Leesfragment: Drang

27 november 2015 , door Yannick Ottoy
| | |

Drang van Yannick Ottoy is genomineerd voor de Bronzen Uil 2015, de prijs voor de beste Nederlandstalige debuutroman. Wij brengen een leesfragment. '"Ik neem mensen nooit veel kwalijk, maak je geen zorgen", antwoordde hij ongestoord. "Ik heb een goed geheugen, weet je. Het onthoudt alleen de mooie dingen." Hij lachte schuchter, waardoor zijn gezicht eindelijk weer iets ontwapenends kreeg. Hij haalde een nieuw pakje Marlboro uit zijn broekzak, trok het aan het stripje open en verfrommelde het plastic. "Het is maar dat ik weet hoe het daar afloopt." Hij tikte een sigaret met de filter tegen de tafel en stak ze tussen zijn lippen.'

‘Nog één keer bijspringen’, zegt de commissaris. ‘Een match op de Heizel, niks aan.’ Philippe aarzelt niet, hij is jong en houdt van zijn werk. Hij weet niet dat hij die woensdag getuige zal zijn van een van de grootste voetbalrampen uit de geschiedenis. Het Heizeldrama vertrappelt dromen, mensen, levens. Voor de ogen van de jonge agent vinden negenendertig onschuldige supporters de dood. Maar na het drama volgt de ramp, en nauwelijks van de schok bekomen ziet Philippe hoe het gevecht ook in de dagen en weken na de wedstrijd onverminderd doorgaat. Even hard als die avond in het stadion vechten mensen voor hun leven. Ze overleven. Met lede ogen ziet Philippe aan hoe verantwoordelijkheid wordt doorgeschoven, hoe feiten worden verfraaid, hoe leugens waarheden worden. De agent staat voor een keuze. Wat doet hij met de waarheid, met het verhaal zoals het was, en niet zoals het daarna werd? Drang gaat over hoe mensen reageren als het zwaard van Damocles hun hoofd raakt, over het primitieve instinct dat in elk van ons sluimert en over de constructie die realiteit wordt genoemd. Elk verhaal heeft een plaats, tijd en auteur. Drang is waargebeurd verzonnen. Zoals de geschiedenis zelf.

 

 

Het klontje had in de gemorste koffie gedreven, en met aandoenlijk veel geduld probeerde Marc het week geworden papiertje van de suiker te peuteren. De cognac had hij al in zijn koffie gegoten, omdat het hem naar eigen zeggen niet om de smaak te doen was, maar om de warmte. Met een hand volgde hij over zijn borst het traject van zijn slokdarm, en hij vertelde over de gloed waar hij van hield, hoe alles tot zijn recht kwam als het met mate werd geconsumeerd. Wat de goede maat was, liet hij wijselijk in het midden; veel praten deed hij nog steeds niet. Hij zette zijn lippen aan het kopje, nipte voorzichtig van de koffie en glimlachte zuinig.
Ze hadden hem na Philippes vertrek bij de wisselende ploeg ingedeeld. Hij kreeg iedere dag een andere collega, tot een nieuw blik agenten zou arriveren en hij zijn officieuze rol van leermeester terugkreeg. ‘Zo gaat dat hier’, zei hij. ‘Als je één keer iets goed hebt gedaan, doe je dat voor de rest van je dagen.’ Het was niet duidelijk of de toon van zijn antwoord door berusting dan wel door bijval was gekleurd. Erg druk leek hij zich er alleszins niet over te maken, beloftes konden hem nog maar weinig beroeren. ‘Ik zou ze niet te eten willen geven, de agenten die naar Brussel zouden komen.’ Hij benadrukte de voorwaardelijkheid in zijn antwoord, keek naar Philippe en zei dan fijntjes: ‘En de agenten die komen, zijn even snel weer weg.’
Philippe wist niet of Marc het kwaad bedoelde, maar zo klonk het wel en hij besloot zijn vermoeden hard te maken. ‘Je neemt het me nog steeds kwalijk. Ik dacht eerst dat je jaloers op me was. Dat je het me niet gunde, of zoiets. Maar het lijkt wel verbittering, misschien zelfs meer. Wrok.’
Marc schudde zacht het hoofd. Zijn vlezige gezicht bewoog amper. ‘Ik neem mensen nooit veel kwalijk, maak je geen zorgen’, antwoordde hij ongestoord. ‘Ik heb een goed geheugen, weet je. Het onthoudt alleen de mooie dingen.’ Hij lachte schuchter, waardoor zijn gezicht eindelijk weer iets ontwapenends kreeg. Hij haalde een nieuw pakje Marlboro uit zijn broekzak, trok het aan het stripje open en verfrommelde het plastic. ‘Het is maar dat ik weet hoe het daar afloopt.’ Hij tikte een sigaret met de filter tegen de tafel en stak ze tussen zijn lippen. ‘Of misloopt’, herhaalde hij mompelend, terwijl hij zijn zakken aftastte op zoek naar een aansteker.
Op de radio werd een nummer gespeeld dat Philippe nooit eerder had gehoord. Het begon met een lange en onheilspellende gitaarsolo. Het was een erg zuivere klank: vingers die voorzichtig de snaren beroerden, een voor een, en met bijzonder veel gevoel, alsof de gitarist iets probeerde te zeggen zonder daar woorden voor te willen gebruiken.

 

© 2015 Uitgeverij Manteau / WPG Uitgevers België nv, Mechelsesteenweg 203, B-2018 Antwerpen en Yannick Ottoy

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum