Leesfragment: Het uur der waarheid

20 oktober 2015 , door Maarten Asscher
| |

Op 20 oktober verschijnt het nieuwe boek van Maarten Asscher, Het uur der waarheid. Het is tevens de dissertatie waarop hij een week later, op 29 oktober in Leiden, hoopt te promoveren. Voorpublicatie! 'Ook Oscar Wilde werkte tijdens zijn gevangenschap aan een manuscript. In zijn geval betrof het geen poëzie, maar een prozatekst van bijna 55.000 woorden, in de gevangenis van Reading geschreven tussen herfst 1896 en eind maart 1897, enkele weken voor zijn vrijlating op 19 mei. Het op blauwe, gelinieerde foliovellen met de hand geschreven werk draagt geen titel.'

 Hoe is het om in de gevangenis te zitten? Om maanden- of zelfs jarenlang in eenzaamheid door te brengen? En wat kan de literatuur ons daarover leren?
De studie Het uur de waarheid van Maarten Asscher is een zoektocht naar de essentie van drie beroemde negentiende- en twintigste-eeuwse gevangenisgetuigenissen, van Silvio Pellico, Oscar Wilde en Albrecht Haushofer. In of vlak na hun gevangenschap schreven zij elk een beroemd geworden autobiografie. Maar staat daar ook de waarheid in over hun gevangeniservaring?
Tegenover deze drie schrijvers plaatst Asscher drie schrijvers die de gevangeniservaring als onderwerp kozen voor hun literaire verbeelding: Stendhal, Charles Dickens en Jan Campert. Welke categorie boeken – de getuigenis of de verbeelding – draagt de benauwenis van de gevangeniservaring het sterkst op de lezer over?

Maarten Asscher (1957) is schrijver, jurist, ex-uitgever en boekhandelaar. Hij publiceerde een roman, verhalen, gedichten en essays, recentelijk de bundel Appels en peren. Lof van de vergelijking (2013), die ook in Engelse vertaling verscheen. Op de studie Het uur der waarheid hoopt hij 29 oktober 2015 te promoveren aan de Universiteit Leiden.

Slechts twee maanden, begin 1888, bracht de Engelse dichter, voormalig diplomaat, paardenfokker en anti-imperialist Wilfrid Scawen Blunt in Ierse gevangenissen door. Op zijn reizen door het Midden-Oosten en door India was hij aan ongemakken wel wat gewend geraakt, deze onstuimige en hartstochtelijke avonturier, die – en dat niet al te stabiel – getrouwd was met de kleindochter van Lord Byron. Maar de vernedering van het moeten dragen van gevangeniskleding in plaats van zijn eigen jas en reisdeken viel hem zwaar. Ook de solitaire opsluiting in een winterse cel, eerst in Galway Gaol en vervolgens in de gevangenis van Kilmainham, als straf voor zijn publieke steun aan de Ierse onafhankelijkheidsstrijd, vormde een ingrijpende ervaring voor hem. In de marges van het gebedenboek dat hem in de cel ter beschikking stond, begon hij aan een cyclus van zestien sonnetten over zijn gevangenschap. Een klein jaar na zijn vrijlating op 9 maart 1888, verscheen die cyclus samen met nog enkele andere gedichten in een bundeltje onder de titel In vinculis.
Een van de eersten die aan deze gedichten een bespreking wijdde, in de Pall Mall Gazette van 3 januari 1889, was Oscar Wilde. Gezien diens eigen Ierse wortels – Wilde was geboren in Dublin en zijn moeder was een fervent pleitbezorgster van het Ierse nationalisme – koesterde hij vermoedelijk een bovengemiddelde belangstelling voor Blunts lotgevallen. Op ietwat luchtige toon opent hij zijn recensie, onder de titel ‘Poetry and Prison’, met de stelling: ‘Prison has had an admirable effect on Mr. Wilfrid Blunt as a poet.’ Met instemming citeert Wilde uit het voorwoord van de bundel:

Imprisonment is a reality of discipline most useful to the modern soul, lapped as it is in physical sloth and self-indulgence. Like a sickness or a spiritual retreat it purifies and ennobles; and the soul emerges from it stronger and more self-contained.

Na het integraal citeren en kort becommentariëren van drie van Blunts gevangenissonnetten besluit Wilde zijn bespreking met de woorden: ‘[…] an unjust imprisonment for a noble cause strengthens as well as deepens the nature’.
Waar de op dat moment 34-jarige Oscar Wilde, schrijvend vanuit zijn comfortabele en fraai gedecoreerde werkkamer in de gegoede Londense wijk Chelsea, deze laatste wijsheid vandaan haalde, wordt uit zijn korte recensie niet duidelijk, maar nauwelijks meer dan zes jaar later kon hij zelf de proef op de som nemen en mocht hij aan den lijve ondervinden of de menselijke natuur inderdaad gesterkt en verdiept wordt door een onterechte gevangenschap. Op 25 mei 1895 werd hij in de Central Criminal Court van The Old Bailey, na door een jury unaniem schuldig bevonden te zijn aan ‘gross indecencies’ (grove onzedelijkheden), veroordeeld tot twee jaar gevangenisstraf met dwangarbeid.
Ook Oscar Wilde werkte tijdens zijn gevangenschap aan een manuscript. In zijn geval betrof het geen poëzie, maar een prozatekst van bijna 55.000 woorden, in de gevangenis van Reading geschreven tussen herfst 1896 en eind maart 1897, enkele weken voor zijn vrijlating op 19 mei. Het op blauwe, gelinieerde foliovellen met de hand geschreven werk draagt geen titel. De tekst is geschreven in de vorm van een lange brief aan Lord Alfred Douglas, de zestien jaar jongere vriend met wie Oscar Wilde vanaf de zomer van 1891 tot aan zijn veroordeling een even innige als publieke relatie had onderhouden. Wilde zelf, blijkens zijn nog vanuit de gevangenis per brief gegeven schriftelijke instructies, was er voorstander van om het manuscript – naar voorbeeld van de onder Latijnse titels aan de wereld gezonden pauselijke brieven – aan te duiden als Epistola: In Carcere et Vinculis. Het kan haast niet anders dan dat in die titelsuggestie de herinnering van Wilde aan de door hem gerecenseerde gevangenissonnetten van Wilfrid Blunt heeft meegeklonken. Maar zijn executeur-littéraire Robert Ross zou anders beslissen. Toen in 1905, vijf jaar na de dood van Wilde, een sterk bekorte versie van het gevangenismanuscript in druk gegeven werd, gebeurde dat onder de titel De Profundis, een ontlening aan de openingswoorden van Psalm 130.
Het enige geschrift dat Oscar Wilde in de gevangenis voortbracht, maakte aldus een valse start in het geheel van zijn gepubliceerde werk. Zwaar gemutileerd en pas vijf jaar na zijn dood verschenen, onder een andere dan de door de auteur geopperde titel, was het als boek niettemin een onmiddellijk verkoopsucces. In de eerste tien jaar na de verschijning werden er alleen al in het Engels meer dan dertig drukken van opgelegd. Vertalingen verschenen – zelfs nog vóór de oorspronkelijke uitgave – in Duitsland en nadien in vele andere landen, waaronder Frankrijk en Nederland, tot in Japan toe. Die valse start was het begin van een uiterst gecompliceerde en conflictueuze publicatiegeschiedenis, doorregen met ruzies en meer dan één gerechtelijke procedure. Tot op de dag van vandaag is de oorspronkelijke tekst van het tachtig pagina’s tellende manuscript nog nooit integraal in druk verschenen. Het in de British Library berustende manuscript is gelukkig wel in facsimile uitgegeven, zodat de tegenwoordige lezer in elk geval van het originele handschrift kennis kan nemen, maar editietechnische en juridische problemen hebben er in de afgelopen honderd jaar voor gezorgd dat over de juiste tekst van Wildes in de cel geschreven werk bij vlagen de grootst mogelijke onenigheid heeft geheerst.
Voor een deel is die onenigheid te verklaren uit de inhoudelijke vragen die De Profundis oproept. Want hoe moeten wij dit in de gevangenis geschreven manuscript opvatten? Is het inderdaad een brief? Of is het een essay? Een autobiografie? Is het wel terecht dat deze tekst op één lijn met het verhalende proza, de gedichten en de toneelstukken van Wilde in zijn verzameld werk pleegt te worden afgedrukt? Of hoort deze tekst uitsluitend thuis in uitgaven van Wildes correspondentie? En mag je zeggen, zoals Wildes kleinzoon Merlin Holland doet in zijn voorwoord bij de facsimile-uitgave van De Profundis, dat ‘to read it is to find him for once without his mask?’ Dat De Profundis het meest waarheidsgetrouwe geschrift van Wilde moet heten, is een overtuiging die al bij de eerste, gedeeltelijke publicatie van het werk in 1905 ook door anderen werd verwoord. Maar klopt die overtuiging? Is De Profundis inderdaad een werk geschreven in het uur der waarheid, waarin ‘de échte Oscar Wilde’ zich uitspreekt over de door hem doorstane gevangeniservaring? Waarin hij zich, zonder poses of maskers, laat zien zoals hij ‘werkelijk’ was?

 

© 2015 Maarten Asscher

Uitgeverij Atlas Contact

pro-mbooks1 : athenaeum