Leesfragment: De wandeling

25 januari 2015 , door Robert Walser
| | |

Op 30 januari verschijnt Robert Walsers De wandeling (Der Spaziergang, vertaald door Machteld Bokhove) als eerste uitgave in de Lebowski's Book of the Month Club. Wij publiceren voor.
'Omdat een deftige boekhandel een uiterst aangename indruk op mij maakte en ik zin kreeg deze een vluchtig bezoek te brengen, aarzelde ik niet zo beschaafd mogelijk naar binnen te stappen waarbij ik weliswaar dacht dat ik misschien eerder voor een strenge boekcorrector, inspecteur, nieuwtjesverzamelaar, verfijnde kenner aangezien zou worden dan voor een graag geziene, geliefde rijke inkoper of goede klant.'

Robert Walser leefde voornamelijk op kleine kamertjes en verbleef de laatste drieëntwintig jaar van zijn leven in een psychiatrische inrichting. Wanneer hij niet schreef maakte hij graag lange wandelingen. Roem was hem een gruwel. Toch wordt zijn oeuvre - dat naast Der Spaziergang klassiekers kent als Jakob von Gunten, Fritz Kochers Aufsätze, Geschwister Tanner, Der Gehülfe en Der Räuber - door schrijvende collega’s als Franz Kafka, J.M. Coetzee, Herman Hesse, Elias Canetti en W.G. Sebald hooglijk geprezen.

In De wandeling vlucht een schrijver weg van het lege vel papier voor hem, naar buiten. Hij wandelt door het dorp en de velden, opmerkzaam op elk detail. Zijn eenheid met de omgeving wordt telkens onderbroken door ontmoetingen met onder anderen een professor, een boekhandelaar, een bankbediende en een reusachtige man genaamd Tomzeck. Zij halen hem uit zijn mijmeringen, waarop de randen van zijn gemoed steeds donkerder worden. De wandeling wordt wel gezien als een allegorie op het scheppingsproces, waarin schrijven een middel is om aan het leven te ontsnappen.

Luister ook naar de playlist die Joachim Stoop speciaal voor Lebowski samenstelde bij De wandeling.

 

I
De wandeling

Op een morgen, toen mij de lust bekroop een wandeling te maken, zette ik mijn hoed op mijn hoofd, liep mijn schrijf- of spookkamer uit en de trap af om haastig de straat op te gaan. In het trappenhuis ontmoette ik een vrouw die eruitzag als een Spaanse, Peruaanse of Creoolse en een nogal kleurloze, verwelkte koninklijkheid tentoonspreidde.
Voor zover ik me herinner was ik toen ik de open, lichte straat op ging in een romantisch-avontuurlijke stemming die mij gelukkig maakte. Het ochtendleven dat zich voor mij uitstrekte leek me zo mooi alsof ik het voor de eerste keer zag. Alles wat ik aanschouwde maakte op mij de aangename indruk van vriendelijkheid, goedheid en jeugd. Al snel was ik vergeten dat ik zonet nog boven in mijn kamertje somber piekerend voor een leeg blad papier had gezeten. Droefheid, smart en alle zwaarmoedige gedachten leken wel verdwenen ofschoon ik voor en achter mij nog levendig een zekere ernst bespeurde.
Vrolijk was ik benieuwd naar alles wat me maar kon gebeuren of overkomen. Mijn passen waren waardig en rustig. Terwijl ik mijns weegs ging, liet ik, voor zover ik weet, nogal wat plechtig gedrag zien. Mijn gevoelens houd ik graag voor de ogen van mijn medemensen verborgen zonder daar angstvallig mijn best voor te doen, wat ik voor onjuist zou houden.
Na nog geen twintig stappen was ik een ruim plein vol mensen overgestoken toen ik professor Meili, een autoriteit van de eerste orde, toevallig tegenkwam.
Als een onwrikbare man van gezag schreed de heer Meili ernstig, plechtstatig, aristocratisch verder. In zijn hand hield hij een onbuigzame, wetenschappelijke wandelstok die mij met huiver, eerbied en respect vervulde. Meili's neus was een scherpe, gebiedende, strenge, stevige haviks- of adelaarsneus. Zijn mond was juridisch dichtgeklemd en dichtgeknepen. De manier van lopen van deze beroemde geleerde zag eruit als een ijzeren wet. In professor Meili's ernstige ogen, verborgen achter borstelige wenkbrauwen, fonkelden de wereldgeschiedenis en de naglans van allang vervlogen heroische daden. Zijn hoed zag eruit als een niet af te zetten heerser. Over het geheel genomen gedroeg professor Meili zich echter heel mild, alsof hij in geen enkel opzicht hoefde te tonen welke massa macht en invloed hij personifieerde. Omdat ik geneigd ben te denken dat mensen die niet zoetsappig glimlachen op zijn minst eerlijk en betrouwbaar zijn, kwam hij mij ondanks al zijn onverbiddelijkheid sympathiek voor. Zoals bekend zijn er immers lieden die hun wandaden uitstekend achter innemend, voorkomend gedrag weten te verbergen.
Ik bespeur een boekwinkel inclusief boekhandelaar, precies zo zal spoedig, naar ik aanneem en constateer, een bakkerswinkel met gouden letters in het oog springen. Daarvoor had ik nog gewag moeten maken van een dominee. Met een vriendelijk gezicht rijdt een wielrijdende, rijwielende chemicus van de gemeente vlak langs de wandelaars, evenals een staf- of regimentsarts. Wat niet ongenoteerd mag blijven is een bescheiden voetganger, namelijk een rijk geworden handelaar in tweedehands spullen en voddenverzamelaar. Je dient rekening te houden met jongens en meisjes die vrij en onbeteugeld in het zonlicht rondrennen.
Je moet ze rustig onbeteugeld laten want de leeftijd zal ze helaas ooit nog vroeg genoeg schrik aanjagen en beteugelen, denk ik.
Aan het water van een fontein laaft zich een hond, in de blauwe lucht tjilpen zwaluwen. Eén à twee dames in verbluffend korte rokken en verrassend hoge, nauwe, slanke, elegante, bekoorlijke, kleurige laarsjes trekken zo goed als alle aandacht. Verder vallen twee zomer- of strohoeden op. Het verhaal over de herenstrohoeden gaat zo: in de heldere buitenlucht zie ik namelijk plotseling twee schitterende hoeden; onder deze hoeden staan twee welgestelde heren die elkaar met een onverschrokken, charmante, beleefde hoedenzwaai goedemorgen lijken te willen wensen, een gebeurtenis waarbij de hoeden zichtbaar belangrijker zijn dan de dragers en eigenaren ervan. Je zou toch graag meneer de auteur zeer deemoedig verzocht willen hebben zich voor grappen en overige onbenulligheden een beetje in acht te nemen. Hopelijk heeft hij dit voor eens en altijd begrepen.
Omdat een deftige boekhandel een uiterst aangename indruk op mij maakte en ik zin kreeg deze een vluchtig bezoek te brengen, aarzelde ik niet zo beschaafd mogelijk naar binnen te stappen waarbij ik weliswaar dacht dat ik misschien eerder voor een strenge boekcorrector, inspecteur, nieuwtjesverzamelaar, verfijnde kenner aangezien zou worden dan voor een graag geziene, geliefde rijke inkoper of goede klant. Met hoffelijke, extreem behoedzame stem informeerde ik in natuurlijk uiterst zorgvuldig gekozen bewoordingen naar het nieuwste en beste op het gebied van de schone literatuur.
‘Mag ik,’ vroeg ik schuchter, ‘kennismaken met het meest gedegen, ernstige, derhalve vanzelfsprekend meest gelezen evenals snelst erkende en gekochte werk, en het ogenblikkelijk op prijs leren stellen? U zou mij tot ongewoon grote dank verplichten wanneer u mij het genoegen zou willen doen zo vriendelijk te zijn mij het boek te presenteren, dat – zoals toch beslist niemand zo goed zal weten als u – zowel bij het lezerspubliek als bij de gevreesde, derhalve vast ook met gevlei omgeven kritiek een uiterst gunstig onthaal gevonden heeft en dat voortaan ook onbekommerd vinden zal.
Inderdaad interesseert het mij buitengewoon te mogen vernemen welke van alle hier opgestapelde of uitgestalde pennenvruchten het bedoelde lievelingsboek is dat van mij bij aanschouwing ervan zeer waarschijnlijk direct een verheugde, enthousiaste koper zal maken. Het verlangen de favoriete schrijver van de beschaafde wereld en zijn alom bewonderde, met stormachtig applaus ontvangen meesterwerk voor mij te zien en, zoals gezegd, vermoedelijk ook te kunnen kopen, stroomt door al mijn aderen.
Zou ik u hoffelijk en zo dringend mogelijk mogen verzoeken mij zo’n uiterst succesvol boek te laten zien opdat de begeerte die zich van mij meester heeft gemaakt, bevredigd kan worden en zal ophouden mijn rust te verstoren?’
‘Heel graag,’ zei de boekhandelaar.
Pijlsnel verdween hij uit mijn gezichtsveld om echter al het volgende ogenblik, en zowaar met het meest gekochte en gelezen boek van werkelijk blijvende waarde in zijn hand, weer bij de gretig geïnteresseerde terug te keren.
Het kostbare geestesproduct droeg hij zo zorgvuldig en plechtig alsof hij een heilig relikwie droeg. Zijn gezicht was in extase; zijn trekken straalden de grootste eerbied uit. Met een glimlach om zijn lippen zoals je dat alleen bij de meest ingewijden aantreft, legde hij wat hij haastig gehaald had op de meest innemende wijze voor mij neer. Ik bekeek het boek nauwkeurig en vroeg: ‘Kunt u zweren dat dit het best verspreide boek van het jaar is?’
‘Zonder twijfel.’
‘Kunt u beweren dat dit het boek is dat je absoluut gelezen moet hebben?’
‘Beslist.’
‘Is het boek werkelijk goed?’
‘Volkomen overbodige, totaal ontoelaatbare vraag!’
‘Dan dank ik u heel hartelijk,’ zei ik koelbloedig, liet het boek, dat ongetwijfeld zo’n grote verspreiding gevonden had omdat iedereen het beslist gelezen moest hebben, liever rustig liggen waar het lag en verwijderde me zonder meer, d.w.z. zo geruisloos mogelijk.
‘Ongeletterde, onwetende man!’ riep de verkoper mij evenwel met terechte ergernis na. Terwijl ik hem maar liet praten liep ik gemoedelijk verder en ging, zoals ik zo meteen duidelijk zal maken en grondig uiteen zal zetten, bij de dichtstbijzijnde imposante bankinstelling naar binnen.
Waar ik namelijk een bezoek meende te moeten afleggen om betrouwbare inlichtingen in te winnen over bepaalde waardepapieren. ‘In het voorbijgaan snel een geldinstantie binnenwippen,’ zei ik bij mezelf, ‘om over financiële kwesties te onderhandelen en vragen ter sprake te brengen die je slechts fluisterend uit, is leuk en maakt ongetwijfeld een uiterst goede indruk.’
‘Het is goed en komt voortreffelijk uit dat u persoonlijk bij ons langskomt,’ zei de achter het loket dienstdoende, verantwoordelijke beambte mij op vriendelijke toon. Bijna schalks maar in elk geval met een zeer aangename glimlach voegde hij er het volgende aan toe: ‘Wij wilden ons namelijk net per brief tot u wenden, om u – wat nu mondeling geschiedt – de voor u ongetwijfeld verheugende mededeling te doen dat wij u in opdracht van een vereniging of kring van u blijkbaar goedgezinde, goedhartige, menslievende vrouwen

voor éénduizend franken

minder belast hebben, of beter gezegd – wat u vast aanzienlijk liever zal zijn –, u met genoegen voor dat bedrag gecrediteerd hebben, ten aanzien waarvan wij u vriendelijk willen verzoeken zo goed te zijn er in uw hoofd of waar het u ook maar uitkomt direct nota van te nemen. Dit nieuws zal u welkom zijn want u wekt bij ons eerlijk gezegd de indruk van iemand die ons, als wij dat zo mogen zeggen, maar met al te grote duidelijkheid laat zien dat hij steun van discrete aard misschien juist wel verdacht hard nodig heeft.
Het geld staat vanaf vandaag tot uw beschikking.
Over uw gezichtstrekken verspreidt zich op dit moment een zichtbaar hevige vrolijkheid. Uw ogen stralen. Uw mond, waarmee u wellicht al lang niet meer gelachen heeft omdat lastige, dagelijkse zorgen, dientengevolge een somber humeur en allerlei duistere gedachten u dit verboden hebben, bezit nu beslist iets van een glimlach. Uw voorheen betrokken voorhoofd ziet er helemaal onbewolkt uit.
U kunt zich in elk geval in de handen wrijven en blij zijn dat enkele edelmoedige, beminnelijke weldoensters, bewogen door de verheven gedachte dat nood lenigen mooi is en leed beperken goed, een arme, succesloze dichter geholpen wilden hebben.
Met het feit dat er mensen te vinden waren die zo goed wilden zijn aan u te denken, evenals met de omstandigheid dat er gelukkig mensen bestaan die over het kennelijk vaak geminachte dichtersbestaan geenszins onverschillig heen kunnen stappen, feliciteren wij u.’
‘Het mij door welwillende vrouwenhanden of, zoals ik bijna gezegd had, feeënhanden onverwacht geschonken geldbedrag,’ zei ik, ‘laat ik rustig bij u liggen waar het stellig het beste opgeborgen is omdat u over vuurbestendige, tegen diefstal beveiligde kluizen beschikt waarin schatten tegen welke vernietiging of teloorgang dan ook zorgvuldig beschermd lijken te zijn. Bovendien keert u immers rente uit, nietwaar. Mag ik u overigens beleefd om een ontvangstbewijs verzoeken?
Steeds van het grote bedrag naar believen kleinere bedragen opnemen, dat zal mij, stel ik me voor, volledig vrijstaan.
Omdat ik spaarzaam ben, zal ik als een vastberaden, degelijke man met de gift weten om te gaan. De vriendelijke schenksters zal ik in een hoffelijk, bezonnen schrijven de nodige dank moeten betuigen waar ik morgenvroeg voor zal zorgen opdat het niet door uitstel vergeten wordt.
Uw zonet, zij het voorzichtig, maar toch openlijk geuite veronderstelling dat ik arm ben mag dan op nauwkeurige, uiterst verstandige waarneming berusten. Dat ik weet wat ik weet en dat ik zelf elk moment over mijn bescheiden persoon het best geïnformeerd ben, volstaat toch volledig. Schijn bedriegt vaak en iemand beoordelen zal deze zelf het allerbeste kunnen, omdat beslist niemand een man die van alles heeft meegemaakt beter kan kennen dan hij zelf.
Er waren tijden waarin ik weliswaar in het duister en in duizenden narigheden ronddoolde, waarin ik me vertwijfeld en meer dan eens jammerlijk verlaten voelde. Toch denk ik dat vechten alleen maar goed is. Het zijn niet genoegens en pleziertjes waar een rechtschapen man trots op mag zijn. Wat hem in het diepst van zijn ziel trots en vrij kan maken, zijn juist alleen maar dapper doorstane inspanningen, geduldig getrotseerde ontberingen. Hier maakt men toch node woorden aan vuil.
Waar is de man die in het leven nooit hulpeloos was? Voor welke menselijke wezens zijn verwachtingen, plannen, dromen in de loop der jaren helemaal ongeschonden gebleven? Wanneer was er ooit een ziel die van het totaal aan stoutmoedig verlangen niets maar dan ook niets aan hoge, zoete geluksverwachtingen heeft moeten inboeten?
De kwitantie voor eenduizend franken werd aan onze degelijke geldinlegger en rekening-courantman uit. en afgegeven, waarna hij afscheid mocht nemen evenals weg mocht gaan.
Zielsgelukkig met het mij zo wonderbaarlijk als uit de blauwe hemel aangewaaide kapitaalbezit liep ik vanuit de hoge loketruimte de vrije buitenlucht in om verder te wandelen.

[...]

 

 

© Robert Walser, 1917
© Vertaling uit het Duits: Machteld Bokhove
© Nederlandse uitgave: Lebowski Publishers, Amsterdam 2015

Uitgeverij Lebowski

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum