemiddeld 2 maal per jaar moet opgenomen worden resp. met de ziekenfondskaart in de armen van beschermende en/of verzorgende instantie vlucht, is gemeenlijk niet helemaal lekker. Dat we dus ‘proberen’ hier iets aan te doen.

Dat ik bezwaar heb tegen jouw correspondentieadres heeft 2erlei reden. Zo is het mij in het verleden overkomen dat iemand die ik via De Bezige Bij schreef, mijn brieven in geopende toestand ontving. En steevast luidde het: ‘per ongeluk opengemaakt’. Maar misschien is het nu anders. En dan zijn er nog de vraaggesprekken over hoofdzakelijk mij die de pers je heeft ontfutseld voor de Haagse Postde Volkskrant en de Haagse Courant. Het is nadien beter dat men niet weet dat ik nog kontakten met je onderhoud en mijn broederhand ter bescherming alsnog naar je uitstak, jou mijn hulp aanbood.

Ook dat ik t.o. jou mijn postbus heb te handhaven, heeft 2 redenen:

Ten eerste geven beschonken mensen, het liefst bij nacht en ontij, gaarne toe aan opwellingen en dat geeft altijd een hele heisa hopsasa aan de deur en de telefoon.

En verder hebben we in Nederland geen vast adres meer. We pendelen zo’n beetje tussen Rotterdam, Antwerpen en ons huis in Frankrijk op en neer. We zijn immers in afwachting. Over een week of 6, 7 vertrekken we, i.v.m. de verfilming in Italië van een van mijn romans (en niet van jou, guit!) naar Napels voor zo’n 1½ à 2 jaar. De filmmaatschappij heeft ons een ronduit schitterend huis aan de boulevard rond de golf ter beschikking gesteld. Een hall met een marmeren vloer waarin een verzonken fontein en daaromheen een schitterende trap die zich als een wijde appelboor naar boven begeeft. Een overdekt dakterras waar we op warme dagen de koelte uit zee kunnen vangen en dat ’s avonds gelegenheid geeft tot ontvangen van aardige mensen.

Zo, dit was weer eens een echt ouderwetse, gezellige brief. Wil je mij nog antwoorden op mijn brief van 6 juni over jouw meedoen aan de kosten van het familiegraf? Als steeds, je broer

Heere

ps Wat erg dat je invalide dreigt te worden! Straks moet je, net als je moeder, in een rolstoel… Laten we erop hopen dat, wanneer ik niet in Nederland ben, alsnog iemand bereid zal zijn zo nu en dan een blokje met je rond te rijden. 

[i] Op 4 november 1956 waren troepen van het Warschaupact Hongarije binnengevallen om de volksopstand tegen het stalinistische regime neer te slaan.
[ii] Polanski’s hoogzwangere vrouw, de actrice Sharon Tate, was samen met enkele andere huisgasten op 9 augustus het slachtoffer van een afschuwelijke moord.
[iii] Nog geen twee manden eerder, op 17 juni, verongelukte Faber Heeresma met zijn auto op het eiland Ibiza.
[iv] Jiddisch voor gabber.
[v] Ontevreden over de manier waarop zijn belangen werden behandeld had Heeresma gebroken met zijn uitgever Contact. In Bert Bakker dacht hij een nieuwe uitgever te vinden die meer voor hem zou doen.
[vi] Gepensioneerd rijksaccountant die 25 jaar het tijdschrift Bijbels Denken runde.

pro-mbooks1 : athenaeum