Leesfragment: Wij zullen aan God gelijk zijn

27 november 2015 , door Wessel te Gussinklo
|

5 maart zou Wij zullen aan God gelijk zijn, het grote essay van Wessel te Gussinklo, gepresenteerd worden bij Athenaeum Boekhandel - maar de schrijver is ziek. Wij publiceren voor. 'Maar het is een logge, plompe gestalte, die cultuur, die natie, dat geloof waarvan wij deel uitmaken; een waggelende, delirante reus, die zwaaiend en onprecies tastend zijn eigen wegen volgt, in een blinde teleologie, los van ratio, van plannen en ontwerpen. Een gestalte die ongeacht de aard van heersers en machtigen zijn eigen bedoelingen en voleindigingen met zijn eigen logica nastreeft.'

Wessel te Gussinklo voert de lezer mee in een wervelende vertelling over culturen en naties, over geloven en ideologieën en de grote inspirators, hun dromen en visioenen. Hij laat zien dat die beelden niet van de geest, van de ratio zijn, maar van de ziel, ‘de Wereldziel die de levenskracht van de mensheid is’. Hij schrijft over het grote onvervulbare verlangen naar grenzeloosheid, naar verlossing van de aardse beperkingen en de bevrijding van de hindernissen en onmogelijkheden van het bestaan.

Wij zullen aan God gelijk zijn is een beschouwing over de rijkdom, de kwaliteit van een idee, van de eerste vondst waardoor een cultuur een nieuwe sprong, een nieuwe mutatie kan maken. En wat als die nieuwe mutatie ingehaald wordt door andere vondsten, wat als het elan in een cultuur verdwijnt, omdat die voltooid is? Zoals nu in het Westen onze mensenrechtencultuur voltooid is, waar geen richting meer, geen doelen meer, geen avant-gardes meer zijn om het voorbeeld te geven, maar waar de Nieuwe Mens, de homo instrumenticus, met een druk op de knop van de nieuw verworven zintuigen moeiteloos alles binnen bereik heeft.

Een groots verhaal in magnifiek proza, fel en emotionerend, over het menselijk bestaan.

 

Proloog
Een delirante logge gestalte

Allereerst iets over categorieën als volk, geloof en cultuur; categorieën waar rampzalige verrassingen als Hitler, Lenin, Stalin of Mao, Pol Pot en Castro, of in deze tijd bijvoorbeeld Bin Laden uit voortkomen, maar die ook ten grondslag liggen aan grootse prestaties en wonderen van verlichting en vernieuwing. En hier voer ik u mee naar een paar in deze tijd onderschatte en deels uit angst voor dat nationalisme of voor culturele en religieuze onverdraagzaamheid genegeerde achtergronden die het lot van volken, culturen en geloven bepalen, en natuurlijk ook van de mensen, de deelhebbers daaraan. Men is onderdeel van een volk, een cultuur, een geloof; die grote, machtige gestalte die ver boven de enkeling uitgaat. Men dient die grote machtige gestalte al is het maar door burger te zijn, of gelovige, de taal te spreken, gewoonten en gebruiken te volgen, waarden te delen; want ook zoiets is dienen. En tegelijk wordt men gevormd door dat grotere geheel, door de aanwensels, de hebbelijkheden, je zou kunnen zeggen de tics die die gestalte zijn eigenheid geven, die zijn cultuur zijn, en die eigenlijk het karakter van die gestalte met zijn zwakke kanten en zijn kracht, zijn gebreken, zijn onvermogens en zijn talenten uitmaken. En nog iets: men is onderdeel van zijn succes en zijn tegenslagen, zijn zelfvertrouwen, zijn depressies en zijn manieren – ach ik som maar wat op –, men is er onderdeel van, men deelt de sfeer, het timbre. En natuurlijk deelt men de beelden, de verwachtingen, de hoop en de melancholie; want daar niet bij betrokken zijn betekent eenzaamheid, betekent onkenbaar zijn en eigenlijk níét bestaan. Ontsnappen is nauwelijks mogelijk. Honderd meter van de Belgische grens, om het klein en dichtbij te houden, staat men met zijn gezicht naar de Randstad en niet werkelijk naar het nabije België en de wereld daar – want in de Randstad gebeuren de dingen, daarvandaan komen de scheppende, voedende beelden. En honderd meter over die grens staat men met zijn gezicht naar Brussel; of verderop, voorbij de Nederlandse oostgrens, met zijn gezicht naar Berlijn – omdat, met wat afleidend geschitter en geblikker van elders tussendoor, daar de voedende en scheppende impulsen vandaan komen.
Maar het is een logge, plompe gestalte, die cultuur, die natie, dat geloof waarvan wij deel uitmaken; een waggelende, delirante reus, die zwaaiend en onprecies tastend zijn eigen wegen volgt, in een blinde teleologie, los van ratio, van plannen en ontwerpen. Een gestalte die ongeacht de aard van heersers en machtigen zijn eigen bedoelingen en voleindigingen met zijn eigen logica nastreeft. En bij de volstrekt toevallige grens van een land – net zo goed zou hij een paar honderd meter of zelfs vele kilometers verder kunnen liggen –, bij die grens houdt die gestalte met al de daarbij horende gevoelens op. Plotseling niet meer – om de Franse Revolutie van 1789 te nemen – Vrijheid, Gelijkheid en Broederschap en onthoofden van de adel; of tijdens het Duitse nazisme: plotseling geen jodenhaat, geen Germanendom... Het is fascinerend: honderd, tweehonderd meter verderop en meteen zijn de beelden totaal andere, is de dynamiek een andere. En aan de overzijde van de grens kijkt men verbaasd toe – wat bezielt ze! Wat ze bezielt zijn de emoties en beelden van die grootse gestalte waar ze deel aan hebben.
En tegenover de gestalte die een natie, een volk is, staan andere volken en naties en de tegenkrachten die van hen uitgaan, of, om die er ook bij te halen, de krachten die uitgaan van andere geloven, andere culturen, die machtige tektonische platen die over de aarde schuiven. Maar het zijn geen heldere bedoelingen of keuzen die volken of culturen voortdrijven – of ja, deels wel: meer welvaart, meer macht, meer succes. Het zijn vooral beelden, dromen, gewoonten en gebruiken die ieder hun eigen voltooiing zoeken en een balans van krachten en drijfveren bewerkstelligen die een volk, een natie, een cultuur zijn unieke, onverwisselbare gestalte geven. Onmogelijk, niet uit te voeren zijn dingen soms in een cultuur, of juist zeer eenvoudig – ik noem iets: ondernemingslust, avonturisme in bijvoorbeeld een dynamische cultuur; of zakelijkheid in een rationele cultuur, of openhartigheid, of nieuwsgierigheid en intelligentie... De daarbij horende maatschappijen en culturen zijn simpel te bedenken. Maar andersom: hoe de voor oorlog of opstand noodzakelijke vechtlust te ontwikkelen in een cultuur van pacifisten – ik hou het eenvoudig –; of liever zo’n cultuur om te vormen tot een cultuur van weerbaren – de tegenkrachten zijn bijna onoverkomelijk; of wetenschap, techniek, kunst in de bedompte en verlammende wereld van gelovigen. Zoiets geldt ook voor meningen en inzichten. Onzegbaar, niet te formuleren, of zelfs nauwelijks te denken zijn zaken soms in een cultuur, die een grondtoon, een klankkleur heeft, bevorderlijk voor het ene, hinderlijk voor het andere – al is het soms alleen maar doordat in een taal, of door de kleur, het temperament van een cultuur of van een volk, sommige zaken onzegbaar of onuitbaar zijn – de stroeve uitingen of de nauwelijks toegejuichte (en daardoor geen adem krijgende) meningen en overtuigingen van geïsoleerde enkelingen; en als het erop aankomt eigenlijk te mijden, te wantrouwen enkelingen. Maar soms plotseling krijgt een volk, een cultuur vleugels, is alles mogelijk, is alle stroefheid en moeizaamheid verdwenen – door toeval, door een gelukkige vondst, een idee, een plotselinge samenstand van krachten. Overmacht op de wijde omtrek, onweerstaanbaar voortgaand, uitdijend in blinde zekerheid, log en onprecies zoals dat bij volken en culturen gaat – tot een kracht hen stuit.
Log en onprecies, zei ik, en ook: blinde zekerheid. Ja, want het is het samenstel van krachten dat stuwt en drijft zonder veel ratio of overleg; het zijn de dromen en verlangens die plotseling een kans krijgen – de ziel van een volk, de ziel die hunkert naar meer, naar anders, naar het nieuwe; dit is het niet, dit was niet genoeg – meer, anders. En plotseling is er een incident, een toeval, een vonk van inzicht die nieuwe onverwachte krachten geeft, nieuwe beelden en nieuwe verwachtingen – een profeet, een anders-gelovige en geroepene, een nieuwe leer, een sprong in techniek... en wonderen en catastrofes vinden plaats. Ik zei Hitler, Stalin, Mao; maar ik kan ook zeggen: de lucide Atheense stadstaat, het kleine volk der Latijnen met hun wereldrijk, idem de Koreïsche stad Mekka, of de Hollanders, de Zeven Provinciën met hun haast beslissende opmaat tot de Verlichting, of daarvoor Luther en de religieuze stap naar individualisme en verantwoordelijkheid; de Fransen, de Russen met hun revoluties – een tragedie voor de bewoners van die landen maar een grote sprong voor de mensheid. Naar die landen, die culturen en geloven, die composities van krachten, talenten en inzichten, die grootse gestalten met ieder hun eigen aard, hun eigen karakter wil ik u meevoeren. Hun opkomst en hun ondergang, hun grandeur en tragiek, hun verstening, hun verdorring en vergruizeling. En naar de krachten en ook de vondsten en ideeën, de dromen en hartstochten die hen voortdreven.

 

© Wessel te Gussinklo

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum