De eerste zinnen van Hilsenraths Het sprookje van de laatste gedachte, vertaald door Elly Schippers

16 oktober 2010
| | | | | |

De laatste gedachte van een mens, zo gaat het sprookje, staat buiten de tijd. Op de poort van de Anatolische stad Bakir beleeft Thovma Khatisian nog één keer de lijdensweg van het Armeense volk, gespiegeld in zijn eigen familiegeschiedenis. Geleid door de meddah, de sprookjesverteller, volgt Thovma als laatste telg uit een oud geslacht de levensweg van zijn vader, die hem voert van een idyllisch bergdorpje naar de folterkamers van de Turkse machthebbers. Terwijl hij zijn laatste adem uitblaast is hij getuige van de schrikwekkende pogrom, waarmee de Turkse regering in 1915 beoogde het ‘Armeense probleem’ op te lossen.

Elly Schippers vertaalde Het sprookje van de laatste gedachte (Das Märchen vom letzten Gedanken) van Edgar Hilsenrath, en we vroegen haar de vertaling van de eerste zinnen toe te lichten.

‘Ich bin der Märchenerzähler in deinem Kopf. Nenne mich Meddah.
Und nun sei ganz still, Thovma Khatisian. Ganz still. Denn es dauert nicht mehr lange. Bald ist es soweit. Und dann… wenn deine Lichter allmählich ausgehen… werde ich dir ein Märchen erzählen.’
‘Was für ein Märchen, Meddah?’
‘Das Märchen vom letzten Gedanken. Ich werde dir sagen: Es war einmal ein letzter Gedanke. Der sass im letzten Angstschrei und hatte sich dort versteckt.’

‘Ik ben de sprookjesverteller in je hoofd. Noem mij meddah.
En nu heel stil zijn, Thovma Khatisian. Heel stil, want het duurt niet lang meer. Straks is het zover. En dan… als je lichten langzaam uitdoven… zal ik je een sprookje vertellen.’
‘Wat voor sprookje, meddah?’
‘Het sprookje van de laatste gedachte. Ik zal tegen je zeggen: Er was eens een laatste gedachte. Die zat in de laatste angstkreet en had zich daar verstopt.’

Geen moeilijke zinnen voor een vertaler, wel een typerend begin voor de schrijver. Ten eerste door de dialoogvorm, waar Hilsenrath in al zijn boeken veelvuldig gebruik van maakt, en ten tweede door de lichte, bijna tedere, sprookjesachtige toon, en daarin schuilt misschien toch een moeilijkheid voor de vertaler. Hilsenrath laat Thovma Khatisian aan de hand van de sprookjesverteller de hele Armeense geschiedenis inclusief de genocide beleven, maar hij doet dat steeds op een laconieke, bijna terloopse toon, met een satirische ondertoon. Soms lijkt het of hij de gebeurtenissen alleen maar aanstipt, eroverheen zweeft, maar wat hij vertelt, treft je soms als een mokerslag. Een van de beschrijvingen van de dodenmarsen gaat bijvoorbeeld als volgt:

‘Alles ging er menselijk aan toe. En Allah was getuige dat het niet de schuld van de zaptiyes was dat de Armeniërs zoveel bagage hadden, meer dan ze konden dragen. Het meeste bleef op de weg liggen toen de zaptiyes de mensen al vloekend en scheldend verder dreven en hen ook een beetje kietelden met hun rijzwepen. Omdat veel van de Armeniërs, vooral de heel ouden, niet vlug genoeg konden lopen, kwam het ook voor dat de zwepen niet zomaar kietelden, maar wat harder sloegen. Dat was onvermijdelijk, want hoe moesten de zaptiyes anders uiting geven aan het bevel om er vaart achter te zetten? Ook later, toen de heel ouden en zwakken in elkaar zakten en doodgeschoten moesten worden omdat er niemand achter mocht blijven, tenminste niet levend, was het de zaptiyes duidelijk dat ze hen in feite menselijk behandelden.

Die toon bijna 500 bladzijden lang vasthouden vormde bij het vertalen de grootste uitdaging.

Overigens heb ik dit boek in 1991 vertaald en nu, bijna 20 jaar later, voor de nieuwe editie volledig herzien. Een spannend avontuur. Enigszins huiverig begon ik eraan: zou ik de oude vertaling waardeloos vinden of zou ik nog best tevreden zijn? Ik moet zeggen dat ik aan de eerste zinnen niet veel heb veranderd, maar dat ik wel heb gemerkt dat ik er in die 20 jaar het nodige bij heb geleerd. Gelukkig maar!

Wat het thema van het boek betreft ligt het helaas anders. De Turkse autoriteiten lijken niet veel geleerd te hebben, gezien de moord op de Turks-Armeense journalist Hrank Dink in 2007 en de recente arrestatie van de Turkse schrijver Dogan Akhanli, die beiden hun kritiek op de houding van de Turkse overheid inzake de Armeense genocide niet onder stoelen of banken hebben gestoken. Dat geeft het boek nog steeds een hoge actualiteitswaarde.

Elly Schippers vertaalde eerder van Hilsenrath ook De thuiskomst van Jossel Wasserman, en daarnaast werk van Charles Lewinsky, Elias Canetti, Arthur Schnitzler en Erick Kästner.

De eerste zinnen van Hilsenraths Het sprookje van de laatste gedachte, vertaald door Elly Schippers

Delen op

pro-mbooks1 : athenaeum