De eerste drie woorden van Vergilius' Aeneas

21 maart 2014
| | | |

'Ik zing over de strijd en de man die uit Troje gevlucht is,' zo vangt Vergilius' verhaal aan over de Trojaanse held Aeneas, door de goden uitverkoren als stamvader van de Romeinen. De Aeneas verhaalt, tegen het decor van de homerische Ilias en Odyssee, van de omzwervingen van Aeneas na de val van Troje. Van de tragische liefdesgeschiedenis tussen hem en Dido, moeder van Carthago, en van de dood van zijn vader Anchises, die hij het brandende Troje had uitgedragen. Beroemd is ook de beschrijving van Aeneas' afdaling naar de onderwereld, en zijn ontmoetingen met de doden.

Meld je aan voor onze nieuwsbrief

In het nationale epos van de Romeinen vormen de strijd en de zwerftocht van Aeneas de noodzakelijke ingrediënten van het mythische ontstaan en de opkomst van het machtige Romeinse Rijk. De vermenging van mythe en heldhaftigheid, van oorlog en gehoorzaamheid, van noodlot en tragiek hebben van Aeneas, het epos en zijn held, een icoon gemaakt in de traditie van de westerse geschiedenis en literatuur. Wij vroegen Piet Schrijvers, tijdens deze Week van de Klassieken, zijn vertaling Aeneas van Vergilius toe te lichten.

N.B. Lees op onze site ook fragmenten uit Schrijvers' vertaling van de Aeneis en de Bucolica. Ook brachten we een fragment uit Lucretius' De natuur der dingen.

De drie woorden arma virumque cano [Troiae qui primus ab oris…] (letterlijk: ‘de strijd en de man bezing ik, [die als eerste van Troje’s kusten…]) vormen de beroemde opening van het epos Aeneis van de Romeinse dichter Vergilius. Na dit eerste halve vers zullen nog meer dan 12.000 dactylische hexameters volgen. Die eerste woorden veroorzaken naar mijn mening een onoplosbaar vertaalprobleem. Ik zal eerst in chronologische volgorde een aantal recente (geanonimiseerde) vertaaloplossingen van anderen dan mijzelf opsommen: 1. ''k Zing van den strijd van den held, die het eerst...' (1951); 2. 'Ik zing van oorlog, ik zing van de man die het eerst...' (1959); 3. 'De meesterdaden van een man bezing ik die door zijn lotsbestemming...' (1978); 4. 'Wapens bezing ik – strijd en de man, die als eerste...' (1997); 5. 'De heldenstrijd bezing ik van de man die vanuit Troje...' (2000).

Vertaalproblemen

De diverse voorstellen laten de syntactische en semantische vertaalproblemen al doorschemeren. Syntactisch: het betrekkelijk voornaamwoord qui (die) hoort bij virum (man), niet bij het grammaticale onderwerp 'ik' (uitgedrukt in de werkwoordsvorm cano). De omzetting bij Vergilius (Troiae qui), mogelijk dankzij de vrijere woordvolgorde van het Latijn, biedt naast een metrisch voordeel (de hexameter valt nu niet uiteen in twee gelijke helften) ook semantische winst: Troiae  geeft al te kennen dat de relatieve bijzin bij de man en strijder behoort. In mijn geciteerde vijftal heeft alleen nummer 3 de Latijnse woordvolgorde gehandhaafd. De anderen (ik ook) durfden dit niet aan en plaatsten de 'man' direct als antecedent bij 'die'. Is nummer 3 acceptabel?

Er valt receptiehistorisch bezien veel voor de derde oplossing te zeggen. Latere (Romeinse) dichters verwijzen graag naar het epos van Vergilius met de twee beginwoorden arma virumque. Op de muren van plees in Pompeï staan ook die twee woorden gekrast (door getergde schooljongens?) en iedereen wist wat er aangeduid werd! Je zou idealiter dit effect ook in de Nederlandse vertalingen willen terugvinden (zoals iedereen bij het beginwoord Wilhelmus weet waar we het over hebben: het Wilhelmus). Maar ondenkbaar natuurlijk: het 'Oorlog en Strijder' als aanduiding van de Aeneis (ik geef deze variant in de hoop dat iedereen nu denkt aan de titel Oorlog en Vrede). Maar de nu verzonnen variant 'strijder' heeft historisch-intertekstueel weer het nadeel dat de homerische brontekst (het beginwoord van de Odyssee van Homerus: andra moi) het element 'man' bevat dat voor iedere (antieke) lezer/luisteraar meeklonk in het Latijnse virum ('man').

Vertalen wat er staat

Ik heb zelf inmiddels twee versies gepubliceerd. In mijn actualiserende-populistische fase (1995, 1996) luidde de oplossing: 'Mijn verhaal gaat over oorlog en over een man die als eerste...' (bij voorkeur uit te spreken als door een oorlogsveteraan met een zelf gedraaid sigaretje in de mondhoek, kortom laag houden die begintoon en vooral geen cano ('ik zing') dat al in Vergilius' tijd literaire fictie was. Ik vond het grappig te constateren dat toen Marietje d’Hanes vertaling door één acteur op toneel werd voorgedragen, de ondertitel luidde (als ik het mij goed herinner): 'het verhaal gaat' (trouwens ook een titel van een moderne bijbelbewerking).
Inmiddels bekeerd tot 'vertalen wat er staat' en overtuigd dat actualiserende vertalingen hun doel voorbijschieten (en snel verouderen), liet ik in mijn herziene versie van 2011 afdrukken 'ik zing over de strijd en de man [die uit Troje gevlucht is...'. Tot mijn innige tevredenheid verwees mijn uitgever Patrick Everard in zijn folder naar 'de strijd en de man'; één moderne lezer had het in elk geval begrepen.

De vijfde regel

Nu had ik mij voor de herziene editie wel in een extra dwangpositie gebracht. Vóór mijn nieuwe vertaling staan de beginverzen van het epos afgedrukt zoals men die in de Late Oudheid accepteerde (arma virumque cano.. vormde toen, nu niet meer, de vijfde regel). In een laat-antieke biografie luidt het begin van de Aeneas in mijn vertaling van deze Vita Vergiliana (2011, p. 12) aldus [de eerste vier regels verwijzen naar voorgaande dichtwerken van Vergilius: Herderszangen (Bucolica) en Landleven (Georgica)]: 

            Ik die vroeger een lied heb gespeeld op de spichtige rietfluit
            en uit de bossen wegging om de naburige akkers
            te dwingen de wens te vervullen van de hebzuchtigste landbouwers,
            een werk bij boeren geliefd, [bezing nu] de grimmige krijgsgod:
            ik zing over de strijd en de man die...

In regel 4 heb ik 'bezing' aangevuld en het Latijn aldaar at nunc horrentia Martis (arma virumque cano, waarin horrentia (huiveringwekkende) bijvoeglijke bepaling is bij, god beter 't, arma), verzelfstandigd, anders houd ik geen volledige beginregel (1=5) over. Uitgeput buigen vertaler (en lezers) nu het hoofd: er volg(d)en nog 12.000 regels.

Piet Schrijvers is emeritus hoogleraar Latijnse taal- en letterkunde aan de Universiteit van Leiden, essayist en vertaler. Hij vertaalde naast Vergilius ook Horatius en Seneca. Voor de vertaling van De rerum natura van Lucretius ontving hij in 2011 de Martinus Nijhoff Prijs. In 2007 ontving hij de Oikos publieksprijs.

pro-mbooks1 : athenaeum