Leesfragment: Denken helpt

27 november 2015 , door Jan Drost
| |

Donderdag 19 maart, vanaf 17.00, wordt Denken helpt, het nieuwe boek van Jan Drost, bij Athenaeum te Amsterdam gepresenteerd. Wij publiceren uit de inleiding voor. ‘De denkers die in dit boek aan het woord komen hebben met elkaar gemeen dat zij een einde wilden maken aan de machteloosheid. [...] Ieder van hen was er op zijn eigen manier van overtuigd dat denken helpt. Dat het ertoe doet hoe je denkt. Dat het een verschil kan maken, een wereld van verschil zelfs. Aan de hand van denkers als Epicurus, de stoïcijnen, Aristoteles, Spinoza, Sartre en Foucault wil ik erachter proberen te komen of je machteloosheid kunt aanpakken, en zo ja, hoe je dat moet doen.’

Filosofie zweverig? Níet nadenken over je leven is pas zweverig! Wie zichzelf geen grote vragen stelt, leeft in het wilde weg en kan hopeloos verdwalen in leegte en machteloosheid. Om een betekenisvol en voorspoedig leven te kunnen leiden moeten we weten wat ons leven betekenis geeft en wat ons gelukkig kan maken – of, iets bescheidener, minder ongelukkig.

Jan Drost onderzoekt aan de hand van filosofen als Aristoteles, Epicurus, Spinoza en Sartre hoe je dat aanpakt, geluk. Hun inzichten kunnen helpen, niet alleen bij grote zaken zoals liefde, angst, vreugde, verdriet en rouw, maar ook bij kleinere kwesties zoals de vraag waarom het altijd net begint te regenen wanneer jij de deur uit gaat. Deze denkers kunnen wij volgen in het zoeken van onze eigen weg, onze innerlijke vrijheid en – met een beetje geluk – ons geluk.

Jan Drost (1975) is schrijver en filosoof. Hij heeft zich gespecialiseerd in cultuurfilosofie, met name de filosofie van de liefde. Hij is onder meer verbonden aan The School of Life Amsterdam en schrijft voor nrc.next, NRC Handelsblad, de Volkskrant en Filosofie Magazine. Eerder verscheen van hem Het romantisch misverstand (2011).

N.B. We publiceerden eerder voor uit Drosts Het romantisch misverstand. Lees het fragment op Athenaeum.nl.

 

Inleiding

Er zijn mensen die filosofie zweverig vinden. Het is zo vaag, met al die grote vragen naar goed en kwaad en de zin van het leven. Ik zou het willen omdraaien: filosofie zweverig? Niet nadenken over je leven, dat is pas zweverig.
Wie zichzelf nooit de grote vragen stelt leeft zomaar, omdat hij er nu eenmaal is. En volgens mij houdt geen mens dat een leven lang vol. Vroeg of laat zal iedereen willen weten of zijn bestaan zin heeft of niet. Of de dood het einde is, en zo ja, wat dat betekent voor het leven nu, en zo nee, idem dito. Niemand ontkomt aan de grote vragen. Je kunt ze proberen uit de weg te gaan, maar dan houd je jezelf voor de gek en waarschijnlijk weet je dat ook wel.
Denken begint vaak wanneer we tegen moeilijkheden aan lopen. Zodra het vanzelfsprekende ophoudt vanzelf te spreken moet er gedacht worden. Al was het maar in een poging ons gerust te stellen door de stem van de gewoonte, die merkwaardige stem die je pas hoort als hij zwijgt. Voor je het weet, dienen zich vragen aan. Waarom moet mij dit overkomen? Waar heb ik dit aan verdiend? Wie ben ik? Wat doe ik hier? Waar ben ik eigenlijk? Waar ben ik mee bezig? En wie ben jij? Is er iets wat ik kan doen als ik bang ben of verdrietig, of het idee heb dat mijn leven volkomen zinloos is? Heb ik mijn geluk in eigen hand? Wat is geluk? Kan ik iets veranderen aan mijn lot en dat van anderen, of zijn wij weerloze speelballen naar wier mening niet wordt gevraagd?
Belangrijke vragen. Maar heeft het zin over die vragen na te denken? Helpt het, verandert het iets? Word ik er een beter, gelukkiger mens van? Waarom de moeite nemen om na te denken en te filosoferen? Wellicht zijn de armen van geest zaliger. Dus waarom moeilijk doen als het ook makkelijker kan? Omdat het niet makkelijker kan. Omdat we om gelukkig te kunnen zijn moeten weten wat ons gelukkig maakt. Omdat we in deze tijd wel wat denken over vrijheid kunnen gebruiken. Omdat het tegendeel van vrijheid, machteloosheid, een van de meest ondraaglijke toestanden voor een mens is, het gevoel dat je hulpeloos bent, dat er niets is wat je kunt doen, dat het allemaal niks uitmaakt.
Ik zie de geschiedenis van de mensheid als een reeks verwoede pogingen om iets aan die machteloosheid te doen. Veel denkers hebben hieraan hun steentje bijgedragen. En gelukkig maar dat zij dat gedaan hebben. Ik merk dat ik steeds weer bij de grote denkers te rade ga als ik ergens tegenaan loop. Dat kunnen grote dingen zijn, zoals liefde, geluk, blijdschap, leven, dood, verdriet en rouw, maar ook kleinere kwesties, zoals de vraag waarom het altijd net begint te regenen als ik de deur uit ga. Dat laatste lijkt misschien banaal, maar is het niet, als je er even bij stilstaat.
Mensen hoeven het maar ergens over te hebben en binnen de kortste keren halen ze er de hele wereld bij. We bekijken alles in ons leven, hoe klein en alledaags ook, vanuit een groter plaatje, ons wereldbeeld. Dat wereldbeeld is zowel bijzonder als niets bijzonders, want iedereen heeft er een. Als we ergens tegenaan lopen, of dat nu geluk of ongeluk is, kunnen we ons met een schok bewust worden van onze visie op het leven of het gebrek daaraan. Misschien komen we zelfs tot de conclusie dat we tot nu toe als een kip zonder kop door ons leven hebben rondgelopen, in de veronderstelling dat we het allemaal wel wisten, terwijl we in feite geen benul hadden van wat ons overkwam.
Stel dat we de confrontatie aangaan en de vragen toelaten. De antwoorden die we vinden, zeggen iets over onze ideeën over de wereld waarin we leven, over het grote plaatje waar we van uitgaan. Dat zijn ideeen waarvan we ons misschien maar half bewust zijn en die mede daardoor ook nogal halfbakken kunnen zijn, maar die we wel degelijk hebben en die onze wereld vormgeven en ons sturen in de keuzen die we elke dag maken. Hoe onbeduidend de keuze waarvoor we staan ook is, onze hele wereldbeschouwing bemoeit zich ermee. Wat we ook zeggen en doen, we handelen en praten altijd vanuit een groter plaatje.
Van de filosofen uit het verleden kunnen we leren dat wij de werkelijkheid nooit kunnen kennen zoals die los van onze waarneming is. Wat wij de werkelijkheid noemen is de wereld zoals wij die waarnemen. En wat wij zien, hangt af van de ideeen die wij erop na houden. Denken verschaft ons een zicht op de werkelijkheid, en afhankelijk van de denkbril die we op onze neus hebben zien we wat we zien. Zonder denkbril zien we hoe dan ook niets, zelfs onszelf niet. Anders gezegd: we zien altijd wat we denken te zien.
Een niet doordacht leven blijft zweverig. Dat is op zichzelf al jammer. Maar het kan ook leiden tot gevoelens van leegte en zinloosheid en het maken van steeds dezelfde fouten. Daarom heb ik in dit boek gekozen voor de volgende opzet: in plaats van klein, zoals misschien gebruikelijk, begin ik elk hoofdstuk groot, als het even kan heel groot, om, voor zover mogelijk, grond onder de voeten te krijgen. Deze weidse aanpak heb ik trouwens niet zelf bedacht. Veel oude Grieken deden niet anders. Aan de hand van een aantal denkers en denkstromingen wil ik laten zien hoe onze manieren van denken en doen voortkomen uit bepaalde mensbeelden en wereldbeelden, met andere woorden, uit een al dan niet bewuste waardering van en zingeving aan het leven. Elk hoofdstuk heeft dezelfde opbouw: wereldbeeld → mensbeeld → ethiek. Met ethiek bedoel ik de vraag naar het goede leven, naar vrijheid en geluk en hoe je dat kunt bereiken. Een soort drietrap dus, van groot naar klein, als een camera die steeds verder inzoomt.
Te beginnen met de omvattende vraag naar de aard van de werkelijkheid, opdat binnen dat kader de grote en kleine vragen van ons leven, en onze antwoorden daarop, samenhang krijgen. Inzien hoe de keuzen die we maken voortkomen uit een bepaald zelfbeeld dat samenhangt met een mensbeeld, dat weer samenhangt met een wereldbeeld, kan bijdragen aan het verhelderen, verantwoorden en verstevigen van onze standpunten. Het gaat om praktische wijsheid. Theorie en praktijk staan niet los van elkaar. In alles wat we doen geven we uitdrukking aan een manier van denken over onszelf en anderen en de wereld. Dit meer expliciet maken, bewust, doordacht, zal ons vrijer doen kiezen en handelen en helpen, omdat we dan niet alleen voelen dat het goed is wat we doen, maar ook weten waarom.
In het begin van deze inleiding noemde ik machteloosheid. De denkers die in dit boek aan het woord komen hebben met elkaar gemeen dat zij een einde wilden maken aan de machteloosheid. Het instrument dat ze hiertoe kozen was hun denkvermogen. Ieder van hen was er op zijn eigen manier van overtuigd dat denken helpt. Dat het ertoe doet hoe je denkt. Dat het een verschil kan maken, een wereld van verschil zelfs. Aan de hand van denkers als Epicurus, de stoïcijnen, Aristoteles, Spinoza, Sartre en Foucault wil ik erachter proberen te komen of je machteloosheid kunt aanpakken, en zo ja, hoe je dat moet doen.
Ik denk dat denken helpt. Ik denk dat het helpt om nadenkend te zijn, om te leren kijken en te luisteren, en om het gezelschap te zoeken van hen die ons zijn voorgegaan en die hun denksporen hebben achtergelaten, die wij nu kunnen volgen in het zoeken van onze eigen weg. De titel is een verwijzing naar het sapere aude! van de achttiende-eeuwse denker Immanuel Kant. In zijn beroemde essay over de vraag ‘Wat is Verlichting?’ schrijft hij: ‘Sapere aude! Heb het lef je verstand te gebruiken.’ Blijkbaar is moed nodig om na te denken en kunnen er redenen zijn je er niet aan te wagen. Ik stel voor het er wel op te wagen.

 

Copyright © 2015 Jan Drost

Uitgeverij De Bezige Bij

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum