Leesfragment: China en de barbaren

10 december 2015 , door Henk Schulte Nordholt
| | | |

11 december is de presentatie van China & de barbaren van Henk Schulte Nordholt bij Athenaeum. Fragment:

‘Eenmaal aan de macht is Xi Jinping in één opzicht wel duidelijk geweest: hij heeft een strijdkreet geformuleerd. Op zichzelf is dat niet ongewoon, omdat iedere nieuwe leider zijn ideologisch territorium afbakent door zijn “denken” of “theorie” toe te voegen aan het canon van de marxistisch-maoïstische filosofie. Jiang Zemin, de hoogste leider van 1989 tot 2002, introduceerde de “Leer van de Drie Vertegenwoordigingen”, een leer die zo vaag is dat de meeste Chinezen haar ook niet begrijpen.’

Eeuwenlang was China de onbetwiste grootmacht van Oost-Azië. De invloed van het Rijk van het Midden reikte van Tibet tot Japan. Andere volkeren werden gezien als barbaars. In de Eeuw van Vernedering (1839-1949) ging het land door een diep dal: het Westen en Japan degradeerden de oude natie tot een vazalstaat. Inmiddels heeft het land zijn positie als economische mogendheid herwonnen, maar hoe gaan de communistische leiders hiermee om? Voegt Peking zich naar de westerse wereldorde of wil zij de oude glorie herstellen? Kan een botsing met de Verenigde Staten worden voorkomen? China en de barbaren schetst de invloed van de geschiedenis op China’s zoektocht naar een nieuwe identiteit.

4. De droom van Xi Jinping

Bestrijd corruptie te weinig en het land gaat ten onder, bestrijd haar te veel en de Partij wordt vernietigd. - Chen Yun

Aanvankelijk was op de in maart 2013 aangetreden president Xi Jinping de hoop gevestigd dat hij een nieuwe, liberale koers zou inslaan. De wapenfeiten van zijn vader Xi Zhongxun gaven daar aanleiding toe. Als Partijsecretaris van de zuidelijke provincie Guangdong had de oudere Xi een belangrijke rol gespeeld in het opzetten in 1980 van de ‘Speciale Economische Zones’, waar buitenlandse bedrijven voor het eerst sinds 1949 werden toegelaten om in China te investeren. Vader Xi was niet alleen hervormer, hij zou ook een humanist zijn geweest. In de jaren vijftig was hij in de provincie Qinghai verantwoordelijk voor de relaties tussen de Han-Chinezen en de Tibetanen. De door de communisten ingevoerde landhervormingen ontregelden de lokale economie en zetten aan tot haat tegen de Chinese bezetter, maar Xi reageerde niet repressief. Hij verzachtte de ergste excessen en toonde zich vergevingsgezind, ook nadat de Tibetaanse opstand tegen deze maatregelen was neergeslagen. Zijn coulante houding maakte indruk op de jonge Dalai Lama, die in 1954 enige maanden in Peking verbleef. De geestelijk leider noemde de oudere Xi ‘zeer vriendelijk, relatief open-minded en heel aardig’. Hij gaf hem zelfs een horloge cadeau. Volgens de broer van de Dalai Lama, die Xi Zhongxun aan het begin van de jaren tachtig in Peking ontmoette, droeg hij het horloge toen nog steeds.
De jongere Xi zou uit hetzelfde hout zijn gesneden als zijn vader en het hoogste leiderschap willen benutten om diens droom – een liberaal en hervormingsgezind China – te verwezenlijken. Aan deze redenering kleven twee bezwaren. Ten eerste is het onduidelijk of de oudere Xi wel zo liberaal was als de annalen het willen doen geloven. De sinoloog Frank Dikötter doet uit de doeken hoe Xi Zhongxun in het begin van de jaren vijftig Mao ‘links’ passeerde door hem erop te wijzen dat het aantal slachtoffers van de toenmalige anticorruptiecampagne te laag was: alleen al in het noordwesten van het land zouden er geen 340.000, maar meer dan een miljoen mensen moeten worden opgepakt. Ten tweede is het karakter van de zoon geen blauwdruk van dat van de vader – zelfs niet in een land als China waar gehoorzaamheid aan het ouderlijk gezag als het hoogste goed geldt. Xi Jinping lijkt meer dan zijn vader gefascineerd door macht, en om die te grijpen heeft hij zich gedurende zijn loopbaan vakkundig op de vlakte gehouden. In door WikiLeaks publiek gemaakte documenten van de Amerikaanse ambassade beschrijft een oude jeugdvriend de president als ‘extreem pragmatisch en een realist die niet gedreven wordt door ideologie, maar door ambitie en zelfbescherming... hij gelooft dat de leden van zijn generatie de rechtmatige erfgenamen zijn van de revolutionaire prestaties van hun ouders, en het daarom verdienen om China te regeren. Hij heeft een sterke geest en begrijpt de werking van macht, maar vanaf het begin liet hij nooit zien wat hij vond.’ Het erop na houden van uitgesproken standpunten (die met het waaien van de politieke wind plotseling ongewenst kunnen zijn) maakt een man kwetsbaar voor de pijlen van de vijand. Chinese leiders houden zich daarom zorgvuldig op de vlakte, laten zelden zien wie ze zijn of wat ze denken. Xi is daar geen uitzondering op – net als de strateeg Sun Zi blijft hij liever ‘onzichtbaar’ – maar de keerzijde van die tactiek is wel dat de beleidslijnen niet duidelijk worden uitgezet. Het gevolg is dat de bureaucratie moet raden naar ‘de wil van de keizer’, wat tot verlamming leidt of (erger) tot ‘daadkrachtige’ acties die in lijn zouden zijn met wat de grote leider voorstaat. De plaatsing in de zomer van 2014 van een Chinees olieplatform in een door Vietnam betwist zeegebied (die in dat land leidde tot dodelijke anti-Chinese rellen) is daar een goed voorbeeld van: het besluit zou zonder goedkeuring van Xi zijn genomen. Zijn omgang met buitenlandse leiders vertoont ook keizerlijke trekken. Tijdens de bijeenkomst van de APEC (Asia-Pacific Economic Cooperation)-landen in Peking in november 2014, liet Xi de Japanse leider Abe lang in onzekerheid of hij zich zou verwaardigen om hem te zien, en het welkomstbanket voor de buitenlandse leiders deed het Volksdagblad denken aan China’s hoogtijdagen toen de vazalstaten tribuut kwamen brengen aan de keizer in Peking. Zelfs het servies, zo was de krant opgevallen, was geel – de kleur die in feodale tijden alleen door de keizer mocht worden gebruikt.

De Chinese Droom

Eenmaal aan de macht is Xi Jinping in één opzicht wel duidelijk geweest: hij heeft een strijdkreet geformuleerd. Op zichzelf is dat niet ongewoon, omdat iedere nieuwe leider zijn ideologisch territorium afbakent door zijn ‘denken’ of ‘theorie’ toe te voegen aan het canon van de marxistisch-maoïstische filosofie. Jiang Zemin, de hoogste leider van 1989 tot 2002, introduceerde de ‘Leer van de Drie Vertegenwoordigingen’, een leer die zo vaag is dat de meeste Chinezen haar ook niet begrijpen. Het komt erop neer dat de Partij het recht heeft om te regeren omdat zij de vertegenwoordiger is van ‘China’s geavanceerde productiekrachten, geavanceerde cultuur en de fundamentele belangen van de overgrote meerderheid van het Chinese volk’. Als deze woorden ontdaan worden van hun communistische verpakking staat er iets interessants: de legitimiteit van de Partij berust niet meer op haar rol als Voorhoede van het Proletariaat die tot doel heeft om de klasseloze maatschappij te stichten, maar op haar vertegenwoordiging van het grootste deel van het volk. Sterker nog, zij vertegenwoordigt ook ‘de geavanceerde productiekrachten’ – in normaal taalgebruik heten die mensen ondernemers. De Partij mag dus China regeren omdat zij een vertegenwoordiger is van de kapitalisten. Dergelijke ideologische virtuositeit verklaart waarom het regime in China na de val van de Muur in 1989 niet ten onder is gegaan, maar wist te overleven. Een minder vriendelijke uitleg is dat de Partij zich een meester in politiek opportunisme heeft getoond.
Jiang Zemins opvolger Hu Jintao (2002-2012) bedacht dat in de economische ontwikkeling ‘de mens centraal moet staan’, maar die humanistische slogan werd als het ware gecompenseerd door zijn tweede geloofsartikel dat pleitte voor ‘wetenschappelijke ontwikkeling’ – een slogan die aangeeft dat de marxistische invloeden in de Volksrepubliek nog sterk zijn, want de gedachte dat een land zich op ‘wetenschappelijke’ wijze kan ontwikkelen wordt in het Westen niet meer aangehangen. Xi Jinpings slogan van de Chinese Droom is daarom des te opmerkelijker, want dromen laten zich niet makkelijk meten of wetenschappelijk bewijzen. Waar droomt de president van? Dat is niet geheel duidelijk, zijn formuleringen zijn weinig exact. ‘De nationale verjonging, verbetering van de levensomstandigheden van het volk, de opbouw van een betere samenleving en versterking van het leger’ is een van de meer concretere. De economische tsaar van het land, premier Li Keqiang, droomt op zijn eigen, onder het Partijkader meer gangbare materialistische wijze. In bewoordingen die doen denken aan Mao’s Grote Sprong Voorwaarts (die tot doel had om binnen vijftien jaar meer staal dan de Verenigde Staten te produceren) zei hij op het Nationale Volkscongres van 2014: ‘We streven ernaar om op de gebieden van mobiele communicatie, geïntegreerde schakeling, big data, geavanceerde productie, nieuwe energie en nieuwe materialen de ontwikkelde landen in te halen en een voorsprong te nemen.’

Het einde van leiderschap door consensus

De honderd bloemen van het hedendaagse intellectuele discours bloeien uitbundig, maar net als met de gelijknamige campagne in de jaren vijftig mag aan één basisbeginsel niet worden getornd: de alleenheerschappij van de Partij. De nieuwe leider bevestigt dat met grote regelmaat. ‘De Partij verschilt van alle andere politieke partijen in het feit dat ze volledig in dienst staat van het volk,’ zo zei Xi Jinping bij de herdenking van Mao Zedongs honderdtwintigste geboortedag op 26 december 2013. ‘En daarom vormt de Partij voor altijd de kern van het leiderschap dat de zaak van het socialisme met Chinese karakteristieken voortstuwt.’ Xi verschilt daarin niet van zijn voorgangers, maar wel in zijn stijl van leiderschap door steeds meer macht naar zich toe te trekken. Daarmee wordt de trend naar een meer collectief leiderschap doorbroken. Deng Xiaoping had aan den lijve ondervonden tot welke rampen Mao’s megalomane beslissingen hadden geleid, en zag collectief leiderschap als de oplossing om de grillen van toekomstige ‘grote leiders’ te neutraliseren. Xi breekt met die traditie. Tijdens het in november 2013 gehouden derde plenum van het achttiende Partijcongres werden er twee machtige, de bureaucratie overstijgende commissies opgericht: de Commissie van Nationale Veiligheid en de Centrale Leidende Groep voor de Alomvattende Verdieping van de Economische Hervormingen. Beide worden door Xi voorgezeten. Dat laatste voorzitterschap vormt een tweede breuk met de traditie, want de eindverantwoordelijkheid voor het economische dossier wordt normaal gesproken aan de premier overgelaten.
In zijn gedrag en uitspraken ontpopt de president zich steeds meer als een nieuwe Mao. In zijn strijd tegen de corruptie belooft hij zowel ‘vliegen als tijgers’ aan te pakken – exact dezelfde woorden die Mao gebruikte in de anticorruptiecampagne van 1952. Xi lijkt zelfs op de Grote Roerganger: hij is 1 meter 80 lang (wat indruk maakt in een door lengte geobsedeerd land), stevig gebouwd en zijn zwart geverfde haar golft naar achteren. In maart 2014, tijdens zijn staatsbezoek aan Nederland, kreeg ik de gelegenheid om kort met hem te spreken. Zijn uitstraling was ondoorgrondelijk, maar de twinkeling in zijn ogen maakte hem sympathieker dan andere, kouder ogende Chinese apparatsjiks die ik in de loop der jaren heb ontmoet. Ik wees de president op de opvallende overeenkomst dat we op de dag af even oud zijn. Ayah, tai you yuanfen le! (O, wat een lotsverbinding!) bromde hij minzaam. ‘Minzaam’ is echter niet de eerste associatie die Xi bij zijn opponenten oproept. Veel onttrekt zich aan de westerse waarneming, maar alles wijst erop dat de president onder de noemer van ‘corruptiebestrijding’ een meedogenloze strijd met zijn tegenstanders voert. Xi Jinping omschrijft het gevecht in verhevener termen, hij noemt het ‘een strijd waar het voortbestaan van de Partij van afhangt’. De president heeft zelfs aangegeven dat zijn leven op het spel staat. In een bijeenkomst van het Politbureau van augustus 2014 zei Xi dat hij om de corruptie te bestrijden ‘het leven, de dood en zijn persoonlijke reputatie achter zich had gelaten’.

Telg van de Rode Aristocratie

Alles wijst er dus op dat de man die zeer waarschijnlijk tot 2023 aan de macht zal blijven, uit een heel ander hout is gesneden dan zijn directe voorgangers. Net als Mao Zedong en Deng Xiaoping wil hij de samenleving transformeren en zijn stempel op de Chinese geschiedenis drukken. Vanuit die beleving moet niet alleen worden vastgehouden aan de macht, er moet ook gehandeld worden om zijn positie te rechtvaardigen. Hiermee grijpt hij terug op de oude Chinese gedachte dat de junzi (‘edele mens’) de plicht heeft om de wereld op een hoger, deugdzaam plan te brengen. Xi ziet het als zijn levenstaak om het morele verval in het land te keren en de geest van zuiverheid, eenvoud en opoffering van de vroege jaren van het communisme te herstellen – de periode in Yan’an (1935-1945) toen de communisten (zo wil de mythe) in kameraadschap waren verenigd, dicht bij het volk stonden en zich enkel inzetten voor de verwezenlijking van de revolutie. Yan’an heeft voor Xi een bijzondere betekenis: in het kader van Mao’s campagne om de stedelijke studenten te laten ‘leren van de boeren’ bracht hij er zijn formatieve jaren (1969 tot 1975) door. Naar eigen zeggen was deze periode een ‘ervaring die mij diep heeft beïnvloed en een keerpunt vormde in mijn leven’. Sindsdien noemt Xi Jinping zich een Yan’an ren (inwoner van Yan’an) en zijn ‘zijn wortel en ziel verbonden aan de gele aarde van de provincie Shaanxi’.
Een Chinese vriend vertelde mij dat aan het einde van de jaren tachtig de grote families bijeenkwamen om de toekomstige macht van hun clans veilig te stellen. Daarbij werd geen Noord-Koreaanse aanpak voorgesteld: de zonen en dochters moesten eerst op nederige posities als Partijsecretaris van een district (China kent meer dan 2800 districten) hun strepen verdienen – wat laat zien dat het meritocratische instinct in China diep is geworteld, ook onder de elite. Maar in het tweede decennium van de eenentwintigste eeuw is de tijd van deze Hongerdai (Tweede generatie van Roden) aangebroken. Xi Jinping is het bekendste voorbeeld van zijn klasse, maar hij hoort net niet tot de communisten van het allerroodste bloed. Dat zijn de afstammelingen van Mao Zedongs en Deng Xiaopings inner circle die tientallen jaren lang de regering en het leger domineerde. Omdat deze kliek nooit met pensioen ging staat ze bekend als de ‘Acht Onsterfelijken’. In het Bloombergrapport Heirs of Mao’s Comrades Rise as New Capitalist Nobility worden de carrières van deze afstammelingen gevolgd. De meesten zijn het bedrijfsleven in gegaan. Alleen al drie van hen – Wang Jun (zoon van de voormalige hardline vicepresident Wang Zhen), Chen Yuan (zoon van Chen Yun, de machtigste man van China na Deng Xiaoping) en He Ping (schoonzoon van Deng Xiaoping) – sturen bedrijven aan waarvan de activa in 2011 meer dan 1,6 triljoen Amerikaanse dollars bedroegen. Dat staat gelijk aan 20 procent van China’s nationaal product.13 In de politiek en het leger is de Tweede generatie van Roden ook actief. De in 2013 gevallen Partijsecretaris van Chongqing, Bo Xilai, was de zoon van Bo Yibo (ook een onsterfelijke), en de politieke commissaris van het leger, Liu Yuan, is de zoon van de in de Culturele Revolutie omgekomen president Liu Shaoqi.
In februari 2015 kwam de who’s who van de Rode Aristocratie in Peking bijeen om Chinees Nieuwjaar te vieren. Hu Muying, de dochter van Mao Zedongs secretaris Hu Qiaomu, prees in haar speech voor de meer dan duizend mannen en vrouwen Xi Jinpings anticorruptiecampagne. ‘We waren bezorgd dat de Partij net als haar zusterpartij in de Sovjet-Unie in verval zou raken, maar Xi’s leiderschap is inspirerend. We moeten hem allen volgen in de bestrijding van de corruptie.’

Copyright © 2015 Henk Schulte Nordholt

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum