De eerste zinnen van Gabriel Roth, De onbekenden, vertaald door Peter Abelsen

07 maart 2014
| | | |

De onbekenden is het ontroerende en tegelijk ongelooflijk geestige verhaal van Eric Muller, die zich na een eenzame jeugd ontpopt tot succesvol computernerd, klaar om zich aan het volgende punt van zijn levensagenda te wijden: de liefde. En hoewel die liefde aanvankelijk bloeit, wordt allengs duidelijk dat Erics geliefde duistere herinneringen met zich meedraagt. Eric moet de confrontatie aangaan met dingen die zich aan zijn analytische verstand onttrekken. De onbekenden is een boek over de geheimen van het hart. Het blijkt moeilijker om één kwetsbaar mens te doorgronden dan alle software van Silicon Valley.

We vroegen Peter Abelsen zijn vertaling van Gabriel Roths De onbekenden (The Unknowns) toe te lichten.

It’s important to choose the right moment to arrive at a party. You want to get there after the vertiginous first hour, when the early arrivals stand awkwardly around the kitchen, but in time for the next phase, when the noise level reaches some threshold and triggers a feedback loop and everyone starts raising their voices to be heard. At such a moment it’s possible to imagine that this party will live up to the promise inherent in the notion of a party.
Als je naar een feestje gaat, is het van belang er op het juiste moment je entree te maken. Ontloop als het even kan dat beklemmende eerste uur, als de vroege gasten nog schuchter bijeen staan in de keuken, maar wees op tijd voor de fase daarna, als het geroezemoes een kritisch punt passeert en zich een geluidsspiraal ontwikkelt waarbinnen iedereen steeds harder moet praten om verstaanbaar te blijven – een ambiance waarin het voorstelbaar wordt dat het feestje tegemoet zal komen aan het begrip feestelijkheid.

De belangrijkste factor in het vertalen van literair proza is, althans voor mij, de mate van affiniteit die je met het boek in kwestie hebt. Hoe makkelijker het je valt de bevlogenheid te delen die de auteur had bij het schrijven, des te groter wordt de kans dat je in het Nederlands niet slechts tot een aanvaardbare weerspiegeling komt van de oorspronkelijke inhoud en stijl, maar ook de toon van het boek weet te benaderen.

Lach

The Unknowns van Gabriel Roth was in dat opzicht een zeldzaam aangename klus om te klaren. Dag in dag uit heb ik er glimlachend, en vaak zelfs hardop lachend, aan zitten werken – en warempel, nu er meer dan een half jaar na publicatie (!) opeens recensies in de kranten verschijnen (misschien kan de Athenaeum Boekhandel hieronder in een voetnoot uitleggen hoe dat mechanisme werkt; ik heb de hoop laten varen het ooit nog te doorgronden), lees ik frasen als ‘aanstekelijke vertelling’ (de Volkskrant) en ‘soepel proza met fijne doses ironie en zelfspot en […] bijna standupcomedyachtige observaties’ (Parool).

Da’s alvast mooi, die wetenschap dat mijn lach niet binnen de muren van mijn werkkamertje is blijven hangen, maar wat me vooral deugd doet is dat de recensenten ook werk maken van het morele dilemma waarvoor de hoofdpersoon in de loop van zijn geestige relaas komt te staan, en van de nooit expliciet wordende maar doorlopend aanwezige thematiek van dit boek – ik citeer De Volkskrant – ‘een discours over menselijke versus kunstmatige intelligentie.’  

Er valt veel te lachen in De onbekenden, maar voor zover het een komedie mag heten, is het beslist een tragikomedie, en bovendien roept het, voor wie daar gevoelig voor is, vragen op over het digitale tijdperk dat we in de voorbije jaren zó soepeltjes zijn binnengegleden dat het menigeen ontgaat hoe de wereld in tal van opzichten op zijn kop is komen te staan. Verwacht van Gabriel Roth geen passages met wijsgerige bespiegelingen over dit tijdsgewricht, geen eye openers à la Sartre of Kundera, om maar een paar dwarsstraten te noemen, maar hier is wel iemand van bovengemiddelde intelligentie aan het woord, die spreekt over een wereld waarop hij als ervaren IT’er beter zicht heeft dan de meesten onder ons.

Intentie

Roth wil, kortom, meer met dit boek dan je op het eerste gezicht zou aannemen – en daarmee kom ik op de hoofdtaak die ik voor prozavertalers zie weggelegd: eerst en vooral trouw zijn aan de literaire intenties van de auteur. Niet wat er letterlijk staat heeft het primaat, maar datgene wat de auteur, met het boek als geheel én zin voor zin, tot uitdrukking tracht te brengen: de thematische, narratieve en stilistische bedoelingen achter de gekozen woorden.

Natuurlijk zijn de bewoordingen van eminent belang en moet je er altijd zo dicht mogelijk bij in de buurt blijven. Maar zo goed als nooit maak je de intenties van een schrijver waar door hem consequent naar de letter te vertalen. Ze zijn er wel, schrijvers wier boodschap vooral schuilt in hun woordkeus en zinsconstructies, maar voor de meesten is taal toch vooral een middel tot een doel. Allemaal (nou ja, bijna allemaal) bouwen ze hun zinnen met zorg, maar altijd om een tekst te creëren die op meer niveaus werkzaam is dan alleen het direct zichtbare.

Die bedoelingen kunnen ambachtelijk, stilistisch, filosofisch of verteltechnisch zijn (suspense creëren, op de lach spelen, melancholie of wellust opwekken, of vervreemding, een Weltanschauung laten doorschemeren, de lezer op wendingen in de plot voorbereiden), maar literatuur gaat altijd zwanger van verborgen intenties. En of die nu op vakmanschap gebaseerd zijn of spontaan uit ongebreideld talent voortkomen, ze zijn bepalend voor het literaire gehalte van een boek. Bepalender, zeg ik, dan de feitelijke woorden.

Eigenheid

Als vertaler sta je voor de uitdaging om al die bedoelingen en bijbedoelingen, hoe verscholen ook, in jouw tekst aanwezig te houden, en dan ook nog in de oorspronkelijke verhoudingen. Zo niet, dan oogst je misschien schouderklopjes van hen die vertalingen plegen te controleren met het woordenboek in de hand, maar de literaire eigenheid van het boek zal ongetwijfeld zijn aangetast. Het ritme stokt, of jaagt op de verkeerde momenten; personages vallen uit hun rol; het proza wordt fletser dan in de brontaal; de Nederlandse lezer moet zich het hoofd breken over passages die voor landgenoten van de auteur vanzelfsprekend zijn, etcetera.

Je moet je zin voor zin rekenschap geven van wat de schrijver nu eigenlijk wil zeggen, en erop toezien dat die intenties zo ongeschonden mogelijk door de vertaalslag komen. Vooral voor wie naar het Nederlands vertaalt, een mooie maar zeldzaam omslachtige taal, is dat een opdracht die je zo goed als nooit naar behoren kunt verrichten als je niet durft te fraseren waar het nodig is, en zelfs durft te parafraseren als het echt niet anders kan.

Timing

Met De onbekenden was het al niet anders. Humor vormt, alle andere intenties ten spijt, de hoofdmoot van dit boek. En humor is timing, zoals u weet – wat op papier neerkomt op prozaritme, zinslengte, welgekozen interpunctie, ja vaak zelfs op lettergrepen tellen. Volgen waar het kan, aanpassen waar het moet, al bleef het dankzij het talent van Roth gelukkig meestal bij het eerste.

Wie deze lange, lange toelichting tot hier heeft gelezen (chapeau voor uw geduld , en excuses voor mijn breedsprakigheid, maar ik ben nu eenmaal een vakidioot), is hopelijk bereid de bovenstaande eerste zinnen met enige mildheid  te vergelijken. Geen vertaler komt tot hetzelfde resultaat, dus ook u zult dingen zien waarmee u het niet eens bent. Maar bedenk: die recensenten zijn niet voor niets zo enthousiast, toch? Of ik er wel of niet een pan van heb gemaakt laat ik aan u, maar doe uzelf niet te kort en lees dit boek. Het is, om met Het Parool te eindigen, een ‘zeldzaam onderhoudend debuut’.

Peter Abelsen vertaalde eerder werk van Junot Díaz, Joshua Ferris, Don DeLillo, Jonathan Franzen, Kevin Powers, Aleksandar Hemon, Jonathan Safran Foer, Ann-Marie McDonald, Tennessee Williams, Michael Cunningham, William Sutcliffe, C.P. Snow en Zadie Smith.

De eerste zinnen van Gabriel Roth, De onbekenden, vertaald door Peter Abelsen

Delen op

€ 13,99
pro-mbooks1 : athenaeum