12 november verschijnt De pinguïnlessen, de roman van Tom Michell (The Penguin Lessons, vertaald door Joris Vermeulen). Wij publiceren voor. 'Ik stond boven aan de trap het verkeer te regelen en vroeg me af hoe lang het zou duren tot een van de jongens een blik door de ruit van de terrasdeur zou werpen. Ik hoefde niet lang te wachten. Een intelligente knaap met een bos gitzwart haar en een niet te stuiten glimlach slenterde die kant uit en begon naar de velden met daarachter de rivier te staren, met ongetwijfeld de gemengde gevoelens die iedereen aan het begin van een nieuw schooljaar heeft.'
Het is begin jaren zeventig als de jonge Engelsman Tom Michell vakantie viert in Uruguay. Vlak voordat hij in Buenos Aires zijn eerste baan als leraar op een kostschool zal aanvaarden, verblijft hij enkele dagen in een badplaats aan zee. Wanneer hij over het strand loopt, ziet hij honderden met olie besmeurde pinguïns liggen. Allemaal dood, op één na. Tom besluit deze pinguïn te redden en neemt hem mee naar zijn smetteloze appartement, waar hij het arme beest van alle olie probeert te ontdoen. Hij lapt hem weer op, maar als Tom de pinguïn terugbrengt naar het strand wil het dier hem niet meer verlaten. Er zit niks anders op: Tom neemt de volgzame pinguïn, die hij Juan Salvador noemt, mee naar de kostschool, waar hij de harten verovert van docenten en scholieren. Zo begint een geestig, ontroerend en hartverwarmend verhaal over een bijzondere vriendschap tussen een mens en een dier.
Aanvankelijk vertelde Tom Michell alleen zijn kinderen en kleinkinderen over de avonturen die hij beleefde met pinguïn Juan Salvador. Nooit eerder had hij overwogen om zijn verhaal op te schrijven, tot hij werd gebeld door een filmmaatschappij. Dankzij het enthousiasme van de filmmakers en aangemoedigd door zijn kinderen besloot Tom zijn herinneringen op papier te zetten. Tom Michell begon zijn loopbaan als leraar, maar oefende later verschillende beroepen uit. Sinds 1980 woont hij in Cornwall. Zijn boek The Penguin Lessons wordt wereldwijd vertaald.
Waarin de leerlingen bij hun terugkeer een onverwachte gast aantreffen
Ik heb de indruk dat er een heel bijzondere soort boenwas is die alleen voor scholen wordt gebruikt. De lucht geurde er sterk naar toen het gebabbel van de leerlingen de stilte van hun slaapvertrekken aan stukken reet. Voeten die stommelden en koffers, uitpuilend van schooluniformen en sportkleding, die nonchalant door hun eigenaren werden gedumpt en met veel kabaal op een voeteneinde landden; het zeventien weken durende nieuwe semester was nu echt begonnen. Met een schok kwam de school weer tot leven. Ik vond het niet vervelend om de jongens die lente te zien terugkeren. Het werd steeds duidelijker dat Juan Salvado verzot was op gezelschap, en met meer dan driehonderd mensen op de campus zou hij bepaald geen tekort aan vrienden hebben. Buiten de vakanties bood de school niet alleen onderdak aan de leerlingen, maar ook aan het onderwijzend personeel en hun gezinnen, plus de verpleegsters van de ziekenboeg. In die hechte gemeenschap kende iedereen elkaars naam. Alle klassen van St. George’s telden zo’n vijftien leerlingen en de slaapzalen waren ongeveer even groot. In de eetzaal kon de volledige schoolpopulatie terecht, wat drie of vier keer per dag gebeurde, en Jorge, de chef, wist hoe hij de Argentijnse honger van het jeugdige leger kon stillen. Ook de kapel had genoeg zitplek voor iedereen; daar troffen we elkaar, slechts iets minder vaak en enthousiast, voor een portie godsdienst van de kape- laan. Ik stond boven aan de trap het verkeer te regelen en vroeg me af hoe lang het zou duren tot een van de jongens een blik door de ruit van de terrasdeur zou werpen. Ik hoefde niet lang te wachten. Een intelligente knaap met een bos gitzwart haar en een niet te stuiten glimlach slenterde die kant uit en begon naar de velden met daarachter de rivier te staren, met ongetwijfeld de gemengde gevoelens die iedereen aan het begin van een nieuw schooljaar heeft. Hij kwam uit Peru, zijn grootvader was een Russische immigrant geweest. Het duurde een paar seconden voordat iets vlak bij hem zijn aandacht trok. ‘Daar loopt een pinguïn,’ zei hij rustig. Hij keek even naar opzij en toen weer recht voor zich uit, waarbij hij zijn neus bijna tegen het glas drukte. Toen hij zijn hoofd omdraaide zag hij me en herhaalde: ‘Daar loopt een pinguïn!’ ‘O, ik denk dat die hier gewoon even is geland om uit te rusten van zijn trek naar het zuiden, voor de winter,’ zei ik. Cognitieve tegenstellingen gebruikte ik graag als educatief hulpmiddel; onwaarheden verkondigen die leerlin- gen dwongen in te gaan tegen een idee waarmee ze werden geconfronteerd. Igor fronste zijn wenkbrauwen en keek weer naar het terras, maar draaide zich daarna meteen om. Het woord ‘Nee!’ bestierf op zijn lippen toen hij mijn blik zag. Ook hij grijnsde, hij had de grap door. ‘Mag ik ernaartoe?’ ‘Ja hoor, als je maar heel rustig en voorzichtig zult zijn.’ Behoedzaam deed hij de deur open en stapte het terras op. Ik liep die kant uit om het beter te kunnen volgen. Juan Salvado klapwiekte bij wijze van welkomstgroet met zijn vleugels terwijl Igor langzaam naar hem toe liep en zich vooroverboog om zijn kop te aaien. De pinguïn dook weg en stapte opzij, maar stond binnen de kortste keren de jongen aan te moedigen, als een ware artiest. Igor keek me aan. ‘Mag ik het de anderen vertellen?’ vroeg hij.
Het nieuws dat er een pinguïn op het terras zat ging als een lopend vuurtje School House rond, zodat binnen de kortste keren een groep opgewonden jongens zich bij de terrasdeur verdrong om te controleren of het gerucht op waarheid berustte. Aanvankelijk beperkte ik het aantal kinderen dat tegelijkertijd naar buiten mocht, bang dat Juan Salvado overweldigd zou raken door alle aandacht, maar we constateerden al snel dat de pinguïn in kwestie zijn schare bewonderaars nooit groot genoeg vond. De jongens vonden het prachtig om hem te voeden, dus ik had al snel vrijwilligers, vooral onder de jongere leerlingen, die Juan Salvado te eten konden geven, het terras regelmatig schoon wilden spoelen en dagelijks vis wilden kopen op de markt. Een zekere verantwoordelijkheid haalt vaak het beste in jongeren naar boven, en er was dan ook geen tekort aan welwillende assistenten die dat ‘beste’ in zich naar boven wilden laten komen door Juan Salvado te verzorgen. Alleen door pinguïns in hun natuurlijke habitat te observeren doorzie je de betekenis van het woord ‘kuddegedrag’ echt. Mensen kunnen door de bank genomen worden omschreven als kuddedieren, maar pinguïns gaan in onnoemelijk grote aantallen bij elkaar staan zonder dat ze ook maar enigszins lijken te hechten aan het concept bewegingsvrijheid. Dit gezegd hebbend durf ik te opperen dat een Engelse kostschool (dan wel zo’n school in Zuid- Amerika) het leven in een pinguïnkolonie beter nabootst dan welke andere vorm van menselijk samenzijn ook. Stromen studenten stonden vroeg op en verlieten hun slaapvertrekken om te gaan ontbijten in de eetzaal. Ze kwamen terug om hun spullen te halen die ze tijdens de ochtendlessen echt nodig hadden, waarna de jongensvloed weer naar buiten stroomde voor een bijeenkomst in de kapel en hun lessen. Halverwege de ochtend zag je ze terugvloeien naar hun pand om boeken en andere materialen te halen voor de volgende serie lessen. Tegen lunchtijd kwamen ze terug naar hun verblijf om hun spullen in hun kastjes te stoppen alvorens zich naar de eetzaal te haasten. Was hun honger naar levensmiddelen gestild, dan zochten ze hun slaapvertrekken op voor een siësta. Hierdoor opgekikkerd golfde de stroom weer naar buiten om deel te nemen aan een grote verscheidenheid aan spelletjes en lichamelijke oefeningen. Weer terug in hun respectieve huizen douchten ze zich en pakten ze weer andere boeken, opnieuw vol verlangen naar de pareltjes van wijsheid die tijdens de laatste lessen van die dag van de lippen van mijn collega’s rolden. Dan kwamen ze weer langs om hun boeken terug te brengen, om meteen weer naar de eetzaal te lopen, waar ze hun laatste maaltijd van die dag kregen. Tot slot gingen ze naar de studeerkamers en gemeenschappelijke ruimtes om huiswerk te maken, waarna het in elk logement gonsde van de jongens die van hun enige beetje vrije tijd van die dag genoten voordat ze nog een laatste douche namen en gingen slapen. Dit is de dagelijkse routine op een kostschool. Het was dus een regelmatig komen en gaan van pubers: een constructie die wel gemaakt leek ter vermaak en verblijding van een inwonende pinguïn. Steeds wanneer hij de jongens hoorde passeren rende Juan Salvado geestdriftig heen en weer over zijn terras, met gestrekte hals in de hoop een glimp van hen op te vangen, en er waren altijd wel een paar jongens die het terras op liepen om met hem te kletsen of hem vis te voeren. Jongens op een kostschool mogen dan heel weinig vrije tijd hebben, een enthousiast joch kon na afloop van sport en spel en vóór zijn middaglessen prima twintig minuten vrijmaken, en er was dan ook nooit een tekort aan jongens die op de markt sprot wilden gaan kopen. Na de eerste dagen zat Juan Salvado op een dagelijks dieet van maar een halve kilo vis, zodat het me geen enkele moeite kostte om een fikse voorraad in mijn koelkast te hebben met maar drie tochtjes per week naar de visboer. Wie naar de markt ging had het voorrecht om Juan Salvado te voeren en het terras schoon te spuiten. Meestal zat een groepje van zo’n vijf jongens op de rand van het dakterras hun nieuwe vriend te voeren. Aan het begin van een maaltje hapte en slikte Juan Salvado zo snel sprot weg als de voeder de vissen uit de tas kon halen, met alle risico’s van dien voor de vingers van wie niet oplette of onervaren was. (Ik moet hier vermelden dat niemand blijvend letsel heeft overgehouden aan Juan Salvado’s verlangen naar vis.) Maar tegen het einde van een maaltijd werd hij trager naarmate hij meer zijn best moest doen om de vis door te slikken. Oplettende weldoeners zagen het wanneer Juan Salvado’s buik vol was en gaven hem dan niets meer, maar af en toe bleven schooljongens die helemaal opgingen in een gesprek en wier vingers geen kans meer liepen geamputeerd te worden hem voeren tot hij helemaal niet meer kon slikken en er een vissenstaart uit zijn snavel bleef hangen. Voldaan en innig tevreden ging Juan Salvado vervolgens midden in het groepje liefdevol omhoog staan staren naar de jongens om vooral geen woord te missen. Op een gegeven moment werd zijn al te strakke jasje en de warmte van de late middagzon hem te veel en begon hij te knikkebollen tot hij diep in slaap viel, leunend tegen de prettig verticale benen van de jongens. En zo bleef hij staan tot ze vertrokken. De meer empathische jongens legden hem voorzichtig op zijn dikke buik; een houding waarin hij roerloos bleef slapen, als een kind. De minder zorgzame types stonden gewoon op en renden weg wanneer ze opeens constateerden dat ze te laat dreigden te komen voor het een of ander, waardoor Juan Salvado omkukelde. Als dat gebeurde schudde hij alleen maar met zijn kop, als een vergevingsgezinde grootvader, en ging hij liggen om zijn middagdutje te vervolgen. Zo verliep het leven van Juan Salvado de Pinguïn, die vredig bleef snurken terwijl wij allen terugkeerden naar onze beslommeringen.
Copyright © 2015 Tom MichellCopyright Nederlandse vertaling © 2015 Joris Vermeulen