De eerste zin van Arnold Zweig, De strijd om sergeant Grisja, vertaald door L. Caris en J. Post

16 januari 2014
| | | | |

Een Duitse patrouille heeft de Russische soldaat Grisja na zijn ontsnapping uit een krijgsgevangenenkamp ergens in de eindeloze winterse bossen opgepakt en gearresteerd. Omdat hij zich niet binnen de vereiste drie dagen heeft gemeld, beschouwen de Duitsers hem als spion en veroordelen hem ter dood. Maar Grisja heeft een valse identiteit aangenomen, en als hij zijn echte naam bekendmaakt en kan bewijzen dat hij de in december 1917 ontvluchte sergeant Grisja Paprotkin is wordt het oordeel opgeschort. Vervolgens ontstaat er een strijd binnen de rechterlijke macht over het vonnis dat het lot van Grisja bepaalt.

Athenaeum vroeg Lilian Caris en Jantsje Post, die de vertaling van Arnold Zweigs De strijd om sergeant Grisja herzagen, de eerste zinnen toe te lichten.

Witte olifant

De nieuwe editie van De strijd om sergeant Grisja is een herziening van een uit 1935 stammende uitgave, 'naar het Duitsch bewerkt' door M.J. Molanus-Stamperius. Deze bewerking leek in eerste instantie goed in wat moderner Nederlands te kunnen worden omgezet, maar gaandeweg bleek de vertaalster zich behoorlijk wat vrijheden ten opzichte van de brontekst te hebben veroorloofd, waardoor er veel van de voor Zweig kenmerkende stijl verloren ging. Zinnen waren ingekort, vaak ten koste van natuurbeschrijvingen en de voor Zweig zo typerende ironie en humor; de vertaalster had naar eigen inzicht gemoedsaandoeningen toegevoegd en er bleken aperte fouten in te staan, bijvoorbeeld het werkwoord 'regen' vertaald als het zelfstandig naamwoord 'Regen', 'schon' als 'schön' (zoals in de laatste zin van de verderop geciteerde eerste alinea), of een 'weise Elephant' die geen wijze olifant werd maar een witte.

Bij de herziene vertaling hebben we ervoor gekozen zo dicht mogelijk bij het origineel te blijven. Uiteindelijk bleek de bestaande vertaling soms eerder een handicap dan een hulpmiddel en kwam de bewerking bijna neer op hervertalen.

Tegenwoordige en verleden tijd

Een van de problemen die zich voordeden, was dat Zweig veelvuldig het gebruik van de tegenwoordige tijd afwisselt met de verleden tijd; in het Duits niet ongebruikelijk, maar bij Nederlandse lezers komt het algauw vreemd over. In de tamelijk recente Engelse vertaling (Eric Sutton, 2000, Londen) koos de vertaler consequent voor de verleden tijd.

Omdat wij zo dicht mogelijk bij de brontekst wilden blijven, hebben we een gulden middenweg bewandeld: om de auteur niet al te veel geweld aan te doen zijn bepaalde gedeelten in de tegenwoordige tijd gehandhaafd, bijvoorbeeld wanneer het om het schetsen van algemene situaties gaat, of als het omzetten in de verleden tijd bij een (langere) beschrijving ten koste zou gaan van de levendigheid. Waar het om de verhaallijn ging en de - soms veelvuldige - afwisseling van tegenwoordige en verleden tijd vreemd of storend was, is hebben we de verleden tijd gebruikt. Om dit te demonstreren beperken we ons hier niet tot de eerste zin, maar bespreken we de eerste alinea en het begin van de tweede, en laten we de overgang zien van het voor Zweig kenmerkende, steeds terugkerende kosmische perspectief naar de concrete verhaallijn.

Die Erde, Tellus, ein kleiner Planet, strudelt emsig durch den kohlschwarzen, atemlos eisigen Raum, der durchspült wird von Hunderten von Wellen, Schwingungen, Bewegungen eines Unbekannten, des Äthers, und die, wenn sie Festes treffen und Widerstand sie aufflammen läßt, Licht werden, Elektrizität, unbekannte Einflüsse, verderbliche oder segnende Wirkungen. Erde hat, umwallt von ihrer schweren, wolligen Lufthülle, auf ihrer elliptischen Bahn jene Phase hinter sich, die ihre Nordwestgefilde am weitesten vom Lebensquell der Sonne weghält; unaufhaltsam kreisend arbeitet sie sich in günstigere Stellung. Da prallen die Strahlen der großen Glut erregender in Europas Bereich; die Atmosphäre gerät in Gärungen, rasende Winde stürzen von den kalten Zonen überall zu den schon wärmeren Landgebilden, in denen es sich, gelockt von der Magie des wieder wachsenden Lichtes, zu regen beginnt, zu keimen. Die Welle des Lebens in den Nordländern steigt langsam an, in ihren Menschen vollziehen sich, wie Jahr für Jahr, befremdende Wandlungen.
Es steht ein Mann im dicken Schnee, unten am Fuße eines schwarz angekohlten Baumes, der spitzwinklig in gute Höhe ragt mitten im verbrannten Walde, schwarz auf vielfach zertretener Weiße.

1935: In jachtende vaart raast de Aarde, Tellus, een kleine planeet, door de zwarte, ijzige ruimte, doorkruist door millioenen en milliarden trillingen en golvingen - bewegings-uitingen van den grooten onbekende, den ether, die, waar ze in botsing komen met een vaste substantie, tot licht worden, electriciteit, invloeden van niet te berekenen kracht, zegenend of verwoestend. Omgeven door haar beschermende, veilige luchtlagen, heeft de aarde op haar elliptische baan de phasen reeds doorgemaakt, welke de Noord-West-vlakten verre houden van de levensbron der zon. Rusteloos wentelend verovert ze zichzelve een gunstiger positie. Steeds intenser treffen de stralen van den machtigen vuurbol Europa; de atmosfeer geraakt in al heviger beweging, wilde winden stormen aan vanuit de koude gebieden en storten zich op de lief'lijk warme landouwen, waar weldoende regen teeder neerstroomt en zaad ontkiemt in den bodem onder de wondere tooverkracht van het Licht. Over de Noordelijke landen golft langzaam en traag het leven en in de mensen voltrekken zich, jaar na jaar, vreemde veranderingen.
Aan den voet van een half-verkoolden boom, die de gebroken takken grillig-tragisch omhoogstrekt temidden van het afgebrande woud, zwart in de onmetelijke vlakte van vuil-vertrapte witheid, staat een man, […].

2013: De aarde, Tellus, een kleine planeet, raast in jachtende vaart door de zwarte, ijzige ruimte, die doorkruist wordt door miljoenen, miljarden trillingen en golvingen - bewegingen van het grote onbekende, de ether, die waar ze in botsing komen met een vaste substantie veranderen in licht, elektriciteit, onberekenbare zegenrijke of verwoestende invloeden. Omgeven door haar beschermende veilige luchtlagen doorloopt de aarde in haar elliptische baan reeds de fasen die de noordwestelijke vlakten ver verwijderd houden van de levensbron, de zon. Rusteloos wentelend verovert ze zich een gunstiger positie. Steeds intenser treffen de stralen van de machtige vuurbol Europa; de atmosfeer raakt almaar heviger in beroering, woeste winden komen vanuit de koude gebieden aanstormen en storten zich op de al warmere landerijen, waar het, onder invloed van de toverkracht van het toenemende licht, begint te bewegen, ontkiemen. Over de noordelijke landen golft langzaam en traag het leven en in de mensen voltrekken zich, elk jaar opnieuw, vreemde veranderingen.
Aan de voet van een halfverkoolde boom, die midden in het afgebrande woud zijn hoekige takken hoog de lucht in stak, zwart in de onmetelijke, veelvuldig vertrapte witte vlakte, stond een man, […].

Kosmisch perspectief

Bovenstaande eerste alinea is typerend voor De strijd om sergeant Grisja. Zweig plaatst in de roman de lotgevallen van het individu herhaaldelijk in een groter, kosmisch perspectief. Dit geeft een bepaalde distantie ten opzichte van het verhaal maar brengt er ook een extra dimensie in, die heel goed werkt in combinatie met Zweigs bijzonder levendige verteltrant, waarbij je echt bijna letterlijk in de huid van de personages kruipt. Die dimensie sluit aan bij het morele dilemma waar dit boek over gaat, en waarbij de personages zich regelmatig beroepen op een hogere instantie, een bovenaardse moraal. Door dit kosmische perspectief, dat steeds op de achtergrond aanwezig blijft en waarmee de roman ook eindigt, wordt het verhaal van het individu overstegen.

Alle begin is moeilijk

De openingszin zou de lezer op de gedachte kunnen brengen dat het om een moeilijk toegankelijk boek gaat. Niets is echter minder waar. Het is geen gemakkelijk begin, maar dat wordt meteen gecompenseerd bij de overgang naar het eigenlijke verhaal, over de Russische sergeant Grigori (Grisja) Iljitsj Paprotkin, die uit een Duits krijgsgevangenenkamp ontsnapt. Vanaf die passage komen er personages in beeld; in eerste instantie de man in het afgebrande bos: een van de bewakers. Zweig geeft al snel een inkijkje in het innerlijk en de omstandigheden van deze ambachtsman uit Eberswalde, die in de vrieskou staat te kleumen en de tijd probeert te doden door in gedachten een voedselpakket samen te stellen voor thuis. Meteen gaat het over zeer concrete dingen zoals anderhalf pond boter, meel en erwten en de vraag of hij zijn rantsoen tabak misschien nog kan ruilen voor een blik surrogaatreuzel. Allemaal voor zijn vrouw en kind, van wie hij tegen zijn zin 'door iets onzichtbaars' gescheiden is, namelijk 'een bevel'. De distantie blijft, maar door het menselijke perspectief wordt de lezer onmiddellijk het verhaal in gezogen.

Kafkaëske machtsstrijd

Dat was voor ons het moment om te kiezen voor de verleden tijd; daar begint het verhaal. De bewaker ziet toe op de werkzaamheden van krijgsgevangenen die even verderop goederenwagons laden met op maat gezaagde stammetjes. Een van die gevangenen is Grisja, die voorbereidingen treft voor zijn ontsnapping. De volgende nacht slaagt hij er inderdaad in uit het kamp te ontsnappen en in zijn schuilplaats in de goederentrein richting oosten mee te reizen. Nadat hij de trein onopgemerkt heeft weten te verlaten en dagenlang alleen door de winterse bossen heeft gedwaald, komt de Russische sergeant terecht bij een groep vogelvrijen, die hem met het oog op zijn verdere tocht naar het oosten van Rusland een andere identiteit geven. Als hij weer door de Duitsers wordt opgepakt, lijkt dat hem juist noodlottig te worden: hij wordt als spion beschouwd, waarop executie staat. Nadat hij zijn ware identiteit bekend heeft gemaakt - later bevestigd door zijn voormalige bewakers uit het kamp - ontfermen de militaire rechter en een divisiegeneraal zich over Grisja en leggen zijn zaak voor aan een ander districtsgerecht. Het hoofd van dat district, een luitenant-generaal, weigert het doodvonnis in te trekken, waarna er tussen beide generaals een kafkaëske machtsstrijd ontstaat die de lezer - en Grisja - tot het laatste moment in spanning houdt. De gemoedsaandoeningen van de hoofdpersoon, van de militaire rechter en andere betrokkenen worden diepgaand en meeslepend beschreven, de waanzin van de oorlog wordt schrijnend voelbaar gemaakt. Met de uitgebreide natuurbeschrijvingen, de vaak levendige verteltrant en de ironie en humor maakt dit De strijd om sergeant Grisja tot een onvergetelijk, prachtig boek, dat bij herhaalde lezing blijft boeien.

Lilian Caris en Jantsje Post vertalen teksten vanuit het Duits en Engels naar het Nederlands, Post ook van en naar het Fries. De strijd om Sergeant Grisja is hun eerste literaire vertaalsamenwerking.

pro-mbooks1 : athenaeum