Leesfragment: Wereldorde

27 november 2015 , door Henry Kissinger
| |

9 maart 2015 verschijnt de Nederlandse vertaling van Wereldorde door Henry Kissinger. John Micklethwait (New York Times): 'It brings together history, geography, modern politics and no small amount of passion. Yes, passion, for this is a cri de coeur from a famous skeptic, a warning to future generations from an old man steeped in the past.' Wij publiceren voor.

In Wereldorde neemt Kissinger ons mee op een wereldreis langs de historische opvattingen over de ordening van de wereld. Hoe uiteenlopend deze opvattingen ook zijn, iedere beschaving zag zichzelf als het middelpunt van de wereld en beschouwde de eigen normen en waarden als universele standaard.

In onze tijd speelt de internationale politiek zich af op wereldniveau. Tegenstrijdige historische opvattingen over de hoe de wereld in elkaar zit, of zou moeten zitten, komen met elkaar in aanraking. Maar de belangrijke spelers zijn onbekend met elkaars spelregels en een gemeenschappelijk doel is er niet. 

Wereldorde is een uniek boek waarin Kissinger laat zien hoe oude opvattingen terug te vinden zijn in hedendaagse conflictsituaties en hoe we - mogelijk - tot een vreedzame oplossing kunnen komen. 

Henry Alfred Kissinger werd geboren in Fürth (Duitsland) in 1923. Zijn familie verhuisde in 1938 naar New York, op de vlucht voor het naziregime. Als politicus en diplomaat is hij overal op de wereld geweest, stond presidenten met raad en daad terzijde en was nauw betrokken bij de grote politieke gebeurtenissen van onze tijd. Hij schreef vele boeken waaronder zijn memoires (Classic Memoirs), uitgegeven in drie boeken (2011-2012). In 1973 werd hem de Nobelprijs voor de Vrede toegekend.

 

Inleiding. Het vraagstuk van de wereldorde

Toen ik als jonge academicus in 1961 in Kansas City een toespraak moest houden, verwees ik naar president Harry S. Truman. Op de vraag wat hem tijdens zijn presidentschap met de grootste trots had vervuld, antwoordde Truman: ‘Dat we onze vijanden compleet hebben verslagen en ze vervolgens weer hebben opgenomen in de gemeenschap der volkeren. Naar mijn idee is Amerika het enige land dat het zo had kunnen aanpakken.’ Hoewel Truman besefte hoe enorm de macht van Amerika was, hechtte hij toch het meest aan de menselijke en democratische waarden van zijn land. Hij werd liever herinnerd om de verzoeningsgezindheid van Amerika onder zijn presidentschap, dan om de overwinningen.
Al Trumans opvolgers hebben zich geïdentificeerd met een variant op dat streven en met trots op dit soort aspecten van het Amerikaanse beleid gewezen. Gedurende het grootste deel van deze periode sloot de volkerengemeenschap die ze probeerden te handhaven dan ook aan op een Amerikaanse consensus: een onstuitbaar groeiende orde van samenwerkende staten die zich hielden aan gezamenlijke regels en normen, die kozen voor een vrije economie, afzagen van veroveringen, elkaars nationale soevereiniteit respecteerden en een vorm van democratisch bestuur invoerden. Amerikaanse presidenten uit beide partijen zijn er, vaak met grote vastberadenheid en welsprekendheid, steeds op blijven aandringen bij andere regeringen dat die de handhaving en de verbetering van de mensenrechten zouden omarmen. In veel gevallen heeft de verdediging van deze waarden door de Verenigde Staten en hun bondgenoten geleid tot belangrijke veranderingen in de condition humaine.
Maar vandaag de dag wordt dit ‘systeem van regels’ geconfronteerd met uitdagingen. Uit het feit dat landen regelmatig moeten worden opgeroepen om ‘verantwoordelijkheid te nemen voor hun aandeel’, zich aan ‘eenentwintigste-eeuwse regels te houden’, of zich te gedragen als ‘verantwoordelijke belanghebbenden’ in een gezamenlijk systeem, blijkt wel dat er geen gedeelde definitie is van wat dat systeem is, of geen begrip van wat een ‘eerlijke’ bijdrage daaraan zou betekenen. De niet-westerse landen, die slechts een geringe rol hebben gespeeld bij de oorspronkelijke formulering van deze regels, stellen ze in hun huidige vorm ter discussie en geven te kennen dat zij ze graag zouden aanpassen. Terwijl er tegenwoordig dus misschien wel dringender dan ooit tevoren een beroep wordt gedaan op ‘de internationale gemeenschap’, staat dit begrip niet voor een duidelijke of overeengekomen reeks doelstellingen, methoden of beperkingen.
In ons tijdperk zijn we voortdurend en soms haast wanhopig op zoek naar een concept van wereldorde. Tegelijk met een ongekende onderlinge afhankelijkheid dreigt er een enorme chaos: door de proliferatie van massavernietigingswapens, het uiteenvallen van staten, de gevolgen van de milieuschade, de steeds weer terugkerende genocides en de verspreiding van nieuwe technologieën die het gevaar met zich meebrengen dat conflicten zich tot ver voorbij de greep of het begrip van de mens uitbreiden. Nieuwe manieren om informatie te ontsluiten en te communiceren brengen de verschillende regio’s dichter bij elkaar dan tevoren en plaatsen gebeurtenissen in een wereldwijde context – maar op een manier die de reflectie op wat er gebeurt haast onmogelijk maakt en van leiders verlangt dat ze vrijwel direct reageren in de vorm van oneliners. Staan wij nu aan de vooravond van een tijdperk waarin krachten die buiten elke orde staan de toekomst gaan bepalen?

Verschillende vormen van wereldorde

Er heeft nooit werkelijk één ‘wereldorde’ bestaan. Wat in onze tijd doorging voor wereldorde werd bijna vier eeuwen geleden in West- Europa ontworpen, tijdens een vredesconferentie in het Duitse Westfalen die werd gehouden zonder dat het merendeel van de andere continenten of beschavingen erbij werd betrokken of zich er zelfs ook maar bewust van was. Een eeuw vol sektarische conflicten en politieke onrusten in Midden-Europa had geleid tot de Dertigjarige Oorlog van 1618-1648 – een uitslaande brand waarin politieke en religieuze conflicten zich met elkaar vermengden en de strijdende partijen uiteindelijk overgingen tot een ‘totale oorlog’ tegen bevolkingscentra, waarbij bijna een kwart van de Europese bevolking om het leven kwam als gevolg van strijd, ziekte en honger. De uitgeputte strijdende partijen kwamen bijeen om een reeks afspraken te maken die een einde zouden betekenen van het bloedvergieten. De religieuze eenheid was gebarsten door het overleven en de verspreiding van het protestantisme. Er was een politieke diversiteit ontstaan die inherent was aan het aantal autonome politieke eenheden dat elkaar had bestreden tot de strijd was verzand. Zo ontstond in Europa een situatie die veel lijkt op die van de moderne wereld: een veelheid aan politieke eenheden die geen van alle machtig genoeg waren om alle andere te verslaan en die vaak tegengestelde filosofieën en interne gebruiken aanhingen, op zoek naar neutrale regels voor het onderlinge gedrag en een beperking van het aantal conflicten.
De Vrede van Westfalen was een praktische aanpassing aan de realiteit, en niet het gevolg van een uniek moreel inzicht. Ze berustte op een systeem van onafhankelijke staten die ervan afzagen zich in te laten met elkaars interne zaken en elkaars ambities in toom hielden door middel van een algemeen machtsevenwicht. Er was niet één enkele waarheidsaanspraak of universele regel als winnaar uit de Europese strijd naar voren gekomen. In plaats daarvan had elke staat de soevereine macht over het eigen gebied gekregen. Elk van deze staten zou de interne structuren en religieuze roeping van de andere staten erkennen als een realiteit en ervan afzien het bestaansrecht daarvan te betwisten. Nu er een evenwicht was bereikt dat werd beschouwd als natuurlijk en wenselijk, konden de ambities van de verschillende heersers met elkaar in evenwicht worden gehouden om zo, althans in theorie, de omvang van toekomstige conflicten te beperken. Verdeeldheid en veelheid, een gevolg van de Europese geschiedenis, werden de kenmerken van een nieuwe internationale orde die gepaard ging met een geheel eigen filosofische visie. In die zin was de Europese inspanning om een einde te maken aan de uitslaande brand die er op het continent had gewoed een voorafschaduwing van het moderne inzicht dat het absolute oordeel moest worden ingeruild voor het praktische en het oecumenische. Er werd gestreefd naar orde uit verscheidenheid en terughoudendheid.
De zeventiende-eeuwse onderhandelaars die de Vrede van Westfalen ontwierpen, deden dat niet met het idee dat ze daarmee de basis legden voor een wereldwijd toepasbaar systeem. Ze deden geen enkele poging om het nabijgelegen Rusland erbij te betrekken, een land dat juist bezig was zijn eigen orde opnieuw te consolideren na de afgrijslijke ‘Tijd der Troebelen’ door principes vast te leggen die haaks stonden op het Westfaalse evenwicht: één enkele, absolute heerser, één enkele, orthodoxe religie en een programma voor territoriale expansie in alle windrichtingen. In andere grote machtscentra werd de Vrede van Westfalen al evenmin als relevant beschouwd voor de eigen regio (voor zover men er überhaupt al van had gehoord).
Het idee van een wereldorde werd toegepast op het geografische gebied zoals dat bekend was bij de staatslieden van die tijd – een patroon dat in andere regio’s zou worden herhaald. Dat had voornamelijk te maken met het feit dat de technologie van die tijd de invoering van één enkel wereldwijd systeem niet in de hand werkte of überhaupt mogelijk maakte. Omdat er geen middelen bestonden om permanent met elkaar in contact te blijven en geen kader waarbinnen de macht in de ene regio kon worden afgewogen tegen die in een andere, beschouwde elk van deze regio’s de eigen orde als uniek en zag de anderen als ‘barbaren’ – die werden geregeerd op een manier die onbegrijpelijk was voor het gevestigde systeem en irrelevant voor de plannen, hetzij dan als een bedreiging. Elk van deze systemen beschouwde zichzelf als het meest legitieme organisatiemodel voor de hele mensheid en stelde zich voor dat het met het besturen van de eigen regio orde schiep in de wereld.
Helemaal aan de andere kant van het Europees-Aziatische dubbelcontinent vormde China het middelpunt van een eigen hiërarchisch en theoretisch universeel concept van orde. Dit systeem bestond al duizenden jaren – het had al bestaan toen het Romeinse Rijk Europa als een eenheid had bestuurd – en was niet gebaseerd op een soevereine gelijkheid van staten, maar op de veronderstelde onbegrensde bevoegdheid van de keizer. Binnen dit concept bestond er niet zoiets als de Europese opvatting van soevereiniteit, omdat de keizer de macht had over ‘alles onder de hemel’. Hij vormde de spits van een politieke en culturele hiërarchie, duidelijk herkenbaar en universeel, die zich vanuit de Chinese hoofdstad als het centrum van de wereld uitstrekte over de rest van de mensheid. Die laatste werd ingedeeld in verschillende graden van barbaarsheid, afhankelijk van in hoeverre ze bekend waren met het Chinese schrift en andere Chinese culturele instituties (die kosmologie zou nog tot ver in de Moderne Tijd gehandhaafd blijven). Volgens die opvatting zou China de wereld voornamelijk ordenen door met zijn hoogstaande cultuur en zijn economische rijkdom indruk te maken op andere samenlevingen en deze aan zich te binden met betrekkingen die konden worden ingezet voor het streven naar een ‘harmonie onder de hemel’.
In een groot deel van de regio tussen Europa en China heerste weer een ander universeel concept van de wereld, dat van de islam, die een eigen visie huldigde van een goddelijk gesanctioneerd bestuur dat de wereld zou verenigen en pacificeren. In de zevende eeuw had de islam zich in een ongekende golf van religieuze vervoering en imperialistische expansie over drie continenten verspreid. Nadat het de Arabische wereld had verenigd, restanten van het Romeinse Rijk had overgenomen en het Perzische Rijk had onderworpen, bestuurde de islam het Midden-Oosten, Noord-Afrika, grote delen van Azië en delen van Europa. De opvatting van de universele orde zoals de islam die huldigde, hield in dat ze voorbestemd was zich uit te breiden ten koste van het ‘huis van oorlog’, zoals men de gebieden noemde waar ongelovigen leefden, tot de hele wereld één harmonieus systeem zou zijn volgens de boodschap van de profeet Mohammed. Terwijl Europa aan zijn meerstatenorde bouwde, blies het op Turkije gebaseerde Ottomaanse Rijk zijn aanspraak op de alleenheerschappij nieuw leven in. Het breidde zijn macht uit over Arabië, het Middellandse Zeegebied, de Balkan en Oost-Europa. Het was zich bewust van de ontluikende orde tussen de Europese staten en beschouwde die niet als een voorbeeld maar als een bron van onenigheid waarvan kon worden geprofiteerd bij de expansie van het Ottomaanse Rijk in westelijke richting. Zoals sultan Mehmed de Veroveraar de Italiaanse stadstaten, die in de vijftiende eeuw al een vroege vorm van multipolariteit toepasten, terechtwees: ‘Jullie zijn twintig staten... en onderling verdeeld... Er mag in de wereld maar één rijk zijn, één geloof en één soevereiniteit.’
Ondertussen werden aan de overkant van de Atlantische Oceaan, in de Nieuwe Wereld, de fundamenten gelegd voor een geheel eigen visie op de wereldorde. Terwijl in het Europa van de zeventiende eeuw de politieke en sektarische conflicten huishielden, waren puriteinse kolonisten op weg gegaan om Gods plannen te verwerkelijken en ‘met een boodschap de wildernis in te trekken’, waardoor ze bevrijd zouden worden van de gevestigde (en naar hun idee verdorven) structuren van de macht. Daar zouden ze, zoals gouverneur John Winthrop in 1630 preekte aan boord van een schip dat op weg was naar de kolonie in Massachusetts, een ‘stad boven op een berg’ worden die de wereld zou inspireren door de rechtvaardigheid van zijn principes en de kracht van zijn voorbeeld. In de Amerikaanse visie op de wereldorde zouden vrede en evenwicht op een natuurlijke manier tot stand komen en oude vijandschappen zouden worden vergeten – zodra andere volkeren maar dezelfde principiële zeggenschap kregen over hun eigen bestuur als de Amerikanen die kenden. Het doel van de buitenlandse politiek was dan ook niet zozeer het behartigen van de specifiek Amerikaanse belangen, maar het cultiveren van gedeelde principes. Uiteindelijk zouden de Verenigde Staten de onmisbare verdediger worden van de orde die Europa had ontworpen. Maar zelfs terwijl de Verenigde Staten hun krachten voor dit doel beschikbaar stelden, bleef er een zekere ambivalentie bestaan – want de Amerikaanse visie was niet gebaseerd op een acceptatie van het Europese systeem van de machtsbalans, maar op het idee dat vrede kon worden bereikt door de verspreiding van democratische principes.
Van al deze concepten van orde vormen de Westfaalse principes op het moment dat ik dit schrijf de enige algemeen erkende basis van wat er aan wereldorde bestaat. Het Westfaalse systeem verspreidde zich over de wereld als het kader voor een op staten gebaseerde internationale orde die meerdere beschavingen en regio’s omvat omdat, toen de Europese naties hun territorium uitbreidden, ze de blauwdruk van hun internationale orde met zich meenamen. Hoewel ze vaak nalieten hun concept van soevereiniteit ook toe te passen op hun kolonies en de gekoloniseerde volkeren, deden die volkeren toen ze vervolgens hun onafhankelijkheid opeisten, wel een beroep op de Westfaalse concepten. De principes van nationale onafhankelijkheid, soeverein staatsbestuur, nationaal belang en non-interventie bleken effectieve argumenten in de onafhankelijkheidsstrijd tegen de kolonisators en voor de bescherming van de staten die vervolgens ontstonden.
Het hedendaagse, inmiddels wereldwijd toegepaste Westfaalse systeem – wat in het dagelijks gebruik de ‘wereldgemeenschap’ wordt genoemd – heeft ernaar gestreefd de anarchistische aard van de wereld aan banden te leggen met een uitgebreid netwerk van internationale juridische en organisatiestructuren, ontworpen om de vrijhandel en een stabiel internationaal financieel stelsel te bevorderen, algemeen geaccepteerde principes vast te stellen voor de oplossing van internationale geschillen en grenzen te stellen aan de oorlogsvoering wanneer die zich toch voordoet. Dit systeem van staten omvat nu alle culturen en regio’s. De instellingen van dat systeem hebben voorzien in een neutraal kader waarbinnen uiteenlopende samenlevingen zich tot elkaar konden verhouden – grotendeels onafhankelijk van hun respectievelijke waardensystemen.
Toch liggen de Westfaalse principes aan alle kanten onder vuur, soms uit naam van de wereldorde zelf. Europa is op weg gegaan om het systeem van staten dat het zelf ontwierp nu achter zich te laten en de soevereiniteit te bundelen. En ironisch genoeg heeft Europa, hoewel het zelf het concept van het machtsevenwicht heeft ontworpen, bewust het machtselement ernstig ingeperkt in zijn nieuwe instituties. Omdat het zijn militaire vermogens heeft beperkt, is Europa nauwelijks in staat te reageren wanneer universele normen worden geschonden.

 

© Henry Kissinger
Vertaling © Huub Stegeman

Uitgeverij Unieboek Het Spectrum

pro-mbooks1 : athenaeum