Leesfragment: De komst van de wolven

27 november 2015 , door Sarah Hall
|

27 augustus verschijnt de nieuwe Sarah Hall: De komst van de wolven (The Wolf Border, vertaald door Wim Scherpenisse). Voorpublicatie! ‘Daar beneden schatten de wolven hun kansen in, weet ze, ze kijken naar de nieuwe horizons buiten de wolvenkooi, naar de hei die nog steeds in felle kleuren bloeit en de holen, de rotscitadellen, en ze ruiken de muskuslucht van de hertenbokken, de lijsterbessen en de bergbeekjes. Het zal niet lang duren voordat ze zich hebben hersteld, denkt ze. Dan horen ze hier weer thuis. De geschiedenis laat ze onverschillig; land is land, welsprekend, informatief; weldra zullen ze heersen over Annerdale.’

De komst van de wolven van Sarah Hall is een tour de force van prachtig proza, rijkgeschakeerde personages en weelderige natuurbeschrijvingen. Rachel Caine woont ver weg van de rest van haar familie in een afgelegen deel van Idaho, waar ze wolven bestudeert. Als ze na een onenightstand zwanger blijkt, komt een telefoontje uit Engeland als geroepen. De excentrieke graaf van Annerdale biedt haar een baan aan: ze krijgt de leiding over een project waarmee de wolf in Cumbria geïntroduceerd moet worden door een wolvenpaar in een omheind gebied uit te zetten. Hoewel Rachel sceptisch is, reist ze terug naar het dorp waar ze is opgegroeid. En dan blijkt dat niet iedereen gecharmeerd is van de terugkeer van de wolf.

Hall spiegelt de komst van de wolven en de dracht van de wolvin aan de terugkeer en zwangerschap van Rachel; zo ontstaat een prachtige roman waarin het bestaan van mens en dier in elkaar overvloeien. De komst van de wolven van Sarah Hall gaat over seks, liefde en conflict tegen de achtergrond van het ruige Britse landschap. Een zinnelijke roman over menselijke en dierlijke instincten.  

 

Bij de volgende echo blijkt dat de baby weer in stuitligging ligt, de beentjes gekruist, in elkaar gedoken en boeddha-achtig. Rachel staart naar het scherm. Het betekent niets, weet ze; als het al iets betekent, dan iets anatomisch, structureels. Toch geeft het haar te denken. Misschien is het een aangeboren koppigheid: ik doe het op míjn manier. Ze bespreekt de toestand met de arts en Jan. Een vaginale bevalling is onwaarschijnlijk; het beleid van het ziekenhuis is in dit geval voor een keizersnede te kiezen. Jan stuurt haar in die richting, onomwonden zoals altijd.
Tja, god, zegt ze, ik heb ook liever een goeie homevideo, maar het heeft geen zin om het risico te nemen. Iedereen wil tegenwoordig een keizersnede.
Is dat zo?
Yep. Gooi dat schuifdak maar open. Het gaat erom dat jij en de baby gezond zijn, mij kan de rest niet schelen.
Rachel vindt het onbegrijpelijk. Ze snapt niet waarom iemand vrijwillig zijn buik zou laten opensnijden. Ze had gedacht dat ze deze dans zou ontspringen, fitter zou zijn, meer geluk zou hebben. Er wordt een datum vastgelegd voor de operatie – drie dagen na de vrijlating van de dieren uit de wolvenkooi. Veel te snel erna. Ze zal ste - roïden krijgen om de longetjes van de baby te versterken. Jan stuurt haar naar huis met een informatiefolder en een dvd om met de procedure vertrouwd te raken; ze bekijkt hem die avond thuis met een glas wijn. De video is kort – een halfuur, waarvan vijf minuten worden besteed aan het halen van de baby. In de operatiekamer is de stemming van het medisch personeel en de moeder luchtig. De vrouw praat met haar partner; ze krijgt een ruggenprik, waarvoor de onderste helft van haar lichaam in beeld komt; ze is kalm, glimlacht, maakt grapjes met de anesthesist. De chirurg begint met de operatie. De eerste snee is enorm, lagen geel en roze vlees worden vaneen geduwd, er ontstaat een onthutsend brede goot in het lichaam. Minder bloed dan je zou hebben verwacht. De besmeurde handschoenen glijden naar binnen. Een assisterende chirurg drukt op de onderbuik van de vrouw. Voelt een beetje raar, zegt de patiënte. Een gehelmde rode massa wordt met de nodige moeite uit het gat getrokken. Het wezentje dat eraan vastzit wordt even weggehaald en snel beademd en schoongemaakt, waarna het naar de moeder wordt gebracht, die het vol tederheid en vreugde opwacht, en naakt tegen haar borst wordt gelegd. De huilende vader ondersteunt het. De placenta wordt verwijderd en de baarmoeder leeggezogen, alles wordt weer netjes op zijn plaats geduwd en de vrouw wordt dichtgenaaid. De combinatie van de wond en de alertheid van de patiënte heeft iets macabers. En ook iets wonderbaarlijks. Na het kijken voelt Rachel zich misselijk en lust ze de wijn niet meer. Ze belt Alexander, maar krijgt direct de voicemail. Kom op, denkt ze, doe normaal. Binny zou geen goed woord overhebben voor dit zenuwengedoe.
De volgende dag is ze weer opgeleefd. Hoewel ze niet op het werk wordt verwacht, staat ze op en gaat ze naar het landhuis, waar het team een bespreking heeft met Gregor Carr, de BBC-cameraman. Ze zitten allemaal al in het kantoor thee te drinken als ze komt; ze verontschuldigt zich dat ze te laat is.
Maakt niet uit, zegt Gregor. Jij hebt het druk zat dáármee.
Hij gebaart naar haar inmiddels indrukwekkende buik, staat op en geeft haar een hand.
We zijn heel blij dat je er bent, zegt ze.
Ikzelf ook. Ik ben dol op dit deel van het Lake District. Hij maakt een bescheiden indruk, al heeft hij niet de minste reden om bescheiden te zijn met alle prijzen die hij heeft gewonnen voor zijn geduldige registraties en zijn opmerkelijke locatiewerk. Hij is een van de meest gevraagde mannen in zijn vak. Ze is een fan van hem. Zelfs Huib, die anders nooit zo onder de indruk is van roem en prestige, kijkt vol ontzag naar hem. Maar de man die hier zit, straalt innemendheid uit en is eerbiedig en belangstellend; hij praat makkelijk, stelt vragen over de wolven en het personeel. Hij heeft de laatste tijd in de Himalaya gezeten om sneeuwluipaarden te filmen – Rachel heeft de inmiddels beroemde beelden gezien van een gehoornde berggeit die langs een vrijwel loodrechte kloof wordt achtervolgd; de grote klauwen van de luipaard slaan de poten onder het dier weg, de geit schiet te midden van een regen van puin omlaag, wordt besprongen en opgetild en over de rots naar het hol van de luipaard gesleurd. Dat alles op een verbijsterende hoogte; drie maanden op de loer liggen, kamperen in een duizelingwekkend, ziekmakend gebied, een wereld boven de wolken. ‘De onzichtbare Schot’ wordt hij door zijn collega’s genoemd. Dieren gedragen zich alsof hij er niet is, worden bronstig, vechten en tonen momenten van onvoorstelbare zachtaardigheid. Gregor staat sereen naar Rachel te grijnzen. Hij heeft haar hand nog steeds niet losgelaten. Hij kijkt de hele tijd naar haar buik. Haar toestand lijkt haar een speciale status te geven. Ze heeft in de loop van haar zwangerschap verscheidene mannen meegemaakt bij wie ze een woest soort enthousiasme voor de voortplanting zag, wat een hoogst aantrekkelijke mannelijke eigenschap blijkt te zijn – Gregor is er duidelijk ook zo eentje. Hij is klein en compact en halverwege de dertig, hoewel zijn haar helemaal wit is, alsof de blootstelling aan de elementen zijn tol heeft geëist. Zijn ogen zijn bijna zwart, een frappant contrast. Hij ziet er zowel frêle als stoer uit, als de zoon van een predikant of een bergbeklimmer. De wolven van Annerdale zijn een saaie klus voor hem, haast een soort vakantie, maar hij heeft de opdracht aangenomen en zal het komende jaar regelmatig bezoeken aan het dal brengen om het wolvenpaar, en straks in het voorjaar hopelijk ook de jongen, te filmen.
Rachel vraagt naar de Himalaya. Hij geeft beleefd antwoord, maar zou liever over haar zwangerschap willen praten. Voelt ze zich goed? Ze zal wel binnenkort zijn uitgerekend? Weet ze wat het wordt? Ze vertelt hem de datum; het is vreemd om die nu te weten. Zijn vrouw heeft vorig jaar een tweeling gekregen, zegt hij – Bonnie en Clyde, traditionele Schotse namen; Rachel denkt eerst dat hij een grapje maakt – ook met een keizersnede; ze was dezelfde avond alweer op en gaf ze de borst. Hij praat respectvol over zijn vrouw, ook een zeer aantrekkelijke eigenschap. Het is geweldig, je zult het zien, zegt hij. Het is het mooiste wat er is, kinderen krijgen, in elk geval het mooiste wat hem ooit is overkomen. Dat verrast Rachel gezien zijn cv, en opeens voelt ze zich gerustgesteld, of gesterkt, of – misschien komt het door dat witte, op een curieuze manier heilige haar – alsof ze een soort zegen heeft ontvangen.
Wil je het omheinde terrein zien? vraagt ze.
Graag. Maar ik maak eerst een kop thee voor je, daarna gaan we kijken.
Gregor Carr, drievoudig winnaar van de Calder Lee-prijs, loopt naar de waterkoker en doet een theezakje in een beker. Hij vraagt of ze suiker wil, zegt dat suiker je veel energie geeft – ze moet suiker nemen, of honing, nog beter – en maakt met zorg een kop thee voor haar terwijl zij, in de watten gelegd en gegeneerd, bij haar collega’s aan tafel gaat zitten.

Als ze later naar filmbeelden van zichzelf uit deze tijd kijkt, zal ze de vrouw die ze is geworden nauwelijks herkennen. Een vreemd rondsjokkend mens met een enorme buik, als een vooruitstekende richel die de zwaartekracht tart. Haar haar is rond haar oren en in haar nek gegroeid, bijna tot op haar schouders, haar gezicht is rond en zacht. Ze loopt achteroverhellend en met zwaaiende armen. Ze is bijna mythisch, een wezen gegijzeld door het moederschap. Ze loopt met Sylvia over het ruige gras op het grote omheinde terrein in de richting van het hek van de wolvenkooi. Gregor heeft zijn apparatuur op ongeveer vijftien meter van het hek opgesteld en is onder een draperie van camouflagegaas en takjes gekropen.
Mooie dag om te filmen, heeft hij eerder die ochtend gezegd toen ze bij elkaar kwamen, iemand is het met ons plan eens. En de lucht is inderdaad diepblauw, de hei vol intense kleuren en lang, schuin invallend licht. De laatste paar dagen zijn er door een opleving van de warmte ineens weer veel meer insecten; ze dansen heen en weer tussen het stervende gras. Het is onverhoopt gelukzalig mooi weer.
Hoger op de heidevlakte, achter een groepje gele gaspeldoornstruiken, zitten Thomas, Huib en Alexander in de landrover met verrekijkers en de draagbare ontvanger. De graaf heeft zijn dochter het vorstelijk privilege geschonken zijn wolven los te laten. Wat Rachel betreft heeft ze het verdiend, en het project is heel belang rijk voor haar geworden. Als Carolyn nog had geleefd, zou haar ongetwijfeld de eer zijn toegekomen. De papieren worden getekend: de quarantaine is voorbij en de invoer van de dieren is formeel afgerond. Nu hoeven ze alleen nog maar te worden losgelaten.
In de wolvenkooi houden ze zich schuil. De afschrikkingstactieken van de afgelopen weken, het luide getoeter en het knallende vuurwerk, hebben hun uitwerking niet gemist – ze zijn nu veel minder bereid contact te leggen en zich aan mensen te laten zien. Maar ze moeten vlakbij zijn, iets merken, de adrenaline ruiken, voorvoelen dat er iets gaat veranderen of gebeuren. Vooruitziende experts in biologische codes. Hun bewegingen zullen de eerste paar weken worden gevolgd – de verkenningen, de lievelingsroutes, ontmoetingsplekken en jaagstrategieën, de manier waarop ze het gebied gaan beheersen. Huib zal een gedetailleerde studie van ze maken met het volgsysteem terwijl Rachel in het ziekenhuis ligt, Gregor zal nog een paar dagen filmen en Sylvia zal monsters en gegevens verzamelen in de verlaten wolvenkooi.
Sylvia typt de code in het digitale slot. Perthshire, 1680: het jaar dat de laatste wolf werd gedood die ooit in het oude koninkrijk is gezien. Het slot accepteert de code met een piep en het hek schuift open. Rachel en zij trekken zich langzaam terug, de heuvel op in de richting van de anderen. Rachel hijgt op de helling, blijft een paar keer staan en kijkt achterom – er staat een enorme druk op haar ruggengraat, ribben en hielbeenderen. Voor haar gevoel kan ze ieder moment openscheuren.
Gaat het? vraagt Sylvia.
Ja. Net.
Ze ploetert verder en ze bereiken de landrover.
Daar beneden schatten de wolven hun kansen in, weet ze, ze kijken naar de nieuwe horizons buiten de wolvenkooi, naar de hei die nog steeds in felle kleuren bloeit en de holen, de rotscitadellen, en ze ruiken de muskuslucht van de hertenbokken, de lijsterbessen en de bergbeekjes. Het zal niet lang duren voordat ze zich hebben hersteld, denkt ze. Dan horen ze hier weer thuis. De geschiedenis laat ze onverschillig; land is land, welsprekend, informatief; weldra zullen ze heersen over Annerdale. Overal ter wereld waar ze worden losgelaten voltrekt hun geomorfologische evolutie zich opmerkelijk vlot.
Rachel voegt zich niet bij de anderen, maar blijft terzijde staan – een oude gewoonte, de behoefte aan privacy op gewichtige momenten. De stemming is eerbiedig, ingehouden. Niemand zegt iets. Thomas heeft uiteraard een mand met champagne op de achterbank staan. Er zijn geen andere gasten, al zijn er vele verzoeken binnengekomen, van het Zoogdierengenootschap, het Britse Wolvengenootschap, zelfs politici zoals Vaughan Andrews. Rachel pakt een kijker, richt hem op het openstaande hek en wacht.
Ditmaal is Merle degene die het paar de vrijheid tegemoet leidt. Ze glipt door het hek, steekt haar neus in de lucht om de omgeving in zich op te nemen, loopt een paar meter langs de omheining en gaat er dan vandoor. Al gauw is ze op volle snelheid en deint ze over de heide. Binnen enkele ogenblikken rent er een grote witte wolf naast haar. De dieren buigen af van de met gaspeldoorns begroeide heuvel, gaan uit elkaar en rennen in de richting van de dichtstbijzijnde beschutting, een groepje doornstruiken op de heuvel, lang en dun en gekromd door de wind. Rachel kijkt ze na. Binnen een minuut zijn ze de open heidevlakte over. De een donker, de ander licht, een ster en een antister, aangedreven door de sterke bilspieren die onder hun vacht bewegen. Ze hebben de paar maanden gedweeë quarantaine in enkele seconden afgeschud; de kracht sluimerde al die tijd vlak onder de oppervlakte. Ze kijkt naar de onmiskenbare bewegingen waarmee ze rennen – de abrupte, korte buiging van de kop, als een zwemmer die even onderduikt. Ze beklimmen de tegenoverliggende heuvel zonder in te houden en verdwijnen dan uit het zicht op het geaccidenteerde terrein.
Vlakbij klinkt gelach, applaus en gejuich, nietige stemmen in het landschap. Hoera! Rachel gaat met een plof in het gras zitten, leunt achterover, moe en blij. Ze hebben het gehaald. Zíj heeft het gehaald. Ze hoort een kurk knallen en het vochtige getinkel van de champagne die wordt ingeschonken. Alexander reikt haar een glas aan. Zijn grote hand rust even in haar nek en knijpt zachtjes. Iedereen zegt: Gefeliciteerd, Rachel, gefeliciteerd – op Rachel! Ze neemt een slok. Iets heel ouds en verfijnds uit de kelders van Annerdale dat aan haar niet besteed is.
Ze kijkt naar de observatiepost. Onder het gaas moet Gregor nog steeds zitten te filmen, zijn sterke lens op de dieren gericht; misschien volgt hij ze tussen de doornstruiken, langs de bergkam naar de top, waar ze zullen uitkijken over het weidse land van Annerdale en besluiten welke route ze nemen. Rachel kijkt uit over het landgoed. Roodbruine varens en verstrengelde gaspeldoorns. De karakteristieke bergen erachter. Lange silhouetten druipen van struiken en bomen; alle contouren van het land zijn zichtbaar, alle krommingen, alle keteldalen en gletsjers scherp afgetekend, alles ziet er haarscherp uit, schitterend zuiver.

[...]

 

© 2015 Sarah Hall
© 2015 Nederlandse vertaling Ambo|Anthos uitgevers, Amsterdam en Wim Scherpenisse

Ambo|Anthos Uitgevers

pro-mbooks1 : athenaeum