Leesfragment: Tot waar we kijken kunnen

27 november 2015 , door Inge van der Krabben
| |

Wij richten in samenwerking met Recensieweb de schijnwerpers op de vijf Nederlandse prozadebuten van augustus, allemaal voorzien van uitgebreide fragmenten. Lees op onze website de voorpublicaties uit de romans van Thomas Acda, Inge van der Krabben, Anne Neijzen, Isabelle Rossaert en Rebekka de Wit.

In augustus debuteert Inge van der Krabben met Tot waar we kijken kunnen. Hier staat alvast een voorpublicatie. 'Beslissingen nemen was haar moeders specialiteit, voor zichzelf en voor anderen en dan vooral voor diegenen van wie ze dacht dat die haar hulp nodig hadden. Ze wilde haar niet nodig hebben, mocht haar niet langer nodig hebben. Had ze er maar voor kunnen zorgen dat haar moeder één keer naar háár zou luisteren.'

Tot waar we kijken kunnen van Inge van der Krabben is een prachtige, ontroerende roman over een moeder-dochterrelatie. In een frisse, eigen stijl schrijft Van der Krabben over loslaten, loskomen, volwassen worden, verbinden, afscheid nemen en rouw. Hoofdpersoon Janne staat op de rand van een burn-out en realiseert zich dat het tijd wordt om voor zichzelf te kiezen en zich los te maken van haar moeder. Dan blijkt dat haar moeder ongeneeslijk ziek is en spoedig zal overlijden. Samen gaan ze op zoek naar een nieuw evenwicht in hun relatie. Vele moeders en dochters zullen zich herkennen in deze roman. 

 

1

18 mei, studio 22

Haar moeder zou voor altijd vijfenzestig blijven als ze zo doorging. Alleen daarom zat Janne hier, nergens anders om. Bij de ingang van de studio’s had ze een lampje gekregen in de vorm van een klein ei waar ze nu hard in kneep. Haar handen, tot vuisten gebald in haar schoot, waren klam, haar knokkels wit en de show moest nog beginnen. Ze had lang getwijfeld tussen wel en niet komen. Haar besluiteloosheid nam de laatste maanden met de dag toe. Er was of iets compleet misgegaan bij de genenoverdracht van moeder op dochter, of het was simpelweg haar moeders schuld dat zij gemuteerd was tot twijfelkont eerste klas. Nu ze hier zat, met zweetbillen in een plastic kuipstoeltje, wilde ze het liefst weer weg. Iemand betrad het podium, stelde zich voor als de opnameleider. Er klonk housemuziek waarvan ze door het rumoer in de zaal slechts de donkere bas hoorde, een nauwelijks waarneembare opmaat naar het zo direct losbarstende spektakel.
Het was bijna niet voor te stellen dat haar moeder op ditzelfde moment in de kleedruimte zat en toch ook weer wel. Zij was de vechter van de familie, degene die alles voor elkaar kreeg en precies wist wat ze wilde. Ze was Mohammed Ali in zijn toptijd. Zonder angst en met een flinke dosis bluf vocht ze zich lichtvoetig door elke ronde heen; float like a butterfly, sting like a bee. Ze hield ervan om door te gaan, tot het uiterste. Fier overeind, rug recht, niets aan de hand: dat was Dina Jansen. Het bebloede en tot moes gebeukte hoofd van Rocky doemde voor Janne op. Adriaaaan! roept hij met zijn scheve mond. Ze moest er bijna om lachen, bijna. Waarom zijn de roekelozen steeds de held van het verhaal?
Ze stopte het lampje in haar broekzak en legde haar hand op haar horloge, Baume & Mercier, met piepkleine diamantjes erin, gekregen van haar trotse ouders toen ze afstudeerde. Dat was alweer zes jaar geleden.
Haar vader zat dicht naast haar. Ze kon zijn oorharen zien, de stoppels op zijn wang en onder zijn oksel een zweetkring in zijn overhemd toen hij zich half omdraaide om achter zich te kijken. Ze ving een glimp op van de buurvrouw van haar ouders die aan de andere kant van haar vader zat. Lotte stak haar duim op en glimlachte naar haar.
Er trok een kramp door haar buik. Haar moeder was goed, overtuigend goed. Ze was dan wel ziek en ze ging dan wel dood, maar kijk eens wat ze allemaal nog kon. Ik wil nog dingen doen Janne, was ze blijven herhalen. Maar hoelang moet je als familie meegaan in iets waar je het Spaans benauwd van krijgt? Haar vader noemde dat ‘meebewegen’. Ze bewoog haar hele leven al mee. Buigen of barsten was het toch?
‘Pap?’
Hij onderbrak zijn gesprek met Lotte, legde zijn hand op Jannes knie. Ze staarde naar het lege podium, de lichtbakken, de jurydesk. Ervoor was het een drukte van belang. Cameramensen namen hun posities in, een man met een opgerold stuk papier in zijn hand wenkte naar een andere man, die op een drafje naar hem toe kwam. Die met het papier was de baas. Dat zag ze omdat hij een kant op wees en de ander meteen ging lopen, weer op een drafje.
‘Wat een hoop poespas,’ zei hij, gaf een kort rukje aan een pluk haar die onder haar wollen muts uit piepte en grinnikte. ‘Apart zo.’
‘Waarom laten we mama zo ver gaan?’ Ze had de vraag rustig gesteld, niet boos, eerder gefrustreerd omdat ze het antwoord eigenlijk al wist.
Hij trok alleen zijn borstelige wenkbrauwen en zijn schouders op. Het zag er grappig uit, maar het was niet grappig.
Beslissingen nemen was haar moeders specialiteit, voor zichzelf en voor anderen en dan vooral voor diegenen van wie ze dacht dat die haar hulp nodig hadden. Ze wilde haar niet nodig hebben, mocht haar niet langer nodig hebben. Had ze er maar voor kunnen zorgen dat haar moeder één keer naar háár zou luisteren. In een andersomwereld misschien. Tranen welden op, ze knipperde ze weg. Haar broer die rechts van haar zat kletste druk met zijn vriendin. Schuin voor haar sprongen twee schermen aan. De housemuziek was overgegaan in popliedjes uit de jaren tachtig. Celebrate good times schalde uit de boxen. Ingeklemd tussen haar vader en broer zat ze op de tribune bij Holland’s Got Talent, rij 22, stoel 4, omgeven door kletsende, lachende, opgewonden mensen die zwaaiden naar bekenden een eindje verderop. Ze legde haar handen als een kommetje over haar gezicht, ademde diep in en uit en liet haar vingertoppen langs haar voorhoofd en wangen glijden. Alleen, in een zee van mensen, zou ze deze avond doorstaan. Haar buik trok direct weer samen, alsof hij haar een signaal gaf: verkeerde beslissing.
De opnameleider riep boven de muziek uit dat iedereen moest gaan staan.

*

Dina zat backstage op een klapstoel en kamde de rug van Carel. Zijn zwarte vacht glansde als de neuzen van opgepoetste schoenen. Om haar heen waren deelnemers druk in de weer met hun laatste voorbereidingen. Ze streek met haar vrije hand van de kop via de hangoren en rug tot net boven zijn staartje en liet daarna de kam hetzelfde spoor volgen. Hand, kam, hand, kam, het ritme kalmeerde hen beiden. De dansers van de DDF crew rekten en strekten en ook de buikdanseres warmde zich op door flink met haar heupen te schudden. Een lieve meid was dat, met een geweldige act. De twee jonge goochelaars zaten aan een tafeltje en leken ontspannen, speelden met wat kaarten. Alle acts waren schitterend. Nederland had veel meer talent dan de mensen wisten. Daarom was dit soort programmafs zo leuk; gewone mensen die de kans kregen iets groters, iets sprankelends van hun leven te maken, hun talent opgemerkt te krijgen. Het was wonderlijk om ertussen te mogen zitten.
Ze keerde Carel om, pootjes in de lucht. Hij liet toe dat ze zijn buik aaide, een kwetsbare plek van dons waar ze met haar vingers zacht doorheen streek. Kwetsbaar. Dat woord schoot de laatste dagen steeds weer door haar hoofd. Ze was kwetsbaar, haar lichaam, maar machteloos was ze niet. Er waren zieke mensen die dat zo ervoeren, zij zou zich nooit overgeven aan zo'n gevoel. Machteloosheid kwam als je de controle verloor en zij had alles onder controle. Janne was er. Het was het waard geweest; alle bloed, zweet en tranen, alle ruzies.
Het gele pakje paste precies rond Carels buik. Ze nam de riempjes vast waar klittenband op was genaaid en plakte de uiteinden tegen elkaar. 'Mooi zo, nu ik nog.' Carel bleef stil liggen, als een hondje dat zich overgeeft. Ze rolde hem terug en zette hem in de bench.
In de kleine kleedkamer trok ze haar rok en trui uit, de thermolegging hield ze aan. Die zag je toch niet onder de lange jurk. Ze huiverde nu ze bloot was, wreef met haar handen over haar armen. Tegen de vermagering viel niet op te eten, hoezeer ze het ook probeerde. Met een natte duim veegde ze het restje bloed onder haar neus weg. De gladde voering van de jurk gleed als koud water langs haar rug toen ze hem aantrok. Iets te ruim. Niet belangrijk. Gelukkig zat haar kapsel nog goed naar achteren dankzij de gel die Lotte haar had meegegeven; extra strong. Ze stapte uit het hokje.
‘Wil jij mijn rits dichtdoen?’ vroeg ze aan de buikdanseres en liep naar haar toe.
‘Tuurlijk,’ zei het meisje met een warme stem. ‘Wat een mooie jurk! Ik ben zo zenuwachtig, jij?’
‘Het valt mee, een beetje wel, meer gezonde spanning, denk ik. Jouw outfit is ook prachtig.’ Terwijl ze het meisje bewonderde trok ze haar trenchcoat over haar jurk aan om het minder koud te hebben.
‘Zet ’m op Dina, straks, ik ga voor je duimen. En voor Carel natuurlijk.’ Ze keek in de bench. ‘Wat een joekel zeg, het is het grootste konijn dat ik ooit heb gezien.’
Dina lachte. ‘Het is een Franse hangoor. Veel succes, ik hoop dat je wint.’
‘Wil je zelf niet winnen dan?’
Ze schonk haar een glimlach en ging weer op de klapstoel zitten. Tot vanavond had ze het uiterste van zichzelf gevraagd en alleen haar vechtlust kon de lichamelijke pijn nog onderdrukken. Haar dochter had haar nodig. Lotte kon zoveel beweren. Ze achtte haar vriendin de psychologe hoog, maar in Jannes geval zat ze er toch echt naast.

*

'Gaat u maar staan en zwaai met de lampjes. Even opwarmen!'
Jannes in de was gekrompen rode jurkje kroop hoog op, ze trok het omlaag. De opnameleider demonstreerde hoe het moest, begon een dansje met veel heupbewegingen. Haar lampje viel op de grond. Om haar heen stond iedereen. Ze bukte en vond het, weerstond de neiging om laag bij de grond te blijven en kwam omhoog, trok haar jurkje omlaag, mee met de meute. Lotte zwaaide haar kont heen en weer naast haar vader, haar pluishaar deinde mee. Je vader is veel bij Lotte, had haar moeder gezegd. Die opmerking had ze niet goed kunnen plaatsen, en al helemaal niet de genoeglijke toon ervan. Bij elke beat van de nu keihard dreunende bas schampte Lotte zijn heup. Iets té veel.
'We're gonna have a good time tonight, let's celebrate, it's alright,' klonk het vals links en rechts. Met opgeheven armen zwaaiden haar vader en broer als gehypnotiseerd met de lampjes.
'Laat je horen, laat je hooooooooooooooren,' brulde de opnameleider in zijn microfoon. 'Het luidste blok krijgt na afloop prrrrachtige cadeaus.'
Hun 'blok' voerde het aantal decibel nog wat op. Ze bedekte haar oren, haar scheve oren. Toen de geluidsgolf van de meute over haar heen was getrokken zakte ze terug in het kuipstoeltje.
Haar broer stootte tegen haar knie. 'Geef mij dan jouw lampje als je toch blijft zitten.'
Ze drukte het lampje in zijn hand en keek naar de honderden lampen aan het plafond van de zaal die nog uit waren. Ze telde de grote tv-schermen. Haar Sony uit het jaar nul paste daar wel tien keer in. Wat verlangde ze naar haar huis en de kuil in de bank. Een cameraman in een soort minihoogwerker werd naar boven getild. Kippenvel kroop over haar armen. Hoog in de nok schoof hij op zijn knieën over de stalen constructie naar de bak waar een camera zo groot als een koelkast in stond. De zekeringslijn aan zijn riem lichtte op. Er bestonden dus ook nog verstandige mensen.
Haar moeder kwam na een goochelact, las ze in het programmaboekje. Op een van de tv-schermen zag ze hoe een deel van het publiek zwaaide met borden waarop de hoofden en namen van de goochelaars prijkten. ‘Zet hem op Emiel en Rob!’ werd er gescandeerd. Ze checkte de tijd op haar horloge en schoof haar handen onder haar bovenbenen.
De cameraman hoog in de nok liet zich op zijn stoel zakken. Hij zette een headset op. Niet veel later knikte hij. Zijn benen bungelden, bewogen ritmisch mee met: ‘Celebrate good times, come on, it’s a celebration.’ Op de tv-schermen verscheen het lege podium waar haar moeder straks zou staan; dwanggedachten over hoe ze daar instortte verscherpten de pijn in haar buik. Ze moest zich concentreren zoals ze geleerd had, in- en uitademen, diep ademen, blijven ademen. Haar moeder gaf de term doodziek een andere lading. Doodzieke mensen deden niet mee aan talentenshows, die lagen in het ziekenhuis, waar ze hoorden. De woorden van haar re-integratiecoach spookten door haar hoofd: je laat dingen gebeuren. Ze zakte dieper in de kuipstoel. Links naast het podium trok een groen verlicht bordje haar aandacht: nooduitgang.
Hoe haar moeder de voorronde was doorgekomen was haar een raadsel. Ze had niets verteld over dit hele Holland’s Got Talent gedoe, niet tegen haar, alleen maar dat ze de 18de vrij moest houden. Prompt zag ze zichzelf weer in de woonkamer van haar ouders tegenover haar moeder staan.
‘Ga je me nou eindelijk vertellen wat we gaan doen?’
‘Paul en Noor, je vader, Lotte, ze komen allemaal, je kunt toch gewoon komen?’
Ze had de trilling onder haar moeders oog gezien, toch had ze niet kunnen stoppen. ‘Wat gaan we doen? Als je het me nu niet vertelt dan kom ik niet.’
‘Maar als ik het wel vertel kom je ook niet.’
Try me.’
Haar moeder was flauwgevallen en had haar, direct nadat ze bijgekomen was, gesmeekt om vanavond te komen. Ze had niets meer uit kunnen brengen toen ze eindelijk onthulde wat ze 18 mei ging doen. It’s a celebration. Het was helemaal geen feestje. Er hing weer iets in de lucht, net als op kantoor, vier maanden geleden.

 

© 2015 Inge van der Krabben

Uitgeverij Ambo|Anthos

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum